Gehechtheidstheorie
Je hebt kennis van het aangeboren gehechtheidssysteem en doel en de functies
ervan.
Gehechtheidssysteem
- Niet-bewuste, interne werkmodellen
- Geactiveerd bij gevaar
- Leidt tot strategieën van denken, voelen (affectregulatie) en gedrag
(coping)
- Vastgelegd op neuronaal niveau; ons impliciet geheugen (lijfkennis; weten
hoe)
- Ander systeem: exploratie (leidt tot bijstelling relatiesysteem obv logisch
denken)
Gehechtheidsgedrag: gedragingen die bij gevaar ingezet worden om nabijheid
van de verzorger te bewerkstelligen. Zowel bij kinderen als bij volwassenen.
Je weet wat Weisfelt bedoeld met het intuïtieve van levenslessen met betrekking
tot hechting
Bij hechting zoeken mensen vast gedragspatronen die ze kunnen gebruiken. Ook
gaan ze experimenten met ander gedrag en andere mensen, waardoor ze leren
‘vooruit te denken’. Deze experimenten worden onbewust opgeslagen en vormen
intuiïtie.
Je kunt de patronen in de ontwikkeling van gehechtheid en weet wat volgens
Weisfelt het ervaren resultaat van beantwoorde gehechtheid is
Vaste gedragspatronen ontwikkelen, dan experimenteren. Als we ouders worden
herhalen oude relaties zich in nieuwe.
1. Vertrouwen vs wantrouwen
2. Autonomie vs twijfel en schaamte
3. Intitiatief vs passiviteit
4. Constructiviteit vs inferioriteit
5. Identiteitsverwarring vs identiteit
6. Intimiteit vs isolement
7. Generativiteit vs stagnatie
8. Ego-integriteit vs wanhoop
Je weet wat volgens Weisfelt onthechting is, waardoor het kan ontstaan, en wat
de gevolgen ervan zijn
Onthechting: het gevolg van een voortdurende mislukte poging tot hechting.
Bij voortdurend niet adequaat gereageerd worden op het toenaderingsgedrag
van het kind.
1. Fase van het protest: kind zal zijn gedrag proberen aan te passen, als dit
niet werkt, gaat het kind protesteren (huilen)
2. Fase van wanhoop: protest werkt niet, kind wordt stil.
3. Fase van onthechting: kind verbreekt de innerlijke band met verzorgers.
Bij onthechting geven mensen hun hechtingsgedrag op: ze worden onverschillig.
Ook hebben ze drang om te bezitten (mensen, spullen, toekomst).
1
,Je weet hoe onthechting van zelf en anderen, maar ook binding, volgens
Weisfelt vormen van onthechting zijn
Onthechting van zelf: intern
Onthechting van anderen: extern, onbenaderbaar zijn voor anderen.
Binding: je leven inrichten door zich in overdreven mate met zichzelf, iemand, de
wereld, of een ideaal te binden (bv aan partner: hele leven daarop aanpassen).
Je weet welke combinaties van beelden van zelf en anderen afwisselend kunnen
voorkomen bij onthechting/onveilige gehechtheid (de Dramadriehoek)
Je weet wat volgens de gehechtheidstheorie een intern (innerlijk) werkmodel is,
waardoor het ontstaat, en waar dit model vervolgens invloed op heeft
Innerlijk werkmodel: een model dat de affectieregulatie, het beeld van zelf en
andere, en het gehechtheids- en relationele gedrag bepaalt.
- Ontstaat door ervaringen met ouders en de responsiviteit van de ouders
op zoekgedrag.
- Invloed op de emotionele beleving van relaties, op de cognitieve stijl, het
vermogen tot reflectie, de coherentie van het denken en de werking van
het geheugen.
Je weet hoe dit interne werkmodel onderzocht wordt bij volwassenen met het
Adult Attachment Interview (AAI), c.q. het Gehechtheidsbiografisch Interview. Je
weet wat er gescoord wordt met het AAI (Ervaringen en mentale staten/state of
mind) en tot welke typeringen/classificaties de scoring kan leiden.
18 vragen. De kern is dat veilige gehechtheid toegang geeft tot herinneringen en
bijbehorende emoties van gehechtheidservaringen. Hoe erover wordt verteld is
belangrijker dan de aard van de gebeurtenissen zelf.
Er wordt gelet op state of mind: coherentie van het interview, idealisering van de
ouders, gebrek aan herinnering, woede, passiviteit, angst voor verlies,
minachting, metacognitieve monitoring, overkoepelende coherentie. Er wordt
gevraagd over ervaringen wat betreft liefdevolle momenten, afwijzing,
rolomkering, druk op presteren en verwaarlozing.
Je weet wat gedesorganiseerde gehechtheid inhoudt en wat de globale relatie
tussen gehechtheidsstijlen en psychopathologie is.
