Uitgebreide collegeaantekeningen van het vak Bijzondere overeenkomsten. Ik heb alle relevante stof letterlijk meegetypt en ook de relevante afbeeldingen (van de dia's) heb ik in het document geplakt! De jurisprudentie komt ook uitvoerig aan bod!
Prof mr dr c.m.d.s. pavillon
All classes
Subjects
bijzondere overeenkomsten
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Rechtsgeleerdheid
Bijzondere overeenkomsten
All documents for this subject (18)
Seller
Follow
slvandenberg
Reviews received
Content preview
Hoorcollege 1 (5 september ’24): Nietigheid & vernietigbaarheid algemeen
Dit vak gaat natuurlijk vooral over bijzondere overeenkomsten (boek 7), maar af en toe – en
daarvan is dit college een voorbeeld – zullen we ook even teruggrijpen op algemene
leerstukken. Vandaag gaan we vrij diep in op het leerstuk van nietigheid en
vernietigbaarheden.
Zijn er grenzen aan contractsvrijheid?
Ja, dat is het onderwerp van dit college.
Rb Den Bosch NJF 2011/350
Y en Z hebben een relatie en worden bij de koop van een huis een contractuele boete
verschuldigd van 27.000 euro. Relatie gaat uit. Y leent 13.500 van zijn ouders die aan de lening
voorwaarden stellen. In de overeenkomst staat dat ‘… indien Y nu of in de toekomst een relatie
heeft, bestendigt of opnieuw aan gaat met Z, het nog openstaande saldo van deze lening op dat
moment direct opeisbaar zal worden.’ Verder was het eigenlijk een als lening verkapte
schenking, er stond namelijk nergens wanneer hij het terug moest betalen. Y tekent de
overeenkomst en krijgt toch een relatie met Z. Y zoekt naar een manier om onder deze
overeenkomst uit te komen, mag dit zomaar? Er is contractsvrijheid, partijen hebben hiervoor
getekend, maar mag je zo ver gaan? Nee, het is in strijd met recht op privéleven (art. 8 EVRM
jo. art. 3:40 BW (invulling ‘goede zeden’)). Dat grondrecht geldt in verticale verhouding, tussen
staten en burgers. Dat betekent dat het recht, in dit geval het privaatrecht van de lidstaat, zo in
elkaar moet zitten dat het recht op privacy wordt gewaarborgd. In art. 3:40 BW staat dat een
overeenkomst nietig is wanneer deze in strijd is met ‘de goede zeden’, dat vage begrip wordt
ingevuld aan de hand van art. 8 EVRM. Terwijl dat verdrag in verticale verhoudingen geldt
wordt op die manier het toch in horizontale verhouding ingelezen. De rechtbank vond dan ook
dat dit te ver ging. Dit is een voorbeeld dat de contractsvrijheid botst met een fundamenteel
recht.
Er zijn nog andere voorbeelden: draagmoederschap, orgaandonatie, prostitutie, dwergwerpen,
etc. Er was in Frankrijk een ‘dwerg’ die door zijn beperking voor veel beroepen niet in
aanmerking kwam, maar hij had dwergwerpen ontdekt en zo verdiende hij zijn geld. Toen was
de vraag: moet dat niet worden verboden? Dan was er weer die spanning tussen
contractsvrijheid en een soort publiek belang (in strijd met menselijke waardigheid). Hij zei:
dat mag ik toch zelf bepalen, boksen en andere gevaarlijke sporten mogen toch ook?
Uiteindelijk vond de Franse rechter dat dit niet mocht, maar over dit soort principiële
beslissingen kan je zeker anders over denken. Een ander voorbeeld is orgaandonatie, dat is echt
een ding in armere landen dat mensen hun organen aanbieden voor geld. Is dat in strijd met de
menselijke waardigheid, maar 12 uur per dag werken in een sweatshop dan niet? Dit zijn dus
principiële grenzen aan de contractsvrijheid. Wat ze gemeenschappelijk hebben is dat je aan de
ene kant de autonomie hebt van een persoon en aan de andere kant een waarde/principe.
