Summary
Samenvatting voor de theorie van module Psychologie en Voeding
Course
Psychologie en Voeding
Institution
Hogeschool NTI (NTI)
Met behulp van deze samenvatting heb ik een 7,4 behaald voor de module Psychologie en Voeding. Inleiding in de psychologie voor paramedici van Dijkstra en Smeets, Inleiding in de psychologie van Alblas en het Addendum zijn in dit bestand samengevat.
[Show more]
Preview 3 out of 17 pages
Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Hoofdstuk 3
Uploaded on
February 27, 2020
Number of pages
17
Written in
2018/2019
Type
Summary
psychologie en voeding
addendum
alblas
dijkstra en smeets
voeding en dietetiek leerjaar 1
inleiding in de psychologie voor paramedici
inleiding in de psychologie
Book Title: Inleiding in de psychologie
Author(s): Gert Alblas
Edition: juni 2008
ISBN: 9789001400095
Edition: 1
Institution
Hogeschool NTI (NTI)
Education
voeding en dietetiek
Course
Psychologie en Voeding
All documents for this subject (14)
$6.42
100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached
Samenvatting
inleiding
in
de
psychologie
voor
paramedici
H1
-‐
inleiding
De
psychologie
biedt
de
kennis
die
nodig
is
om
jezelf
en
anderen
beter
te
begrijpen,
te
helpen
en
te
beïnvloeden.
Dit
biedt
houvast.
Psychologen
onderzoeken
fenomenen
en
begeleiden/behandelen
mensen
met
psychische
of
emotionele
problemen.
Als
zorgverlener
of
als
paramedicus
ben
je
een
belangrijk
aanspreekpunt
van
de
cliënt.
Om
dit
beroep
goed
te
kunnen
uitvoeren
is
het
van
belang
goed
te
luisteren
en
meeleven
zonder
te
veroordelen.
Wie
in
de
zorg
werkt
zal
voortdurend
moeten
zoeken
naar
de
juiste
balans
tussen
geven
en
nemen.
Hypothesen:
denkbeelden
over
de
werking
van
de
menselijke
geest
en
het
menselijk
gedrag
zonder
dat
ze
in
de
praktijk
systematisch
werden
getoetst.
De
eerste
onderzoeken
in
de
psychologie
gingen
over
de
zintuigen
en
het
bewustzijn.
De
belangrijkste
deelgebieden
voor
de
paramedicus
zijn:
de
sociale
psychologie,
de
ontwikkelingspsychologie,
de
neuropsychologie,
de
persoonlijkheidspsychologie,
en
de
arbeids-‐
en
organisatiepsychologie.
H2
-‐
sociale
psychologie
De
sociale
psychologie
is
de
tak
binnen
de
psychologie
die
zich
bezig
houdt
met
de
manier
waarop
ons
gedrag
en
onze
beleving
wordt
beïnvloed
door
anderen.
Mensen
zijn
van
nature
sociale
dieren,
de
een
meer
dan
de
ander.
Wanneer
mensen
een
gebrek
hebben
aan
sociale
contacten
of
zich
niet
gesteund
voelen
door
hun
sociale
netwerk,
kan
eenzaamheid
ervaren
worden(met
name
bij
ziekte).
Eenzaamheid
is
onderverdeeld
in
twee
vormen:
-‐ Sociale
eenzaamheid:
vloeit
voort
uit
een
gebrek
aan
vrienden
en/of
kennissen.
-‐ Emotionele
eenzaamheid:
wordt
veroorzaakt
wanneer
mensen
een
gebrek
aan
liefde
ervaren
in
hun
leven.
Eenzaamheid
is
een
risicofactor
voor
depressie.
40%
van
de
ouderen
heeft
soms
tot
vaak
last
van
eenzaamheid.
Emotionele/praktische
steun
uit
de
omgeving
helpt
stress
voorkomen
en
verminderen
daarmee
ook
de
negatieve
gevolgen
die
stress
kan
hebben
op
het
immuunsysteem.
Er
zijn
verschillende
soorten
steun
die
je
kunt
geven/ontvangen:
-‐ Praktische
steun
(bv.
boodschappen
doen)
-‐ Emotionele
steun
(bv.
een
luisterend
oor)
-‐ Feitelijke
informatie
(bv.
hoe
een
product/medicijn
gebruikt
dient
te
worden)
-‐ Waardering/feedback
(bv.
informatie
over
hoe
iemand
het
doet)
Mensen
die
chronisch
ziek
zijn
of
klachten
hebben,
ervaren
vaak
onzekerheid
over
wat
er
met
hen
gaat
gebeuren.
