Samenvatting van het boek Ontwikkelingspsychologie en de hoorcolleges samen van het van Ontwikkelen en opvoeden van de opleiding Ecologische pedagogiek aan de Hogeschool Utrecht. Voor dit tentamen heb ik een 9,3 gehaald!
V1 Ontwikkelen en opvoeden
Toetsingdatum
07-11-2023
Hoorcollege 1: 04-09-2023
Hoofdstuk 1
Wat is ontwikkelingspsychologie?
Houdt zich bezig met de ontwikkeling van de mens.
Ontwikkelingspsychologie: ‘’De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen van conceptie tot ouderdom’’.
Dit vak richt zich op: baby’s, peuters, kleuters, schoolkinderen en adolescenten.
Thema’s binnen de ontwikkelingspsychologie
- Fysieke ontwikkeling: Wat gebeurt er tijdens de groei.
- Cognitivieve ontwikkeling: Leren, denken en intelligentie.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling: Aangaan van sociale relaties.
- Persoonlijkheidsontwikkeling: Eigenschappen van personen/karakter.
Leeftijdsgroepen
- De prenatale periode (de periode van conceptie tot geboorte).
- Babytijd (van geboorte tot twee jaar).
- Peutertijd- en kleutertijd (van twee tot zes jaar).
- Schooltijd (van zes tot twaalf jaar).
- Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar).
Deze leeftijdsgroepen zijn sociale constructies, een idee over de realiteit.
Globaal doorloopt iedereen dezelfde stadia van de ontwikkeling (normatieve gebeurtenissen).
Continue vs Discontinue
- Continue verandering: De ontwikkeling verandert geleidelijk -> kwantitatief.
- Discontinue verandering: De ontwikkeling vindt plaats in aparte stappen of stadia ->
kwalitatief.
Kritieke periode vs Gevoelige periode
Kritieke periode: Een specifieke periode in de ontwikkeling waarin de aanwezigheid van bepaalde
soorten omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling.
Gevoelige periode: Een periode waarin iemand extra ontvankelijk is voor bepaalde stimuli uit de
omgeving.
Nature vs Nurture
Nature: Genetisch bepaald. Eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders
erven.
Nurture: Omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.
Samenvatting 1
- Wat er wordt bedoeld met het begrip Ontwikkelingspsychologie.
- Welke leeftijdsgroepen we hanteren en dat dit sociale constructies zijn.
- Het verschil tussen continue/discontinue.
- Het verschil tussen kritieke en gevoelige periode.
- Het verschil tussen nature en nurture.
,Hoofdstuk 2
Theoretische perspectieven op de ontwikkeling van het kind
- Psychodynamisch.
- Behavioristisch.
- Cognitief.
- Systemisch.
- Evolutionair.
Psychodynamisch perspectief
Psychodynamisch perspectief: Focus op innerlijke krachten, herinneringen en conflicten.
- Psychoanalytische theorie van Freud:
o Onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
o Drie aspecten van de persoonlijkheid:
Id (primitieve driften), Superego (geweten), Ego (realiteitsprincipe).
o Psychoseksuele ontwikkeling: Als er iets mis gaat in een bepaalde fase ontstaat er
fixatie.
- Psychosociale theorie van Erikson:
o Ontwikkeling van mensen verloopt in acht aparte stadia.
o Individu moet bij elk stadia een crisis of conflict oplossen om verder te gaan.
o Bijvoorbeeld stadia 1: vertrouwen vs wantrouwen (Tabel 2.1).
Behavioristisch perspectief
Behavioristisch perspectief: Baseert zich op waarneembaar en meetbaar gedrag.
- Klassieke conditionering.
- Operante conditionering.
- Sociaal-cognitieve leertheorie.
Klassieke conditionering (Pavlov): Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus, die de respons normaal gesproken niet uitlokt.
Operante conditionering (Skinner): Een respons wordt verbonden met de consequentie van dat
gedrag.
- Straffen en belonen.
- Gedrag dat wordt beloond, zal sneller herhaald worden.
- Gedrag dat niet wordt beloond (of wordt bestraft) wordt minder laten zien.
Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura): Leren door het observeren van het gedrag van een ander
persoon, een model.
1. Aandacht: Gedrag waarnemen.
2. Retentie: Gedrag later herinneren.
3. Reproductie: Gedrag reproduceren.
4. Motivatie: Gedrag leren en uitvoeren.
- Rol van imiteren.
- Emotieregulatie: Hoe ga jij om met je emoties.
Cognitief perspectief
Cognitieve ontwikkelingstheorie (Piaget): Ontwikkeling van het denken verloopt via cognitieve
ontwikkelingsstadia. Menselijk denken is opgebouwd uit schema’s.
Twee basisprincipes:
- Assimilatie: Nieuwe ervaringen worden in bestaande schema’s geplaatst.
- Accommodatie: Schema’s worden aangepast aan nieuwe ervaringen.
Informatieverwerkingstheorie: Gericht op de wijze waarop mensen informatie coderen, opslaan en
terughalen.
