Zorg op maat: dagelijkse zorg – Anatomie en fysiologie
INLEIDING
Anatomie = studie van de bouw van het menselijk lichaam
Fysiologie = hoe lichaamsfuncties werken
Zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
Basiswetenschap: grondige kennis van normale werking geeft later beter inzicht
in ziekteprocessen
Eigen taal = terminologia anatomica
- Iedereen spreekt dezelfde taal
- Weinig tot geen verwarring tussen zorgverleners
Menselijk lichaam
- 11 orgaanstelsels
- Onderling afhankelijk van- en samenwerkend met elkaar
- Streven naar een veilige stabiele werking = HOMEOSTASE
o = stabiel intern milieu – ideale evenwichtstoestand
o Homeostatische regulering: aanpassingen van de fysiologische
processen die moeten zorgen voor het handhaven van de homeostase
Receptor besturingscentrum effector
HOOFDSTUK 1: WEEFSELS
Differentiatie van cellen
- Cellen kunnen niet alle functies aan
- Uitschakelen van gen zorgt voor specialisatie van de cel = differentiatie
- Samenwerking van cellen met eenzelfde specialisatie
o Cluster van cellen met eenzelfde specialisatie = WEEFSEL
= wanneer cellen samenkomen
- Leer van de weefsels = histologie
DEKWEEFSEL - EPITHEEL
WAT?
- Weefsels die structuren bekleden
o Bedekken in- of uitwendige oppervlakken
- Klieren
o Scheiden producten af naar binnen en buiten toe
KENMERKEN
- Structuur: cellen dicht opeengepakt moet een stevigheid hebben
- Oppervlak
o Vrij oppervlak blootgesteld aan omgeving
o Inwendig compartiment
o Inwendige transportbuis
- Basaalmembraan: verbindt de weefsels met onderliggende structuren
o Membraan = vlies
o Basaal = ligt vast, aan de basis
o Zorgt ervoor dat de organen blijven liggen waar ze liggen
- Avasculair: afwezigheid bloedvaten
- Regeneratie: constante vervanging cellen
FUNCTIES
1. Fysieke bescherming
, o Bescherming tegen externe invloeden en schadelijke stoffen
Bv. schaven, uitdroging, chemische stoffen, bacteriën, MO, …
2. Doorlaatbaarheid reguleren
o Alle stoffen die het lichaam in-uit gaan moeten doorheen dekweefsel
o Sommige goed doorlaatbaar, andere bijna niet
o Zorgen dat producten binnen geraken en naar buiten kunnen
3. Zintuigfunctie
o Nemen verandering waar in de omgeving
o Geven info door aan zenuwstelsel
Bv. tastzintuig in de huid
o Als het aan de buitenzijde ligt zintuigfunctie
o Thermoreceptoren, drukreceptoren, … informatie over huid
4. Vorming gespecialiseerde klierproducten
o Kliercellen = dekweefselcellen die klierproducten vormen
Exocriene klieren afgeven klierproduct aan oppervlak
dekweefsel (enzymen, zweet, melk, …)
Endocriene klieren afgeven klierproduct aan omringen
weefselvocht of bloed = hormonen
Het epitheeloppervlak
- Apicaal oppervlak = bovenkant
o Toplaag blootgesteld aan interne of externe omgeving
Bv. huid
o Heeft gespecialiseerde structuren
Microvilli: vooral op plaatsen voor opname/afgifte (sterke
oppervlaktevergroting)
Kleine borsteltjes op uitstulpen zorgen voor groot
contactopp
Trilharen: gecoördineerde beweging om stoffen te verplaatsen
Stof en vuil buiten houden
Het basaalmembraan
- Onderkant
- Stevige binding tussen dekweefsel en onderliggende bindweefsels
- Bestaat uit netwerk van eiwitvezels – bevat geen cellen
o Functies
Stevigheid en weerstand tegen vervorming
Barrière tegen verplaatsing eiwitten en andere moleculen vanuit
bindweefsels richting dekweefsel
Vernieuwing en herstel van dekweefsel
- Permanente vernieuwing nodig van dekweefsel
, o Sommige leven maar 1 dag door blootstelling aan mechanische slijtage,
