Inleiding Psychologie dinsdag 12 november 13.00-15.00
College 1 Grondslagen van de moderne psychologie
(eigen) definitie van wat psychologie is:
Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen gemotiveerd is (waarom doet een persoon
dit?) en de direct waarneembare (bijv. omgevingsfactoren), de privaat toegankelijke
(motieven, wensen, meningen/attitudes, gedachten, herinneringen etc.) en privaat
ontoegankelijke (d.i. onbewuste) processen en toestanden die hierbij een rol spelen.
De blik van een psycholoog...
- Psycholoog: Waarom slaat die persoon iemand? Is hij boos? Is dit een agressief
persoon?
- Direct waarneembare oorzaak: slachtoffer heeft net een schop uitgedeeld aan degene
die slaat
- Privaat toegankelijke oorzaak: degene die slaat voelt zich boos of is in een agressieve
bui
- Privaat ontoegankelijke oorzaak: zonder dat hij het weet heeft de dader veel
opgekropte woede
Wilhelm Wundt (1832-1920)
• Onderzoek naar waarneming en waarnemingsdrempels
• Methode: introspectie (vraag proefpersonen naar hun ervaring), dus geen meting
William James (1842-1910)
• Onderzoek naar emoties
• Emotie = verandering in het lichaam
• Facial feedback hypothese → “als je het niet kunt zien geloof ik er niet in”
- Voel je je sip? Probeer te lachen!
- Emotie is immers lichamelijke verandering
De moderne psychologie
3 uitgangspunten moderne psychologie
1. Fysieke oorzaken van gedrag
Tot de 17e eeuw: men bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel (onstoffelijk)
De ziel beïnvloed het lichaam
Maar hoe dan? Die fysieke oorzaken
René Descartes → dieren hebben geen ziel (alleen fysieke oorzaken), dus alles wat
zowel dieren als mensen doen heeft een fysieke oorzaak!
Dieren hebben dus geen gedachte, maar hoe communiceren ziel en lichaam dan? →
in de pijnappelklier/epifyse. → college 4: dit is flauwekul
Thomas Hobbes → er is geen ziel, alleen maar materie → materialisme. Probleem: is
een gedachte ook materie? Nee? Dan heb je nog steeds een probleem (zie Descartes),
Ja? Dan moet je gedachten en gevoelens dus vanuit materie kunnen verklaren (maar
hoe dan?)
, Belangrijke ontwikkeling in de 19e eeuw:
Dierenonderzoek: reflexen.
Alle gedrag (ook breinmechanismen) zijn reflexen. Lokalisatie van functies in het brein
→ schade aan bepaalde delen van het brein resulteert in selectieve uitval,
bijvoorbeeld: Broca en Wernicke voor taal.
Algemeen geaccepteerd idee: gevoelens, gedachten etc. hebben fysieke oorzaken
Waarom is dat belangrijk voor de psychologie? Wil zich gedragen als
natuurwetenschap en alleen fysieke kunnen meten, dus maakt het mogelijk
empirische processen te onderzoeken.
2. Gedrag/psychische processen worden gevormd door ervaring
Brits empirisme → als mensen ter wereld komen dan weten ze niks
Kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring.
John Locke (1632-1704): mens komt als een ongeschreven blad (Tabula Rasa) ter
wereld en wordt geheel gevormd door ervaring
Tegenovergestelde van empirisme = nativisme → veel van bepalende menselijke
gedachten en motieven zijn aangeboren. A priori kennis: aangeboren. A posteriori
kennis: aangeleerd. Bijvoorbeeld aangeboren aanleg voor taal.
Nature vs. nurture discussie is nog steeds actueel. → bijvoorbeeld is goed kunnen
voetballen aangeboren of een kwestie van veel trainen?
Tegenwoordig geloven we dat het allebei een beetje waar is → zie college
evolutionaire basis van gedrag en leren.
3. De machinerie voor gedachten en gedrag (d.w.z. brein, lichaam) is vormgegeven door
natuurlijke selectie
Evolutie: Survival of the Fittest – Charles Darwin
Anatomische/fysiologische eigenschappen erf je want hebben overlevingswaarden,
geldt ook voor bepaalde gedragingen.
Verdriet, lachen, boosheid hebben overlevingswaarde en zijn dus (deels) erfelijk.
Twee andere belangrijke bijdragen van Darwin:
- Mensen zijn dieren
- Nadruk op functie van gedrag
Mensen hebben geen bijzondere eigenschappen.
Belang van functie: wat is het nut van boos zijn, verdrietig zijn etc?
Implicatie: soms kun je emotie begrijpen door te kijken naar de functie ervan.
,College 2 De evolutionaire basis van gedrag
Adapteren = aanpassen, ervoor zorgen dat dier en omgeving bij elkaar passen. Adaptatie op
de evolutionaire tijdsschaal, aanpassen van lichamen en functies daarin.
Bewegen: een van de beste aanpassingsstrategieën. Het is een manier om de ‘fit’ tussen jou
en wereld te veranderen.