Er is sprake van toenadering en vermijding. Dit gebeurt als het hechtingsfiguur
zowel de bron van veiligheid en angst is.
Onthechting lijkt een van de belangrijkste factoren te zijn bij het ontstaan van
psychopathologie.
Je weet wat de classificatie ‘onverwerkt’ van het AAI inhoudt en welke signalen
in het interview daarop duiden
Alleen als er sprake is van verlies, misbruik of mishandelen.
Desorganisatie blijkt uit verstoringen in de metacognitieve monitoring van het
redeneren:
- Onsuccesvolle pogingen tot loochening: het niet kunnen benoemen of
afwisselend benoemen en ontkennen
- Het gevoel schuld te hebben aan het gebeurde of er oorzaak van te zijn
- Het gevoel dat de dader letterlijk in je zit
- Door elkaar halen, lange stiltes, door het verhaal heen breken van
beelden, etc.
Je weet hoe de verdeling van gehechtheidsrepresentaties en van de classificatie
‘onverwerkt’ in een normale populatie en in hoog-risicogroepen en klinische
groepen ongeveer is.
Normale populatie:
- Veilig 58%
- Gereserveerd 24%
- Gepreoccupeerd/ambivalent 18%
- Onverwerkt 20%
Je kunt aangeven hoe stabiel over de levensloop een gehechtheidsrepresentatie
doorgaans is en waar deze stabiliteit uit bestaat
Je kunt aangeven in welke mate er een relatie bestaat tussen specifieke
gehechtheidsstijlen (AAI-classificaties) en specifieke psychiatrische problematiek
en hoe deze er dan uitziet (bij jonge mannelijke adolescenten met antisociale
trekken en bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis).
Over het algemeen kun je een relatie tussen psychopathologie en onthechting
stellen, maar niet een specifieke stoornis aan een specifieke hechtingsstijl
koppelen. Er zijn 2 uitzonderingen:
- Jonge mannelijke adolescenten met antisociale trekken
o Subclassificatie AAI: minachting voor hechtingservaringen en -
personen
o Onverwerktheid van trauma en voorspeller van criminaliteit
- Borderline persoonlijkheidsstoornis
3
, o Trauma’s in vroege kindertijd/onverwerktheid
o Nauwelijks in staat om antwoord te geven op vragen over andere
onderwerpen, door overweldiging van trauma of verlies
Je kunt uitleggen hoe de capaciteit om te denken over het eigen denken
(mentaliseren/de reflectieve functie) zich ontwikkelt binnen de
gehechtheidsrelatie, deze functie onderscheiden van introspectie, en de relatie
met psychopathologie aangeven
Mentaliseren: het denken over en reageren op gevoelens en intenties van
anderen. Betreft het denken over en reageren op gevoelens en intenties van
anderen. Leidt tot het vermogen van ‘verbeelding’; doen alsof; besef dat je niet
samenvalt met je waarnemingen (equivalence mode), maar dat er afstand van
kan nemen, van buitenaf naar kan kijken (pretend mode). Iets is niet perse wat
het lijkt. Binnen- en buitenwereld vallen niet samen.
- Het vermogen hiertoe ontwikkelt zich in een veilige gehechtheidsrelatie
- Gebasseerd op interne representaties
- Eigen binnenwereld ontdekt via de buitenwereld
- Theory of mind: weten dat anderen anders kunnen denken, voelen, willen,
ervaren, etc.
Introspectie is het bewust onderzoeken van eigen emoties en gedachten.
Mentaliseren zorgt voor een model die kan begrijpen dat iedereen, ook hijzelf,
een binnenwereld heeft.
Mentaliseren: het vermogen om na te denken over anderen in termen van
intenties, gevoelens, gedachten, wensen, motieven etc.
Je kunt aangeven wat de betekenis van ‘theory of mind’ en reflectieve functie
voor de behandelpraktijk lijkt te zijn
Een veilige hechting leidt tot een theory of mind en reflectieve functie. Aan- of
afwezigheid van de reflectieve functie is merkbaar in de therapeutische relatie,
en speelt een rol bij de ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen.
Psychopathologie - angst- en obsessieve-
compulsieve stoornissen en
stressstoornissen
2a1. Je kunt het verschil tussen gezonde en pathologische angst toelichten
Gezond/normaal: reactie op reële dreiging, gepaard met lichamelijke reacties van
arousal, vechten of vluchten
Pathologisch/abnormaal: ongewoon heftige of langdurige angst, zonder
angstprikkel, anticipatieangst, vermijdingsgedrag
2a2. Je kent de verschillende vormen van angst- en obsessieve-compulsieve
stoornissen volgens de DSM5. 2a2. Je kunt bij enkele gegeven DSM 5-criteria de
bijbehorende stoornis opnoemen, en andersom ook bij een specifieke stoornis
herkennen welke criteria daarbij horen
Angststoornissen
Separatieangst
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller viaastudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.