Samenvatting Vennootschapswetgeving:
Inleiding: Bronnen en structuur:
1. De bronnen van het vennootschapsrecht:
1.1. Wetgeving:
o Wetboek van vennootschappen en verenigingen = WVV
o Vb. art. 2:68 eerste lid WVV. Dit artikel draait om de uittreding van een
vennoot, waarvoor een “gegronde reden” vereist is.
1.2. Rechtspraak:
o = omvat de uitspraken van de verschillende rechtbanken en hoven.
o Niet algemeen bindend, de uitspraak heeft alleen gevolgen voor de
bindende partijen.
o Vb. een concreet geschil waarbij een meerderheidsaandeelhouder een
minderheidsaandeelhouder uit het bestuur sluit, het faillissement van het
familiebedrijf uitlokt… en waarbij de minderheidsaandeelhouder de
uitsluiting vraagt van de meerderheidsaandeelhouder bij de
ondernemingsrechtbank, o.b.v. art. 2:68, eerste lid WVV. In het vonnis
zal de ondernemingsrechtbank nagaan of er is voldaan aan de
voorwaarden van dit artikel, en of er dus sprake is van een “gegronde
reden” die de uitsluiting kan verantwoorden.
1.3. Rechtsleer:
o = Wetenschappelijke teksten over vennootschapsrecht.
o Niet bindend, wel gezaghebbend.
o Vb. commentaar van een professor vennootschapsrecht in het
“rechtskundig staatsblad” bij een vonnis van een ondernemingsrechtbank
waarin toepassing wordt gemaakt van art. 2:68 WVV
1.4. Gewoonte:
o Gevestigde gebruiken die niet neergeschreven staan (worden als
algemeen verbindende rechtsregels aanvaard)
o Vb. vermoeden van passieve hoofdelijkheid van ondernemers ten
aanzien van hun schuldeisers.
Een grondstofleverancier verkoopt voor een bedrag van €10 000
grondstoffen aan 2 ondernemers samen. De grondstofleverancier kan
dit bedrag van €10 000 eisen van één van beide ondernemers, ook al
werd dit niet schriftelijk overeengekomen. De ondernemer die het
volledige bedrag betaalt, kan dat op zijn beurt voor de helft
terugvorderen van de andere ondernemer.
2. De structuur van het wetboek van Vennootschappen en Verenigingen:
1
, 3. De overgangsbepalingen:
- De overgangsbepalingen zijn bij de invoering van een nieuw wetboek uitermate
belangrijk. Hier bepaalt de wetgever wanneer welke bepalingen van toepassing
zijn.
o Voor nieuwe vennootschappen inwerkingtreding 1 mei 2019
o Voor bestaande vennootschappen inwerkingtreding 1 januari 2020,
maar zij konden beslissen om al vroeger onder de nieuwe wet te vallen.
Deel 1: Algemene bepalingen:
Hoofdstuk 1: inleidende bepalingen:
1. Het begrip vennootschap, vereniging en stichting:
- Een vennootschap (art. 1:1 WVV):
o Opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen
o Vennoten doen een inbreng.
o Uitoefening van één of meer welbepaalde activiteit tot voorwerp
o Rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uitkeren aan de
vennoten.
- Een vereniging (art. 1:2 WVV):
o Opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen
o Streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer
welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft.
o Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel
uitkeren aan haar leden.
- Een stichting (art. 1:3 WVV)
o Opgericht bij rechtshandeling door één of meer personen
o Vermogen wordt bestemd om een belangeloos doel na te streven in het
kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft
o Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel
uitkeren aan de stichters.
- Materiële geledigheidsvereisten (examen!):
o Een rechtshandeling – een overeenkomst
o Meerhoofdigheid – eenhoofdigheid
o Inbreng
o Voorwerp (nauwkeurig omschreven activiteit)
o Rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel
1.1. Een contract – meerhoofdigheid – eenhoofdigheid:
2
, o Een vennootschap, vereniging of stichting ontstaat altijd op basis ban een
contract, een schriftelijke of mondelinge overeenkomst tussen twee of
meer personen.
o Algemene geldigheidsvereisten van toepassing (art. 1108): toestemming,
bekwaamheid, voorwerp en oorzaak.
1.2. Inbreng:
o De betrokken partijen verbinden zich om iets in de gemeenschap te
brengen (art. 1:8 WVV)
o Deze inbreng kan ontstaan uit geld, natura en nijverheid:
Inbreng in geld = geld
Inbreng in natura = de inbreng van een lichamelijk of onlichamelijk
goed.
