Cognitieve ontwikkeling
Met cognitie wordt het vermogen bedoeld om kennis te verwerven. De cognitieve
ontwikkeling beslaat de ontwikkeling van een veelheid van functies zoals
waarneming, aandacht, geheugen, redeneren, probleem oplossen, taal en
intelligentie. Jonge kinderen doen kennis op door actief met de omgeving om te
gaan. Kennis komt niet tot stand door het passief ontvangen van informatie maar is
het resultaat van een interactief proces.
Organisatie en adaptatie
Schema’s zijn strategieën waarmee kinderen de buitenwereld benaderen (bijv.
grijpschema’s, kijkschema’s en zuigschema’s). In de eerste levensmaanden zijn
deze schema’s uitsluitend sensomotorisch. Later in de ontwikkeling ontstaan er ook
denkschema’s die toenemend abstract worden. Deze schema’s staan eerst los en
kunnen later worden samengevoegd.
Adapteren is het proces waarmee kinderen veranderen in gedrag of denken om
effectiever te kunnen functioneren. Adapteren bestaat uit twee complementaire
processen: assimilatie en accommodatie. Assimilatie is het proces waarmee
bestaande vaardigheden of kennis worden gebruikt in nieuwe situaties.
Accommodatie is het proces van aanpassing van bestaande vaardigheden of kennis
om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan.
De drijvende kracht achter de cognitieve ontwikkeling noemt Piaget equilibratie, dit is
een zelfregulerend proces dat voor steeds betere adaptie zorgt. Als het gedrag van
een kind in overeenstemming is met de eisen die de omgeving aan het kind stelt, is
er evenwicht.
Sensomotorische periode
De sensomotorische periode is onderverdeeld in zes stadia en beslaat ongeveer de
eerste twee levensjaren en is zo genoemd omdat in deze periode de nadruk van het
denken op de motorische reacties op input van de zintuigen ligt.
Reflexen (0 tot 1 maand)
- Pasgeboren baby’s hebben een beperkt aantal aangeboren reflexen.
Primaire circulaire reacties (1 tot 4 maanden)
- Kinderen gaan gedrag vertonen dat een interessant of plezierig effect heeft en
dat herhaald gaat worden. Circulair: als er aan het einde van de handeling
, een reactie optreedt, zullen ze dit herhalen. Primair: met betrekking tot het
eigen lichaam.
Secundaire circulaire reacties (4 tot 8 maanden)
- De effecten van hun handelen op de omgeving buiten het eigen lichaam.
Coördinatie van secundaire schema’s (8 tot 12 maanden)
- Gedrag naar voren dat niet op toeval berust. Zijn nu in staat doelgerichte
aaneenschakelingen van gedrag te laten zien om iets te bereiken.
Tertiaire circulaire reacties (12 tot 18 maanden)
- Beginnen te experimenteren en zelf variaties aan te brengen in het omgaan
met voorwerpen. Oorzaak-en-gevolgrelaties.
Het eerste denken (18 tot 24 maanden)
- Voor het eerst en probleem in gedachten oplossen.
Pre-operationele en concreet-operationele periode
Hoofdkenmerk van de pre-operationele periode is het ontbreken van logische
denkstrategieën. Bij de concreet-operationele periode ontstaat de mogelijkheid om
logisch en systematisch te denken.
Kenmerken van pre-operationele periode:
- Egocentrisme: Het denken centreert zich rond de eigen persoon.
- Animisme: De neiging om aan niet-levende dingen leven toe te kennen.
- Artificialisme: De neiging om te geloven dat alle dingen door mensen zijn
gemaakt.
- Realisme: De neiging psychische fenomenen zoals gedachten en dromen als
fysische fenomenen te zien.
Drie experimenten voor ontwikkeling van het logisch denken:
- Begrip van rangorde. Voor het kind legt men langwerpige voorwerpen neer
die niet even lang zijn. Het kind wordt vervolgens gevraagd het kortste
voorwerp te pakken en met de andere een trap van klein naar groot te maken.
Kinderen in de pre-operationele periode zijn niet in staat deze opdracht uit te
voeren en leggen de voorwerpen in willekeurige volgorde neer. Sommige
kinderen slagen erin enkele in de juiste volgorde te leggen, maar niet alle.
Pas na het zesde of zevende jaar zijn kinderen in staat deze opdracht goed
uit te voeren.
- Conservatie van aantal. Men legt voor een kind twee rijen van vijf ronde
voorwerpen onder elkaar. Het kind wordt gevraagd of er een rij is met meer
rondjes dan de andere, of dat beide rijen evenveel rondjes bevatten. Als het
kind heeft gezegd dat beide rijen evenveel rondjes hebben, legt de testleider
terwijl het kind meekijkt de rondjes van één rij verder uit elkaar, zodat deze
langer wordt maar nog wel evenveel rondjes bevat. Nu wordt weer gevraagd
of er een rij is met meer rondjes dan de andere of dat beide rijen evenveel
rondjes hebben. Kinderen in de pre-operationele periode antwoorden dat de
langere rij meer rondjes heeft. Zij letten op slechts één aspect, namelijk de
lengte en negeren het feit dat er geen rondjes zijn bijgekomen of afgehaald.
Kinderen in de concreet-operationele periode kunnen wel het goede antwoord
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliavoogsgeerd1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.