Samenvatting basiskennis Aardrijkskunde. H. 1 t/m 8 & meer aantekeningen van proeftoetsen.
Met deze samenvatting heb ik de toets in 1x gehaald.
Met handige illustraties.
2/3 bestaat uit water.
Dag + nacht wordt veroorzaakt doordat de aarde in 24uur tegen de klok in rond
haar eigen as draait.
Zuidelijk halfrond seizoenen omgekeerd met de seizoenen op het noordelijk
halfrond.
Aarde heeft 1 maan. Draait in ruim 27dagen om de aarde, waarbij steeds dezelfde
kant van de maan naar de aarde toegekeerd staat.
Het zeewater staat onder invloed van:
1) Aantrekkingskracht van de maan.
2) De zon.
3) Een kracht die ontstaat door de draaiing van de aarde.
Er ontstaat 2 bulten waar het water wordt aangetrokken; Vloed -> hoogste waterstand.
Eb -> laagste waterstand.
Een gebied op aarde draait door de omwenteling van de aarde als het ware door
de gebieden heen waar het vloed & eb is. Ontstaat voortdurend opgaan tijd
(vloed) en dan afgaand tij (eb).
Aarde doorsnijden: buitenkant -> aardkorst. Onder
de aardkorst -> mantel. Bestaat uit magma. Dan de
vloeibare kern. Midden van de aarde -> vaste kern.
Aardbevingen + vulkanen -> komen voor waar
breuklijnen in de aardkorst zitten.
Aardkorst -> 6 grote aardkorstplaten, die langs deze breuklijnen bewegen.
Beweging niet geleidelijk, schoksgewijs. Aardbeving.
Langs de breuklijnen waar aardbevingen zijn, veel plaatsen ook vulkanen.
Rivieren stromen van hooggelegen gebieden naar de zee.
Rivieren nemen sediment mee vanuit de gebieden waar ze vandaan komen +
doorheen stromen. In NL veelal alleen nog zand + klei in de benedenloop van de
rivieren.
Aardbeving NL -> gaswinning vooral in het Noorden. Breuklijnen vooral bij de
Alpen.
Meridianen -> van Noord- naar Zuidpool. Ontmoeten elkaar op de polen.
Parallellen -> evenwijdig aan de evenaar.
,Hoofdstuk 3 Landschappen op aarde:
Landschap sterk beïnvloed door klimaat.
Tropisch gebied -> vanaf de evenaar gezien: tropisch regenwoudklimaat, savanne,
steppeklimaat en dan woestijn.
Gemiddelde zone -> loofbomen + naaldbomen.
Poolgebied -> toendra + poolijs.
Landklimaat -> naaldbomen groeien in Scandinavië, Rusland + Canada.
Aarde kan je in 3 gebieden verdelen:\
1) Tropische gebieden -> gebieden rondom de evenaar staat de zon midden op de
dag hoog aan de hemel. Veel buienwolken, blijven niet rond de evenaar hangen.
Door stroming van de lucht naar noorden/ zuiden. Hoe verder van het tropische
bos verwijderd, hoe droger. Woestijnlandschap.
2) van de subtropische gebieden naar de poolgebieden -> vooral temperatuur
doorslaggevende rol. Naar de polen toe, wordt het kouder. Zonnestralen vallen
schuiner in. Gevolgen zijn te zien aan plantengroei in het landschap.
3) Hooggebergten -> gebieden hoger dan 1500m. In Europa: Alpen, Pyreneeën,
Scandinavische hooglanden, Kaukasus. Andes: Zuid – Amerika, Rocky Mountains.
VS & Himalaya, Noorden India.
Hoe hoger in een gebergte, hoe meer de temperatuur daalt. Hoe verder van de
warmtebron (aardoppervlak) af, de temperatuur lucht steeds lager. In de bergen
komt de koude lucht vanuit de omgeving, dit wordt door de wind aangevoerd.
Temperatuur daalt ongeveer 0.8 graden Celsius per 100m stijging.
Temperatuur verloop op de berghellingen te zien in de plantengroei: van beneden
naar boven. In de dalen -> loofbomen. Verder naar boven naaldbomen dan
grasland. En uiteindelijk in kale rotsen & eeuwige sneeuw.
Verder van de evenaar af, daalt de temperatuur door steeds schuiner invallende
zonnestralen.
Landschap met een tropisch regenwoudklimaat ->
- Zuid – Amerika, Centraal Afrika, Indonesië.