Een tweede grens aan de contractsvrijheid zijn allerlei publiekrechtelijke regels. In art. 3:40 lid
1 BW staan twee toetsingscriteria: ‘de goede zeden’, dat is een vergaarbak van
waarden/principes/mensenrechten en de ‘openbare orde’. Dat zijn eigenlijk de
publiekrechtelijke regels, regels die de organisatie van een samenleving betreffen. Een
overeenkomst kan daarmee in strijd raken en is dan nietig. Dat gebeurt vaak, omdat er
krankzinnig veel regels zijn. In de praktijk word je dus geconfronteerd met een of andere regel,
een wet waar je nog nooit van hebt gehoord. Wat zijn de consequenties daar dan van voor de
overeenkomst? Omdat je dat eigenlijk niet redelijkerwijs kunt voorkomen zou je natuurlijk
kunnen denken: dat is gewoon jammer van die publiekrechtelijke regel. Die overeenkomst moet
,gewoon in stand blijven, want anders wordt het een puinhoop, die schending van het
publiekrecht moet dan maar via het publiekrecht worden opgelost (een boete of iets dergelijks).
Het tegenovergestelde standpunt is dat je zegt: het moet gewoon altijd nietig zijn, anders wordt
het heel ingewikkeld en moet je per wet/bepaling gaan kijken of de hele overeenkomst of een
deel van de overeenkomst nietig is. Het slechte nieuws is dat geen van beide standpunten juist
is. Er wordt geval per geval gekeken of de publiekrechtelijke regel is geschonden, of die nou
inderdaad de strekking heeft dat de overeenkomst geheel of gedeeltelijk nietig is.
Welke belangen staan hier tegenover contractsvrijheid? Aan de ene kant principieel: regels
moeten worden gehandhaafd. Als er publiekrechtelijke regels zijn dan gelden die gewoon. Die
gelding wordt natuurlijk drastisch ondermijnd als iedereen door middel van een overeenkomst
van die regels kan afwijken. Aan de andere kant meer praktisch, een economisch belang: als
alles nietig zou zijn, dan zijn heel veel overeenkomsten nietig en dat is een rommeltje. Je hebt
een overeenkomst, die wordt uitgevoerd (prestaties worden over en weer verricht). Als die
overeenkomst nietig is dan, is de juridische grondslag aan die verrichte prestaties ontvallen.
Dan is er onverschuldigd gepresteerd (art. 6:203 e.v. BW). Dan moet het worden teruggedraaid,
dat is onhandig als het na een paar jaar of nog later blijkt. Bovendien zijn er vaak ketens van
contracten en als dan opeens de overeenkomst die de aanleiding vormde voor het sluiten van
de andere overeenkomsten nietig blijkt, dan hebben die andere overeenkomsten geen zin meer.
Dat is een beetje het spanningsveld waar je als wetgever een weg in moet zien te vinden. Het
heeft ook echt te maken met de hoeveelheid regels. Als er heel weinig publiekrechtelijke regels
waren, dan zou iedereen het weten, maar dat is niet zo. Als wetgever probeer je rekening te
houden met het feit dat iedere burger en ook iedere jurist niet het recht kent.
Het is vergelijkbaar met een kwestie in onrechtmatige daad recht. Ook daar zit je met de vraag:
levert iedere schending van een wettelijke plicht een onrechtmatige daad op? Je mag
bijvoorbeeld geen alcohol verkopen aan minderjarigen. Er komt een kind van 10 om twee
kratten bier, verkoper kent de ouders en geeft het mee. Kind laat de kratten op voet bejaarde
vallen. Kan je nu zeggen dat enkel en alleen op grond van strijd met verbod om alcohol aan
minderjarigen te verkopen dat de winkelier aansprakelijk is ten opzichte van de bejaarde? Of
een ander voorbeeld: je hebt geen rijbewijs, gaat in auto zitten en er ontstaat een ongeluk. Je
hebt geen schuld aan het ongeluk, maar als je je aan de regels had gehouden dan was je niet in
de auto gaan zitten en was het ongeluk niet gekomen. Kan je nou zeggen dat enkel en alleen in
verband met schending van de regels, dat je dan aansprakelijk bent? Het relativiteitsvereiste
(art. 6:163 BW) nuanceert dat, niet iedere schending van een wettelijke plicht leidt tot een
onrechtmatige daad. Als soort poortwachter tussen het publiekrecht en privaatrecht en een
soortgelijke poortwachter heb je dus in de vorm van art. 3:40 BW tussen het publiekrecht en in
dit geval het overeenkomstenrecht. In het kader van die artikelen probeer je dus een compromis
te vinden tussen die beide uitersten: soms wel rechtmatig, soms niet/soms wel nietig, soms niet.
Wat zijn verschillen tussen nietigheid en vernietigbaarheid?
