HC en WC Methodologie 1- compleet document voor tentamen en opdracht
4 views 0 purchase
Course
Methodologie 1 (P_BMETHOD_1)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Research Methods in Psychology
Deze samenvatting bevat alle tentamen stof voor schriftelijk en mondeling tentamen Methodologie 1. Alle hoorcollege's zijn inhoudelijk toegelicht, met verhelderende uitleg per onderdeel. Gebruik van afbeeldingen voor verheldering.
Het boek van Morling is verwerkt in het document.
Het document leg...
Hoorcollege 1: Filosofie van wetenschap > Wat is wetenschap?
Arts (Bachelor of Arts, BA)= studies verband met cultuur
Science (Bachlor of Science, BSc)= studies om wereld te begrijpen
Empirische wetenschap vs. formele wetenschap
- Empirisch: kennis op basis van observatie (studies psychologie, pedagogiek)
- Formeel: kennis op basis van redeneren, logica
In wetenschap komen resultaten uit empirisch observeren (nieuwe data/ feiten
verzamelen) en formeel denken (logisch redeneren).
Absoluut wetenschappelijk niet aanvaardbaar:
- Volharding (niet juiste overtuigingen/ aannames)
- Intuïtie (gevoelens en openbaringen)
- Autoriteit (geloven op basis onderzoek andere bron of bepaalde persoon)
Wetenschappelijke kritiek:
Empirisme: wat we systematisch kunnen waarnemen
Rationalisme: correct formeel redeneren
Korte geschiedenis (filosofen)
Socrates: bracht kennis enkel verbaal voor, leraar van Plato (oud Athene BC)
Plato’s ideeën (erg rationeel, geen empirisme):
- Ideeënleer: belangrijkste voor kennisverwerving, ideeën komen van God
- Observaties: dat doet er niet toe, wantrouwen
- Nieuwe kennis redeneren door kennis en met pure logica nieuwe kennis maken
Aristoteles ideeën (leerling van Plato, waarde hechten aan observaties van natuur):
- Nieuwe kennis komt van logisch redeneren, maar (natuurlijke) observaties niet
wegmoffelen
- Deductie: nieuwe ideeën komen op basis van zekere waarheden/ kennis
- Inductie: wat we leren uit observaties, kan generaliserend en fout zijn
- Sterk rationalisme, maar soms empirisme toegestaan vanuit natuurlijke observ.
Alexander de Grote (leerling van Aristoteles, sterk empirisme en weinig rationalisme):
- Hellenisme: het verspreiden van het Griekse cultuurgoed
- Stichtte Alexandria (Egypte): broeiplaats van kennis, gericht op nauwkeurig
observeren, geen focus op verklaringen (rationalisme)
Athene: primair theoretische, niet observeren; ‘welke theorie is het beste’
Alexandria: primair observeren, niet theoretisch; wat leren we van observeren
Geocentrisch: de aarde in het midden. Gedachtengoed alle planten in cirkel om aarde.
Epicycles: planeet draai ook om zichzelf heen
Islamitische cultuur: vertalen wetenschappelijk opvattingen en die verder uitwerken.
Vanaf 1600 wetenschappelijke revolutie, sinds 1250 botsing met de kerk:
- Natuurlijke filosofie
- Belang van observaties (systematisch experimentalisten)
- Wiskundig bekijken van de realiteit (experimenten) en zo beschrijven
- Verbeterde observaties door microscoop en boekdrukkunst uitgevonden
Moderne wetenschap: theorieën worden getest door observaties
- Zelfcorrectie: zwakke theorieën gaan weg, sterkte blijven en worden onderbouwd
- Wetenschappelijke publicaties zijn de enige officiële wetenschappelijke bronnen
- Wetenschappelijke artikelen verschijnen in tijdschriften met peer-review, gekozen door
redacteur, verbeteren bijdrage en waarborgen minimum standaard
1
,Hoorcollege 2: Wetenschappelijke argumenten
Wat is filosofie? De moeder van alle wetenschappelijke disciplines.
Filosofen blijven de fundamenten, methodes en implicaties van wetenschap bekijken.
Aanname is een statement welke aangenomen zonder bewijs.
Fundamentele aannames:
- Het bestaan van een ware (materiele) werkelijkheid
- Realiteit is geordend
- De orde van realiteit kan ontdekt worden
- De volgorde van ontdekken is nooit de laatste
Observeerbaar Niet-observeerbaar
Data: Constructen:
- Feiten - Vaak gebaseerd op data gevolg
- Fenomenen trekkingen maken (bv zwaartekracht,
intelligentie, geheugen)
Reificatie: doen alsof constructen een
onderdeel van de realiteit zijn
Resultaten in een artikel Introductie en discussie in artikel
Data_1 → inductie →generalisatie Hypothese → deductie (kleiner maken)
Inductie: generaliseren observeerbare data naar een
construct
Hypothese: toetsbare verklaring voor een fenomeen (mini-
theorie, niet observeerbare wereld)
Voorspelling: een observeerbare consequentie uit de
hypothese (na operationalisatie)
In het boek worden de hypothese en voorspelling
als 1 gezien, in wetenschap niet.