MO, chemische stoffen, …
o Handhaving door voortdurende deling van ongedifferentieerde cellen
(stamcellen) in de diepste lagen van het dekweefsel
SOORTEN
Aantal cellagen
- Éénlagig
o 1 laag boven het basaalmembraan
o Dun – weinig beschermend en kwetsbaar – plaatsen voor
opname/afgifte
o Hier moeten snel zaken uitgewisseld worden
- Gelaagd
o Betere bescherming – plaatsen met mechanische of chemische
belasting
o Bv. bij eten weefsel aan kaken
Celvorm van de buitenste laag
- Plaveiselepitheel = dunne afgevlakte cellen, kern in dikste gedeelte van de
cel
- Kubisch epitheel = eerder vierkante cellen
- Cilindrisch epitheel = grotere en smallere cellen
Klierepitheel
- Vorming van exo- of endocriene klierproducten
o Exocrien = via afvoerbuis naar uit- of inwendig oppervlak
o Endocrien = zonder afvoerbuis naar bloed of weefselvocht
- Mechanische van uitscheiding (exocriene klieren)
o Merocrien = via exocytose (afgeven van stoffen aan buitenwereld)
vorming van mucine (slijm) dat de vreemde stoffen en MO omvat
o Apocrien = zowel cytoplasma als klierproduct wordt afgescheiden
Cel vernietigt zichzelf
BINDWEEFSEL
- Meest diverse in het lichaam + grootste soort
1. Gespecialiseerde cellen 1 functie
2. Extracellulaire eiwitvezels
3. Grondsubstantie
o Extracellulaire vloeistof die ruimte tussen de eiwitvezels en cellen
opvult
o Samen met extracellulaire eiwitvezels kenmerkende tussencelstof of
MATRIX
o Dekweefsel bestaat bijna volledig uit cellen – volume bindweefsel uit
extracellulaire matrix
KENMERKEN
- Komen overal voor behalve aan uitwendig milieu (oppervlakten)
- Sterk vasculair bloedvaten aanwezig
- Bevatten zintuigen pijn, druk, temperatuur, …
, FUNCTIES
1. Stevigheid en bescherming
o Bescherming (kwetsbare) organen door vorming stevig raamwerk
o Omgeving en onderling verbinden van andere weefseltypen
2. Transport van stoffen
o Vloeibare bindweefsels vormen zeer goed transportmedium
o Bv. bloed rode bloedcellen, eiwitvezels, …
3. Opslag van energiereserves
o Speciale bindweefselcellen (vetcellen) slaan vetten op tot het ogenblik
dat ze nodig zijn
Vetweefsel = beschermen, je hebt het nodig energiebuffer
4. Verdediging van het lichaam
o Gespecialiseerde bindweefselcellen zullen binnendringende MO
bestrijden door onderling samen te werken en antistoffen te vormen
SOORTEN
Fysieke eigenschappen matrix
- Bindweefsel in strikte zin
o Vele celtypen in een matrix van extracellulaire vezels en een stroperige
grondsubstantie
- Vloeibare bindweefsels
o Cellen die ronddrijven in een waterige grondsubstantie waarin eiwitten
zijn opgelost
- Steunweefsel
o Minder verschillende celtypen, dichte grondsubstantie en dicht
opeengeplakte vezels bv. kraakbeen en beenweefsel
BINDWEEFSEL IN STRIKTE ZIN
Bevat
- Uiteenlopende celtypen (fibroblasten, fibrocyten, macrofagen, vetcellen,
mastcellen)
- Extracellulaire vezels
o Collagene vezels = lang, recht, onvertakt, sterk maar toch buigzaam
o Elastische vezels = vertakt, krom, krijgen oorspronkelijke lengte terug
naar uitrekking
Vertakt vormen een netwerk
o Reticulaire vezels = vormen een vertakt en verwerven raamwerk in
verschillende organen
Reticulair = netwerk stevigheid
- Stroperige heldere kleurloze grondsubstantie
Typen bindweefsel op basis van % cellen, vezels en grondsubstantie
- Losmazig bindweefsel (= vulling)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller miekedm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.24. You're not tied to anything after your purchase.