Dat zijn twee manieren om de contractsvrijheid in te perken. Nietigheid ziet op een algemeen
belang (de rechtsorde, publiekrecht, openbare orde, principes). Als een overeenkomst nietig is
dan heeft de rechtshandeling niet het door partijen beoogde rechtsgevolg. Er is juridisch gezien
geen overeenkomst gesloten. Dat betekent dat de prestaties dat daar juridisch niets onder zit,
die zijn onverschuldigd en die kan je terugvorderen. Terug naar het voorbeeld van de ouders:
omdat de overeenkomst nietig was konden zijn die 13.500 euro niet terugvorderen.
Vernietigbaarheid ziet op een particulier belang (bedrog, bedreiging, misbruik van
omstandigheden). De rechtshandeling is dan wel geldig, maar die kan worden vernietigd. Dus
bij een nietigheid als die wordt geconstateerd dan is de overeenkomst nooit tot stand gekomen.
,Bij vernietigbaarheid dan is de overeenkomst er juridisch wel, maar dan heb je de optie om het
te vernietigen.
Door wie?
Nietigheid constateer je als partij, als dan de wederpartij het er niet mee eens is dan zal de
wederpartij dat constateren. Die nietigheid heeft automatisch terugwerkende kracht, want die
overeenkomst is nooit tot stand gekomen. Als je de overeenkomst op 1 januari sluit en op 1
oktober van hetzelfde jaar constateert de rechter dat de overeenkomst nietig is, dan is er nooit
een overeenkomst geweest. Bij vernietigbaarheid gaat het om een particulier belang, Y moet
iets doen, dus die moet actie ondernemen, die moet vernietigen. Hoe je dat doet staat in art.
3:49 Rv, dat is gewoon een mededeling. Het is gek genoeg niet aan een vormvereiste verbonden,
je kan bellen, appen, etc. dan is de rechtshandeling/de overeenkomst vernietigd. De bekendste
voorbeelden van vernietigbaarheid dat is dwaling (art. 6:228 BW), bedrog, bedreiging en
misbruik van de omstandigheden (art. 3:44 BW). Die mogelijkheid van vernietiging is wel
onderworpen aan een verjaringstermijn en die is relatief kort, namelijk drie jaar. De
verjaringsregels staan in titel 11 van boek 3 (art. 3:306 e.v. BW), maar stom genoeg staan ze
daar niet allemaal. Je hebt ook bijzondere verjaringsregels in boek 8, als het gaat om
dwangsommen dan heb je ook een hele korte termijn van 6 maanden en die staat in art. 611g
Rv.
- Nietigheid constateer je als partij, ambtshalve toepassing door rechter (art. 25 Rv)
- Vernietiging: beroep door partij is vereist (art. 3:49 Rv)
- LET OP: Bijzondere verjaringsregels bij vernietiging (art. 3:52 en 3:51 lid 3):
drie jaar)
Gevolg vernietiging
V verkoopt en levert op 1 januari een auto aan K. K vernietigt op 1 maart de overeenkomst
wegens dwaling (art. 6:228 BW). Wie was eigenaar van de auto op 1 februari? Als je het
historisch beschouwd dan is de koper eigenaar, want de koopovereenkomst is tot stand
gekomen, de auto is overgedragen. Maar op 1 maart vernietigd de koper de overeenkomst, die
heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 lid 1 BW). Dat betekent dat de overeenkomst juridisch
nooit is tot stand gekomen. Juridisch heeft de overeenkomst nooit bestaan, wat betekent dat
goederenrechtelijk? De vereisten voor een geldige overdracht zijn: beschikkingsbevoegdheid
(de verkoper moet eigenaar zijn), een levering en de levering moet plaatsvinden krachtens een
geldige titel (art. 3:84 BW). Een geldige titel is een juridische rechtvaardiging voor de
overdracht, een koopovereenkomst. Als die koopovereenkomst in verband met de vernietiging,
in verband met de terugwerkende kracht ervan, nooit heeft bestaan dan is er geen geldige titel
en is er dus geen overdracht geweest. De beschikkingsbevoegdheid kan worden gerepareerd
(zie o.a. art. 3:86 BW), maar het ontbreken van geldige titel niet. Dus die overdracht is juridisch
nooit doorgegaan en dat betekent in verband met de terugwerkende kracht dat de koper dus
nooit eigenaar is geweest van de auto. De auto heeft nooit onderdeel uitgemaakt van het
vermogen van de koper. Het eigendom is dus gewoon blijven hangen bij de verkoper, dat is het
gevolg van vernietiging.