Daardoor
gaan
mensen
zich
vaak
vergelijken
om
aan
informatie
te
komen
die
de
gevoelens
van
onzekerheid
te
verminderen.
Als
zorgverlener
dien
je
gepersonaliseerde
informatie
te
geven
aan
de
cliënt
als
je
merkt
dat
ze
ontmoedigd
of
somber
raakt
door
aanwezigheid
van/en
vergelijkingen
met
anderen.
Het
is
van
essentieel
belang
om
op
de
juiste
manier
informatie
te
geven.
Cliënten
verschillen
namelijk
in
de
mate
waarin
zij
informatie
begrijpen.
Dit
verschil
tussen
mensen
wordt
ook
wel
aangeduid
als
een
verschil
in
‘health
literacy’.
,
Een
van
de
belangrijkste
psychologische
vraagstukken
binnen
de
gezondheidszorg
is
waarom
mensen
zo
ongezond
leven,
zelfs
als
ze
weten
dat
hun
levensstijl
ongezond
is
of
een
zorgverlener
hen
verteld
dat
ze
anders
moeten
leven.
Deels
geven
verschillen
in
health
literacy
hier
een
verklaring
voor:
mensen
zien
het
belang
niet
in
of
weten
niet
hoe
ze
het
moeten
aanpakken.
Een
andere
variabele
die
meespeelt
is
de
opvatting
over
de
eigen
effectiviteit:
wanneer
mensen
denken
dat
ze
zelf
niet
in
staat
zijn
de
gewoontes
aan
te
pakken.
Het
transtheoretisch
model
deelt
het
veranderingsproces
op
in
een
aantal
fasen:
In
het
pre-‐contemplatiefase
zijn
mensen
zich
niet
bewust
van
hun
ongezonde
gedrag.
(bv.
roker
staat
er
niet
bij
stil
dat
roken
slecht
voor
de
gezondheid
is)
In
de
contemplatiefase
denken
mensen
na
over
hun
gedrag
en
het
effect
daarvan
op
hun
gezondheid.
(bv.
roker
vraagt
zich
af
of
hij
moet
stoppen
nadat
hij
gehoord
heeft
dat
roken
longkanker
kan
veroorzaken)
In
de
voorbereidingsfase
bereiden
mensen
zich
mentaal
voor
op
een
gedragsverandering:
formuleren
doelen
en
plannen.
(bv.
roker
neemt
zich
voor
te
stoppen
met
roken
vanaf
nieuwjaarsdag)
In
de
actiefase
proberen
mensen
actief
hun
gedrag
aan
te
passen.
Deze
fase
gaat
vaak
gepaard
met
terugval
en
moeten
ze
opnieuw
de
stappen
doorlopen.
In
de
fase
van
het
vasthouden
weten
mensen
hun
gezonde
leefstijl
vast
te
houden.
Het
nieuwe
gedrag
wordt
steeds
gemakkelijker
op
te
brengen,
tot
het
een
gewoonte
wordt.
Veranderen
kost
tijd
en
moeite,
het
kan
gepaard
gaan
met
terugval.
Hulp
en
adviezen
die
je
biedt
moeten
aansluiten
bij
de
fase
waarin
iemand
zich
bevindt.
Concrete
technieken
die
zorgverleners
kunnen
inzetten
om
cliënten
bewust
te
maken,
voor
te
lichten
en
te
stimuleren
gezonder
te
leven:
-‐ Mensen
informeren:
het
geven
van
informatie
over
gezondheid,
gezond
en
ongezond
gedrag
en
de
gevolgen
daarvan.
-‐ Mensen
bewust
maken
van
hun
sociale
verantwoordelijkheid:
ongezond
gedrag
kan
ook
negatieve
consequenties
hebben
voor
hun
omgeving.
-‐ Mensen
bewust
maken
van
hun
(ideale)zelfbeeld:
mensen
zijn
sterk
gemotiveerd
hun
zelfbeeld
te
beschermen.
-‐ Mensen
de
keus
geven:
mensen
zijn
meer
gemotiveerd
te
veranderen
wanneer
ze
kunnen
kiezen
uit
verschillende
manieren
om
dat
te
doen.
-‐ Mensen
helpen
juiste
doelen
te
stellen:
een
doel
moet
heel
specifiek
zijn
zodat
het
duidelijk
is
wanneer
ze
behaald
zijn.