Deductie: kleiner maken van theorie of hypothese
Morling: hypothese en voorspelling hetzelfde, docent vindt
van niet
Theorie: systeem van logische constructen, met doel fenomenen uit te leggen;
- Kan gezien worden als een complexe hypothese
- Intern consistent zijn: compleet helder hoe on-observeerbare wereld werkt
- Moet zuinig zijn: de eenvoudigste theorie heeft voorkeur
- Moet kraakhelder zijn (falsifieerbaar): de verwachte hypothese is niet waar
- Verificatie: data is in lijn met voorspelling, maakt niet hypothese gelijk waar
Logische argumenten:
Premisse: uitgangsuitspraken, uitspraak kan waar of niet
waar zijn
Afgeleide proposities: logische regels uit de premisse
Conditionele argumenten: als Q; dan R (aanleiding,
consequentie), 2.Q, 3.R
- Modus ponens (MP): redeneren met 2 premissen, met 1e
een voorwaardelijke uitspraak: Als P, dan Q. P. Dus Q.
- Bevestiging van de antecedent: dat wat vooral gaat
- Bevestiging van consequent: geen kloppend
argument (2.R, 3.Q)
~ betekend NIET
- Ontkenning van consequent: kan ook kloppend zijn
- Modus tollens (MT): gemengd hypothetisch redenering dat de vorm
2
, aanneemt van "Als P, dan Q. Niet Q. Daarom niet P. (tegen voorbeeld)
- Dubbele ontkenning: ~~ is wel
Zoeken naar valide argumenten concluderend Q (niet of wel).
We kunnen nooit volledig zeker zijn of hypothese of theorie waar is (inductief argument)
We kunnen falsificeren theorie/ hypothese, als de voorspelling niet uit komt (deductief
argument)
Kortom: falsifiëren kan altijd (deductief), maar verifiëren niet (inductief)
Goede theorie:
- Biedt veel mogelijkheden voor falsifieerbaarheid.
- Er worden unieke en risicovolle voorspellingen gedaan (‘bold’); Een voorspelling die
uitkomt, geeft sterkere steun aan hypothese, naarmate deze minder verwacht is
Ideale situatie:
- Twee sterke theorieën maken verschillende voorstellingen
- Voorspellingen testen in een kritisch experiment
Karl Popper: normatieve aanpak, hoe wetenschap gedaan moet worden
Thomas Kuhn: nieuwe theorieën zijn niet altijd beter
Max Planck: nieuwe generaties staan neutraler tegen theorieën
Pseudowetenschap: niet onderbouwde wetenschap;
- Aannemen van niet falsifieerbare ideeën
- Claims gebaseerd op incidentele of bias observaties
- Weerstand tegen wetenschappelijk onderzoek
- Negeren van tegenbewijs
Samengevat:
- Wetenschappelijke hypothese (H) of theorie moet falsificeerbaar zijn (weerlegbaar zijn)
- H testen door een voorspelling (P) af te leiden
- Als P niet waar is → falsificatie van H (deductief argument)
- Als P waar is → ondersteund dit H, geen ondersteuning voor H als P voor de hand ligt
- H zijn vooral waardevol als P ‘bold’ is en in conflict met andere hypotheses
- H nooit verifiëren (of “bewijzen”) (inductief argument)
- H kan gefalsificeerd worden wanneer een afgeleide P niet uitkomt, maar een H kan niet
worden geverifieerd als een P klopt
- Pseudowetenschap ontsnapt aan strenge wetenschappelijke toetsing
Werkcollege 1: Data verzameling
Replicatie crisis: in 2015 werd gevonden dat maar 40% van de originele resultaten
gerepliceerd kon worden (studies psychologie en pedagogiek)
Replicatiestudie: kunnen we hetzelfde resultaat behalen? Studies opzetten die dezelfde
(of erg vergelijkbare) condities gebruiken als de originele studies
In meeste pedagogiek en psychologie studies, willen we ‘naïeve’ deelnemers die geen
kennis over de hypothese hebben. Anders kan deze kennis bias gedrag oproepen.
Serial position curve: functie van uitkomsten onderzoek
Modal-model (standaard model): theorie over menselijk geheugen
Lange termijn geheugen: ongelimiteerde capaciteit, levenslang duratief, passief
Korte termijn geheugen (werkgeheugen): gelimiteerde capaciteit en tijdsspanne (15-30
sec), actief en vergankelijk (vergeten)
Herhaling info korte termijn, dan wel vasthouden en opslaan in lange termijn
Informatie kan uit lange termijn naar korte termijn geheugen gaan
Het is een complexe hypothese met een logische, samenhangende structuur.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadiahagenbeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.07. You're not tied to anything after your purchase.