- Door de ligging rond de evenaar geen seizoenen. Hoge temperaturen & veel
neerslag.
Landschap met savanne- en steppeklimaat ->
- Savanne grenst aan de tropische bossen. Het is er tropisch warm, regent
minder dan in tropisch bos.
- Savanne bestaat uit tropisch grasland, waar veel bomen & struiken groeien.
- Hele jaar door hoge gemiddelde temperaturen, veel minder neerslag dan bij
tropische bossen.
- Steppe grenst aan savannegebieden & aan woestijnen.
- Hoge temperaturen & weinig neerslag [minder dan bij een savanneklimaat].
- Tropisch grasland, paar struiken.
Landschap woestijnklimaat ->
- Grootste woestijnen noorden Afrika [Sahara] & midden Australië
[Victoriawoestijn].
- Oase -> water in de ondergrond zit.
- Sahara -> 90% zandwoestijn.
- Meeste andere woestijnen bestaan merendeel uit kale rotsen.
Landschap Middellandse Zeeklimaat ->
- Landen rondom Middellandse Zee -> Subtropische gebieden.
- Zomer -> warm & droog.
- Winter -> zacht, perioden hevige regenval.
Landschap met een zee- en landklimaat ->
- Zeeklimaat -> buurt van de open zee.
- Nederland ligt aan de Noordzee -> zeeklimaat.
- Koele zomers, warme droge zomers & het ontbreken van [erg] strenge winters.
- Landklimaat -> Gebieden liggen verder van de zee af. Warme zomers,
strenge winters.
Landschap met toendraklimaat ->
- Laag groeiende struiken & planten, die goed tegen de kou kunnen.
- Hele jaar door lage gemiddelde temperaturen beneden het vriespunt.
, - Rond het noorden.
Landschap met poolklimaat ->
- Vriest het hele jaar. Neerslag blijft liggen in de vorm van sneeuw en ijs.
Landschap met hooggebergteklimaat ->
- Verschillende klimaten op 1 berghelling.
- Op berghellingen, waar het kouder is, zie je veelal naaldbomen. Bepaalde
hoogte te koud voor naaldbomen. Dan heb je de boomgrens. Boven de
boomgrens, weiden. Kom je nog hoger kale rotsen, uiteindelijk eeuwige
sneeuw.
Hoofdstuk 4 landschappen in Nederland:
Hoog Nederland -> heuvellandschap, zandlandschap, hoogveenlandschap.
Laag Nederland -> duinlandschap, zeekleilandschap, laagveenlandschap &
rivierenlandschap.
Zuidoosten oudste landschap; heuvellandschap [Zuid-Limburg].
Heuvellandschap ->
- Komt Löss voor. Vruchtbare grondsoort
met geelbruinachtige kleur.
- Op plateaus & onderaan op de
hellingen veelal akkerbouw.
- Permanente begroeiing van de randen
van de akkers -> erosiegeulen
voorkomen.
- Mergel -> vast kalkgesteente, meters
onder löss.
- Grotten ontstaan -> blokken uit
kalksteen gehakt, voor het gebruik als bouwmateriaal.
- Door wind meegenomen van de bodem van de droog gevonden Noordzee.
Zandlandschap ->
- Drenthe, Overijssel, Noord – Brabant, Gelderland. Oostelijk deel van NL.
- Veelal heuvelachtig. Maar er zijn maar hoogteverschillen van max. 100m. Lang
niet zoveel reliëf als in Zuid –Limburg.
- Zand is onvruchtbare grond, te weinig voedsel voor planten. Niet geschikt voor
akkerbouw.
- Vlakbij dorpen wel akkerbouw. Ze werden vruchtbaar gemaakt met mest van
het vee.
- Sinds uitvinding kunstmest [1850] steeds meer heidegebieden, akkers
geworden.
- Heidegebieden zijn niet geschikt voor akkerbouw. Regenwater zakt daar diep
weg de grond in. Veluwe -> grond te droog.
- Veluwe & zandgronden Drenthe komen grootste uitgestrekte bossen voor. Bos
gekapt voor hout. Die plaatsen had wind vrij spel & stoof zand op tot duinen ->
stuifduinen.
- Heuvelruggen -> ijs duwde bij het schuiven de grond als een bulldozer voor
zich uit [stuwwallen]. Utrechtse heuvelrug, heuvels op de Veluwe, heuvels bij
Nijmegen.