Inbreng in nijverheid = verbintenis om arbeid of diensten te
presteren.
1.3. Voorwerp – welbepaalde activiteiten:
o De vennootschap wordt opgericht om een bepaald voorwerp te realiseren
door welbepaalde activiteiten uit te oefenen.
o De vereniging en stichting streven een belangeloos doel na.
1.4. Rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel:
o Een rechtstreeks vermogensvoordeel is in geld opneembaar
o Een onrechtstreeks vermogensvoordeel is niet in geld opneembaar (vb.
kosten besparen)
o Een vennootschap mag voordeel uitkeren aan hun leden. Een stichting en
vereniging mogen geen vermogen uitkeren aan hun leden.
o Art. 1:4 WVV = ‘onrechtstreekse uitkering van een vermogensvoordeel’
elke verrichting waardoor de activa van een vereniging of stichting dalen
of de passiva stijgen en waarvoor zij geen tegenprestatie ontvangt of een
kennelijk te lage tegenprestatie ontvangt.
2. Waarom opteren voor een vennootschap?
Vennootschap Eenmanszaak
Voordele 1) Stelsel van 1) Eenvoudig en goedkoop
n vennootschapsbelasting opstarten
2) In sommige 2) Beslissingsmacht en bestuur
vennootschapsvormen beperkte bij 1 persoon (kan ook nadeel
aansprakelijkheid zijn)
3) Beroep op de kapitaalmarkt/ 3) Minder complexe boekhouding
andere vennoten investeren mee
4) Samenwerken (kan ook nadeel
zijn)
5) In sommige vennootschappen:
dood of faillissement vennoot is
niet einde vennootschap
6) In sommige vennootschappen:
geen minimumkapitaal of
toereikend aanvangsvermogen
Nadelen 1) Samenwerken (kan ook voordeel 1) Stelsel van personenbelasting
zijn) 2) Geen scheiding privé
3
, 2) In sommige vennootschappen vermogen en vermogen bedrijf
veel kosten en formaliteiten (bij 3) Ondernemer moet zelf
opstart) investeringen financieren
3) Complexe boekhouding 4) Faillissement eenmanszaak =
faillissement ondernemer
5) Beslissingsmacht en bestuur
bij 1 persoon (kan ook
voordeel zijn)
6) Ziekte/overlijden ondernemer
kan leiden tot stopzetten
eenmanszaak
3. De soorten vennootschappen:
- Het begrip rechtspersoonlijkheid:
o Rechtspersoon = een juridische entiteit die drager is van rechten en
plichten.
o De rechtspersoon heeft:
Rechtsbekwaamheid = hetzelfde als bij natuurlijke personen (uitz.
familiale rechten)
Handelingsbekwaamheid = vertegenwoordigen door natuurlijk
persoon die als organen van de rechtspersoon optreden
Procesbekwaamheid = partij zijn in een proces
o Afsluiting van de vereffening is vanaf de dag van de neerlegging van een
uittreksel op de griffie (art. 2:6, §1 WVV)
o De rechtspersoon krijgt een eigen naam, een afgescheiden vermogen en
een woonplaats.
- Geen/onvolkomen rechtspersoonlijkheid:
Maatschap VOF
en
CommV
Vormvereisten Geen vormvereisten Onderhandse (zelf contract) of
! opgelet voor authentieke akte (via notaris)
dwangkwalificatie (= als het (art. 2:5, §1 eerste lid WVV)
samenwerkingsverband
specifieke kenmerken van een
vennootschap vertoont zonder
dit door te hebben)
Rechtspersoonlijkheid Geen rechtspersoonlijkheid Onvolkomen
(art. 1:5, §1 WVV) rechtspersoonlijkheid (art. 1:5,
1) Geen afgescheiden §2 WVV)
vermogen 1) Afgescheiden vermogen =
Wel doelvermogen (= vennootschap is eigenaar
een tot een bepaald van het vermogen. Enkel
doel, afgezonderd beschikbaar voor
vermogen) (art. 4:13, schuldeisers van de
eerste lid WVV) vennootschap, niet van de
2) Onbeperkte vennoten
aansprakelijkheid 2) Onbeperkte
3) Optreden in rechte aansprakelijkheid
vennoten
3) Optreden in rechte
- Volkomen rechtspersoonlijkheid:
BV/ NV / CV
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller karolinelutsch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.