Gevolg nietigheid
Dezelfde casus, maar dan blijkt de overeenkomst nietig op 1 maart. Wie was dan op 1 februari
eigenaar? Wederom niet de koper, want nietigheid betekent dat de
rechtshandeling/overeenkomst nooit de rechtsgevolgen heeft gehad. De verkoper is dus ook
hier altijd eigenaar gebleven. Het enige verschil is dat als je het historisch bekijkt, toen het 1
februari was, toen was de koper bij vernietiging eigenaar. Hier is er geen verschil tussen de
juridische en historische situatie. Het feit dat partijen nog niet hebben geconstateerd dat de
, overeenkomst nietig is, dat doet er niet aan af: nietig is nietig. Of partijen dat nou constateren
of niet, de overeenkomst is nooit tot stand gekomen.
Qua gevolgen maakt het dus eigenlijk niet zoveel uit. Of een rechtshandeling dus wordt
vernietigd of dat de nietigheid wordt geconstateerd, het gevolg is hetzelfde: de rechtshandeling
heeft geen rechtsgevolg (=nietig). Het verschil tussen vernietigbaarheid en nietigheid is vooral
hoe je daartoe komt. Bij vernietigbaarheid moet iemand actie ondernemen, anders gebeurt er
niets. Bij nietigheid hoeft iemand geen actie te ondernemen, maar je moet het wel constateren.
Als niemand het constateert en iedereen denkt dat de overeenkomst geldig is, beide partijen
voeren hun verplichtingen uit en gaan daarna vrolijk verder.
Gevolgen nietigheid (LET OP: al dan niet na vernietiging!)
Het gevolg van nietigheid is gewoon geen overeenkomst. Maar het blijft soms niet bij
nietigheid, er zijn twee wettelijke bepalingen die dit kunnen nuanceren:
- Partiele nietigheid (art. 3:41 BW): niet de hele overeenkomst is nietig, slechts een deel.
Stel je hebt een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de
werknemer als hij uit dienst gaat niet meteen bij de concurrent kan gaan werken. Er zijn
bepaalde voorwaarden waaraan zo’n concurrentiebeding moet voldoen en stel die
worden niet gevolgd, dan is alleen het concurrentiebeding nietig en niet opeens de hele
overeenkomst.
- Conversie (art. 3:42 BW): dat ziet op situatie dat partijen juridisch iets wilden bereiken
en ze kozen daar een bepaalde rechtshandeling voor maar dat kan niet. Als ze een andere
route hadden gevolgd dan was er niets aan de hand. Dan converteert/transformeert de
nietige rechtshandeling automatisch in de wel geldige rechtshandeling, om tegemoet te
komen aan het verkeersbelang (aan het belang dat je niet wilt dat heel veel
overeenkomsten niet geldig zijn).
Waarom zouden we nuanceren? Die praktische belangen, als te veel overeenkomsten te snel
niet zouden bestaan dan ontstaat er een verschil tussen de juridische werkelijkheid en de
feitelijke werkelijkheid en zou het een puinhoop zijn en dat wil je niet. De wetgever heeft dus
de gevolgen enigszins willen beperken.
Nietigheid & vernietigbaarheid in het BW
Een overzicht van de gronden voor nietigheid en opties voor vernietigbaarheid.
Nietigheden Vernietigbaarheden
Art. 3:39 BW (vorm) Art. 3:32 BW (handelingsonbekwaamheid)
Art. 3:40 lid 1 BW (strijd met goede zeden en Art. 3:34 BW (geestelijke stoornis)
openbare orde)
Art. 3:43 BW (belangenverstrengeling) Art. 3:40 lid 2 BW
Art. 3:44 BW (bedrog, bedreiging, misbruik)
Art. 3:45-48 BW (Pauliana)
Art. 6:228 BW (dwaling)
Nietigheid art. 3:39 BW (vormvoorschriften)
Art. 3:39 BW betreft vormvoorschriften. Het komt er eigenlijk op neer dat het uitgangspunt is
dat wanneer de wet een vormvoorschrift (iets moet bijvoorbeeld schriftelijk) voorschrijft en je
doet dit niet, dan is de rechtshandeling niet geldig/nietig. Tenzij de strekking van de wet/dat
voorschrift niet is om de rechtshandeling/de overeenkomst nietig te maken. Wat is de bedoeling
van het vormvereiste? Heeft dat de bedoeling om als je je er niet aan houdt om ervoor te zorgen
dat de overeenkomst nietig is of niet? Dat staat nergens, dus hoe kom je daarachter? Kijk in de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller slvandenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.