Is agressie aangeleerd of aangeboren? Als agressie aangeboren is: van wie hebben we het
dan? Gedrag en psychologische eigenschappen erven we van onze ouders → dus in ons
denken en doen dragen we de sporen van onze verre voorouders (apen).
De VSR-cyclus = Variatie Selectie en Reproductie → evolutionaire ontwikkeling van soorten en
gedrag als een zelf-organiserend proces.
Genen beïnvloeden of produceren het gedrag nooit direct – genen beïnvloeden de fysieke
structuren die bij gedrag betrokken zijn (bijv. de hersenen).
Voorbeeld:
- De invloed van temperatuur op de werking van een bepaald gen bij het Himalaya
konijn. Bij warmere temperaturen is het konijn over het algemeen wit van vacht,
bij koudere temperaturen krijgt het zwarte oren, neus en voetjes.
- Invloed van geslacht/hormonen → kaalheids-allel wordt beïnvloed door
testosteron en di-hydro-testosteron. Daar hebben mannen meer van, dus worden
sommige mannen kaal en vrouwen veel minder (stress kan zorgen voor de
aanmaak van testosteron, dus leiden tot kaalheid).
Het onderscheid tussen genotype en fenotype is dus een gevolg van het feit dat genen niet
dicteren wat/wie/hoe we zijn → de werking van genen is adaptief. Adaptatie zorgt ervoor dat
jij beter past bij de omstandigheden van de omgeving op dat moment.
Evolutie
= proces van verandering in soorten door selectieve overerving van eigenschappen. Selectie
bestaat bij de gratie van variatie. Selectieve overerving geeft aan dat bepaalde eigenschappen
een grotere kans hebben om overgedragen te worden dan andere, dit wordt pas duidelijk na
1000 generaties. Hoe meer variatie, hoe meer selectie er mogelijk is.
- Waar komt die variatie vandaan?
Bronnen van variatie:
• Homologe recombinatie → meiose
• Polyploïdie → sprake van bij meer dan 2 chromosomen
• Immigratie, emigratie en translocatie van dieren → geïsoleerde
ontwikkeling → door deze drie dingen ontstaat daarna weer variatie
• Genetische mutatie → willekeurige foutjes in je genetische materiaal
1 en 4 belangrijkste bronnen van variatie
, - Hoe werkt die selectie?
• Reproductief succes – differentiële selectie: dieren met eigenschappen die
de kans op overleven vergroten produceren meer nageslacht.
• Seksuele selectie – de aantrekkelijkste dieren mogen het vaakst/eerst
paren. Bepaald door mooiste zang of veren. Of het sterkste mannetje mag
het vaakst paren.
• Sociale groep selectie – deze selectie kiest niet alleen de beste, maar
selecteert op groepscriteria, hoe heb ik het beste team.
Het proces van evolutie is vaak (bewust?) verkeerd uitgelegd:
1. Naturalistische dwaling (o.a. Eugenetica) → gaat ervan uit dat alles wat natuurlijk is,
dat is goed en moet bewaakt worden. Als voorbeeld: de naties. Kwalijke ‘mensen’ uit
de evolutie halen en dus uitroeien. Als evolutionair probleem krijg je dan een tekort
aan variatie.
2. Deterministische dwaling → wij zijn door onze genen geprogrammeerd en genen
bepalen ons gedrag (dieren zijn slaven van onze genen) = onzin.
Verklaringen voor gedrag
- Proximale verklaringen (proximate cause): gaat over mechanismen achter het
gedrag (Hoe?)
- Distale verklaringen (ultimate cause): gaat over de functie van gedrag (waarom?).
bij distale verklaringen vragen wij ons vaak af: waarom was het een evolutionair
voordeel om deze eigenschap te ontwikkelen?
Voorbeeld 1: agressie
- Proximale verklaring: aanmaak van testosteron neemt toe
- Distale verklaring: agressie dient om concurrenten af te troeven
Voorbeeld 2: altruïsme (=Anderen behulpzaam zijn met geen of nauwelijks eigenbelang)
- Proximale verklaring: bijv. hogere oxytocine productie
- Distale verklaring: de regel van Hamilton → dieren zijn altruïstisch indien rB > C
(r=relatedness; B=benefit ontvanger (nageslacht); C = cost van de gever)
Evolutionaire psychologie
→ Het begrijpen van het waarom (i.p.v. de hoe?) van psychologische eigenschappen
Ons brein heeft bepaalde modules die ervoor zorgen dat hele complexe processen, makkelijk
en snel worden voor de mens. Bijvoorbeeld: ontwikkeling van taal (communicatie).
Belangrijke aannames:
1. Functies in het brein zijn gevormd door evolutionaire processen
2. Verschillende psychologische functies zijn ontwikkeld om specifieke problemen uit het
evolutionaire verleden op te lossen (moderne mensen met een brein uit de steentijd)
3. Dit maakt het mogelijk om moeilijke problemen snel op te lossen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller majte4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.