,Cognitieve neurowetenschap: Kijkt via hersenprocessen naar cognitieve ontwikkeling.
Systemisch perspectief
Systemisch perspectief: Relatie tussen individuen en hun fysieke wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld.
De unieke ontwikkeling van een kind kan niet goed worden beoordeeld als het kind niet in een
complexe sociale en culturele context wordt geplaatst.
Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner): Model dat uitgaat van vijf omgevingsniveaus die elk
organisme gelijktijdig beïnvloeden.
- Microsysteem: Dagelijkse, directe omgeving van het kind.
- Mesosysteem: Verbinding tussen de microsystemen.
- Exosysteem: Grotere maatschappelijke instituties.
- Macrosysteem: Overkoepelende culturele invloeden.
- Chronosysteem: Invloed van het verstrijken van de tijd.
Sociaal-culturele theorie (Vygotsky): Het verloop van de cognitieve ontwikkeling als het resultaat
van sociale interacties.
- Scaffolding: Tijdelijke ondersteuning die kinderen wordt geboden terwijl ze leren een taak uit
te voeren.
Er zijn nog diverse andere benaderingen die naar het systeem rondom het kind kijken.
Contextuele systeemgerichte stroming (Nagy):
- Intergenerationele invloeden.
- Loyaliteit.
Evolutionair perspectief
Evolutionair perspectief (Darwin): Gedrag te identificeren als resultaat van de genetische erfenis van
onze voorouders.
Ontwikkelingspsychologie boek: Tabel 2.4.
Theoretische perspectieven
- Ieder perspectief is gericht op verschillende aspecten van ontwikkeling. Ieder perspectief
heeft dan ook interessante inzichten.
- Uiteraard is er geen “juiste” perspectief.
- Wetenschappelijk onderzoek blijft noodzakelijk om ervoor te zorgen dat beweringen getoetst
kunnen worden.
Wetenschappelijk onderzoek
- Belang van onderzoek binnen de ontwikkelingspsychologie.
- Longitudinaal onderzoek: Individuele veranderingen meten, inzicht krijgen in de
ontwikkeling.
- Experimenteel onderzoek.
- Natuurlijke observatie.
- Onderzoek en ethiek.
Samenvatting 2
De essentie en grondleggers van de vijf belangrijkste stromingen en belangrijke bijbehorende
begrippen.
- Psychodynamisch.
- Behavioristisch.
- Cognitief.
- Systemisch.
- Evolutionair.
, De rol van wetenschappelijk onderzoek binnen de ontwikkelingspsychologie.
Hoorcollege 2: 11-09-2023
Hoofdstuk 3
Prenatale ontwikkeling
Al voor de geboorte (prenataal) doet de baby ervaringen op met verschillende prikkels.
Start vanaf de conceptie: Bevruchting van een eicel.
Zygote: De nieuwe cel die wordt gevormd door het bevruchtingsproces.
Erfelijkheid
Meerlingen
Monozygotische tweeling (eeneiige tweeling): Wanneer een zygote zich afsplitst. Deze tweelingen
zijn genetisch identiek.
Dizygotische tweeling (twee-eiige tweeling): Twee afzonderlijke eicellen worden ongeveer
tegelijkertijd bevrucht door twee afzonderlijke zaadcellen.
Bepalen van het geslacht
22 van de 23 chromosomenparen bevatten twee gelijksoortige chromosomen. De enige uitzondering
is het 23e paar. Deze bepaalt het geslacht.
Moeder: XX. Vader: XY.
Prenataal onderzoek: Onderzoek waarmee de gezondheid van een ongeboren kind beoordeeld kan
worden.
Meest voorkomende testen
- Echoscopie: Niet-invasieve test die door middel van geluidsgolven met een hoge frequentie
een beeld schetst van het ongeboren kind.
- Vruchtwaterpunctie: Een invasieve test om genetische afwijkingen op te sporen door een
klein monster van foetale cellen uit de vruchtzak te onderzoeken.
- Vlokkentest of chorionvillusbiopsie: Een invasieve test om genetische afwijkingen op te
sporen door kleine monsters te nemen van het haarachtige materiaal om de embryo heen.
- NIPT: Niet-invasieve prenatale test, voor het opsporen van trisomie 21 (downsyndroom),
trisomie 18 (edwardssyndroom) en trisomie 13 (patausyndroom) door het DNA van de baby
in het bloed van de moeder te meten.
- Navelstrengpunctie: Vanaf de 20e week, een bloedvat in de navelstreng aanprikken en enkele
millimeters bloed van de foetus afnemen. Chromsomen onderzoeken. Alleen bij zeldzame
bloedziektes of onduidelijkheid andere testen.
- Combinatietest: Berekent de kans op een baby met downsyndroom op basis van leeftijd
moeder, waarden van 2 hormonen (PAPP-A en vrij bèta HCG) en 3 kenmerken van baby
(nekplooi, neusbeen en hartklep).
Keuze uit NIPT of combinatietest.
Erfelijke en genetische stoornissen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jennysu1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.50. You're not tied to anything after your purchase.