-‐ Mensen
belonen:
de
kans
dat
mensen
gezond
gedrag
vertonen
wordt
groter
als
je
ze
beloont
voor
wat
ze
goed
doen.
-‐ Mensen
helpen
steun
zoeken:
gedragsverandering
verlopen
gemakkelijker
als
mensen
zich
gesteund
of
gestimuleerd
voelen
door
anderen.
Een
cliënt
zal,
om
zijn
gedrag
te
veranderen,
veel
(onbewuste)
weerstanden
moeten
weerstaan.
Mensen
kunnen
zichzelf
hierbij
flink
in
de
weg
zitten.
Dit
zijn
een
aantal
blokkades:
• Gevoel
van
hulpeloosheid:
sommige
mensen
houden
het
idee
dat
ze
weinig
aan
hun
gedrag
kunnen
veranderen
wat
te
doen:
de
uitdaging
is
om
deze
mensen
te
laten
voelen
dat
ze
het
wel
kunnen.
, • Onrealistisch
optimisme:
mensen
zijn
geneigd
te
denken
dat
ze
vooral
positieve
dingen
op
hun
pad
hebben/krijgen
en
weinig
negatieve.
‘alleen
anderen
krijgen
een
ongeluk’
wat
te
doen:
maak
mensen
zo
nu
en
dan
attent
op
de
gevaren
die
men
kan
oplopen.
• De
baten
zijn
groter
dan
de
kosten:
sommige
mensen
blijven
doorgaan
met
een
ongezonde
leefstijl,
ondanks
de
klachten.
Mensen
zijn
dan
nog
niet
bereid
te
veranderen.
wat
te
doen:
mensen
die
niet
bereid
zijn
te
veranderen,
krijg
je
ook
niet
zo
ver.
Blijf
ze
attent
maken
op
de
gevolgen
van
hun
gedrag
en
geef
manieren
om
te
aan
te
passen.
H3
-‐
Ontwikkelingspsychologie
De
ontwikkelingspsychologie
is
de
tak
binnen
de
psychologie
die
zich
bezighoudt
met
de
patronen
van
groei
en
verandering
van
de
mens
vanaf
geboorte
tot
aan
ouderdom.
Baby’s,
peuters
en
kleuters
Elk
kind
heeft
de
innerlijke
drijfveer
om
zich
aan
anderen
te
hechten.
In
de
psychologie
worden
drie
hechtingsstijlen
onderscheiden:
-‐ Veilige
hechtingsstijl:
een
kind
voelt
zich
veilig
en
geboren
en
vindt
het
leuk
om
de
omgeving
te
ontdekken.
-‐ Vermijdende
hechtingsstijl:
een
kind
zoekt
weinig
contact
met
de
ouder,
maar
is
wel
actief
en
ondernemend.
-‐ Angstige
hechtingsstijl:
het
kind
zoekt
intensief
contact
met
de
ouder,
voelt
zich
onzeker
en
onveilig
en
heeft
weinig
zin
de
omgeving
te
ontdekken.
Angst
Jonger
dan
2
jaar
zijn
kinderen
vaak
bang
voor
vreemde
geluiden,
voorwerpen
en
personen.
Tussen
4
en
6
jaar
zijn
kinderen
vaak
bang
voor
het
donker,
spoken
en
monsters.
Vanaf
het
6de
jaar
zijn
kinderen
vaak
bang
voor
lichamelijk
letsel
en
de
dood.
Vanaf
10
jaar
zijn
kinderen
vaak
bang
voor
kritiek/beoordelingen
van
anderen.
Het
begrip
‘oud’
is
niet
meer
wat
het
geweest
is.
Waarom
‘oud’
niet
langer
oud
is
komt
door
de
stijgende
levensverwachting,
dat
vrouwen
steeds
later
kinderen
krijgen
en
het
veranderend
rollenpatroon.
Fasen
in
volwassenheid
Leeftijd
Dominant-‐thema
Activiteiten
Emoties
18-‐25jr
Leren
&
Vrienden,
studeren,
uitgaan
Hoop,
optimisme,
experimenteren
zorgeloosheid
26-‐40jr
Opbouwen
Kinderen
krijgen,
carrière
maken
Verantwoordelijkheid,
ambitie
41-‐50jr
Bestendigen
Werken,
zorg
voor
kinderen/ouders
Verantwoordelijkheid,
gevoelens
die
voortkomen
uit
reflectie
zoals
spijt/tevredenheid
50-‐65jr
Bestendigen
&
Vrienden,
hobby’s,
werken
Betrokkenheid,
afbouwen
mildheid,
acceptatie
verleden