- IJstijd -> ook wel glaciaal. Is een koudere periode waarbij de gemiddelde
temperatuur veelal 5 tot 10 graden lager ligt dan nu.
- Zandlandschap ontstaan -> rivieren waren wilder dan nu en zetten grote
hoeveelheden zand af.
Voormalig hoogveenlandschap Hoog – NL ->
- Hoogveen vooral in Drenthe, afgegraven om te gebruiken als brandstof.
Gedroogd veen [turf] bestaat uit compacte plantenresten die goed branden.
- Hoogveenlandschap bestaat nu uit grote rechte akkers met sloten aan
weerszijden.
Duinlandschap ->
- Noord + Westkust.
- Westelijk deel van NL grenst aan Noordzee. Alleen daar stranden & duinen.
- Zandbanken -> door golven van de zee.
, - Bij eb kan de wind vat krijgen op het droge zand dat op strand ligt. Zand dat
wegwaait, verderop ophopen tot duinen. Op plaatsen waar duinen begroeid
zijn, zand door planten ingevangen en blijft uiteindelijk liggen. Duinen worden
zo langzaam breder & hoger.
- Functies van duinen -> zeewering, recreatiegebied, natuurgebied en
waterwingebied.
- Regenwater dat in de duinen valt, wordt opgepompt en via
drinkwaterleidingen naar de steden geleid.
- In Hoog – NL -> drinkwater vanuit het grondwater gepompt.
- In Laag –NL -> grondwater te brak om van te drinken. Drinkwater gewonnen
uit oppervlakte water van rivieren, meren en plassen.
Laagveenlandschap ->
- Zuid – Holland.
- Van oorsprong te drassig om er te wonen en landbouw te bedrijven.
- Om het gebied minder drassig te maken, sloten gegraven. Daarmee stroomde
het water langzaam uit het veen weg.
- Om te voorkomen dat laag – veengebied bij regenval onder water zouden
lopen, werden er dijken en een ringvaart om de veengebieden heen gelegd.
- Polder -> gebied waar het water kunstmatig wordt beheerd en steeds moet
worden weggepompt om ervoor te zorgen dat het gebied niet onderloopt.
- Herkennen aan: lange smalle kavels en grote aantal sloten die een regelmatig
patroon met daarin veelal wat krommingen hebben.
- Vanwege hoge grondwaterstand, alleen geschikt als grasland. Ook wel
gesproken van veenweidegebieden.
- Legakker -> het uitgebaggerde veen werd te drogen gelegd op een smalle
langgerekte akker naast de sloot.
Zeekleilandschap ->
- Zuid – Holland, Noord – Holland, Flevoland, Zeeland, Groningen, Friesland.
- Waar duinen ontbreken zijn zeedijken aangelegd.
- Oosterschelde heeft een stormvloedkering [waterbouwkundige constructie],
die bij een zware storm wordt gesloten. Hoog water.
- Westerschelde als enige zeearm niet afgesloten door een dam, anders geen
zeeschepen meer door kunnen varen naar haven van Antwerpen. Daarom
langs Westerschelde zware zeedijken aangelegd.
- Bij Waddenzee; dijken land beschermen tegen overstromingen.
- Grond in zeekleigebieden wordt gebruikt als akkerland. Liggen veelal net
beneden de zeespiegel. Vaak polders.
- Vooral in de Middeleeuwen zijn door zware stormen grote meren en zee –
inhammen ontstaan doordat veel laagveen door de golven werd weggeslagen.
Bodem van de meren bestond uit zeeklei.
- Droogmakerijen -> rondom het meer een dijk met een ringvaart. Met
windmolens werd water uit de meren weggepompt, totdat ze droog kwamen te
liggen. Regelmatige blokvormige akker op zeeklei.
- Groningen -> zeeklei gebruikt als akkerland.
- Friesland -> vooral vee gehouden op zeeklei + veel graslanden.
Rivierenlandschap ->
- Om te voorkomen dat de rivieren in Laag – NL overstromen, zijn er rivierdijken
aangelegd.
- Uiterwaarde -> land tussen de zomer en winterdijk.
- Bij hoge waterstanden overstromen de
uiterwaarden, worden dan gebruikt als
waterbekken. Overtollig water kan dan
even geparkeerd worden.
- Kribben -> om de stroming van het water
op deze plaatsen af te remmen.
- de veranderende waterhuishouding in de
rivieren heeft verschillende oorzaken:
1) verstening van het landschap wordt het
regenwater voor een belangrijk deel niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Merliin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.