Samenvatting Voortplanting en verloskunde bij de grote huisdieren
4 views 0 purchase
Course
Voortplanting en verloskunde GHD (G000874)
Institution
Universiteit Gent (UGent)
Via deze samenvatting behaalde ik en medestudenten in eerste zit het examen. Indien je wilt kan je via FB sturen voor een betere prijs én bij bewijs van aankoop kan ik examenvragen geven en een korte essentiesamenvatting
2022 - 2023 Voortplanting en verloskunde
van de grote huisdieren
Prof. G Opsomer
Prof. K Smits
Dr. J Govaere
Prof. Dominiek Maes
Marguerite Charlier + Meriban Van Renterghem
2E MASTER DIERGENEESKUNDE
,1
, H1: Voortplanting bij het rund
Prof. G Opsomer
1. Klinisch onderzoek bij het rund
1.1. Inleiding
− Voor de GHD kadert de voortplanting en de verloskunde in de economie van het bedrijf.
Bij een melkveebedrijf is de tussenkalftijd zeer belangrijk
De figuur toont lactatiecurves aan
Het afkalveren is nodig om melk te produceren
(pink = nog niet afgekalfd: vaars = 1x afgekalfd: koe = meerdere keren)
Het begin van de curve is de eerste afkalving
De melkproductie stijgt snel en piekt rond 1m na het afkalven
en gaat dan geleidelijk aan achteruit
De manier waarop dat gaat noemt men de persistentie of
aanhouden van de melkproductie
Vaarzen pieken in het algemeen minder hoog, maar houden de
melkproductie langer en hoger aan
Hoe ouder de koe, hoe hoger de piek, maar hoe sneller ze ook
zal zakken
Bedrijf A: tussenkalftijd (TKT) van 350d → koe in 4,5j 5x gekalfd en 5x gepiekt
Bedrijf B: tussenkalftijd (TKT) van 410d → kalven minder snel: koe in 4,5j 4x gepiekt dus minder melk
Conclusie:
Vruchtbaarheid op een bedrijf is economisch belangrijk
Hoe vruchtbaarder de koe, hoe sneller de koe afkalfd en piekt dus meer melk produceert
Nadeel: koe gaat minder lang mee want kans om ziek te worden is het hoogst na het afkalven
(bv metabole ziekten)
1.2. Basiskennis voortplanting rund
− Cyclusduur:
→ 18 tot 24 dagen
→ Meestal 2 of 3 folliculaire golven
= Als een dier ovuleert wordt er een geel lichaam gevormd en tijdens de groei van
dat geel lichaam blijven er folikels bij een rund op de eierstok hangen
(als een koe niet tochtig wordt, worden er prostaglandines toegediend waardoor het
geel lichaam sterft en één van de folikels kan doorgroeien)
▪ 2: lacterende melkkoeien
▪ 3: (niet lacterende) pinken en vleesvee
, − Anatomie/ligging van het geslachtsapparaat:
→ Baarmoeder: koersstuur (opgekruld: moeilijk te onderzoeken want hoornen moeten
worden ontkruld om deze helemaal te kunnen aftasten, ook een tweelingdiagnose is
moeilijker dan bij een paard want met een echo zie je 2x hetzelfde kalf in het beeld door
deligging van de baarmoeder)
− Oestrus:
= Het tochtig zijn van het dier, belangrijk te weten wanneer de ovulatie plaatsvindt om KI
te doen om de koe drachtig te krijgen
→ Oestrusduur: 12 tot 18 uren
→ Moment van ovulatie: 12 uren na het einde van de oestrus
1.3. Klinisch onderzoek
− Signalement:
→ Ras
→ Soort
→ Leeftijd
− Anamnese:
→ Wat is de klacht?
→ Hoe lang duurt die klacht al?
− Algemene indruk:
→ Hoe ziet het dier eruit?
→ Neerliggen, laterale of sternale decubitus, ..
→ Alertheid
→ Algemeen onderzoek:
▪ Pols:
o Jong kalf: 80-100/min
o Volwassen dier: 60-80/min
→ Ademhaling: 15-35 x/min
→ Temperatuur:
▪ Volwassen koe: 38-39°C
▪ Pasgeboren kalf: 38,5-40,5°C
▪ Jong rund: 38,5-39,5°C
→ Huidturgor: < 3 s
→ Mucosa: Mooi roze
→ Lymfeknopen: Niet opgezet
→ Orgaanspecifiek onderzoek: genitaaltractus
▪ Uitwendig onderzoek: Inspectie en palpatie
▪ Inwendig onderzoek: Inspectie (vaginoscopisch)
▪ Palpatie: Rectaal (+echo)
▪ Aanvullend onderzoek (Bv. Bloedonderzoek – endometriumbiopsie)
1.4. Conclusie
− Het onderzoek moet volledig en correct worden uitgevoerd
− Het is de basis voor een juiste diagnose
− Veel oefenen is het advies
− Slordigheid en haast zijn de grootste “vijanden” van de dierenarts
3
,1.5. Basis rectaal onderzoek
− Cervix: oriëntatiepunt: dan weet je dat je het geslachtsapparaat onderzoekt (!)
− Palpatie baarmoeder:
→ Grootte
→ Symmetrie: bv. kalf in één hoorn
→ Inhoud: kalf, etter, slijm, …
→ Contractiliteit: hardheid
▪ Bv: baarmoeder: slap/niet-contractiel of hard/contractiel = rund (omgekeerd bij paard) rond
de oestrus, goed tochtig, heeft een contractiele harde baarmoeder door de oestrogenen
▪ Tgv progesteron zal men een slappe baarmoeder hebben
→ Vergroeiingen: ontstaan meestal na keizersnede door inflammatie van de baarmoeder
▪ Dus vooral bij dikbillen: kan problemen geven bij volgende dracht want baarmoeder
moeilijk te manipuleren etc
− Palpatie van de eierstokken:
→ Follikel: zachte, fluctuerende structuur (‘ontploffingsgevaar’)
→ Corpus luteum: torentje – paddenstoel te voelen
▪ Structuur die zacht of harder aanvoelt
▪ Bepaalt de grootte van de ovaria
o Bv indien het rechter ovarium groter is dan het linker, dan kan je vermoeden dat er
op het rechter een geel lichaam staat, als je dan het torentje voelt, weet je het
zeker: je kan ook bevestigen met echo
→ Abnormale structuren: cysten en tumoren
1.6. Voorbeelden
− Wanneer uit een anamnese gesteld kan worden dat het dier ziek is, is het best om het
dier algemeen te onderzoeken
− Wanneer de probleemstelling duidelijker is, zoals een koe die niet tochtig wordt, is een
algemeen onderzoek minder belangrijk want de koe is eigenlijk niet ziek
− Men zal dan rechtsreeks naar een gericht onderzoek overgeschakelen
− Het is dus sterk afhankelijk van wat de klant in zijn anamnese zegt, die zo het verloop van
de consultatie bepaalt
4
,2. Drachtdiagnose bij het rund
− Doel: zo vlug mogelijk opsporen van de niet-drachtige dieren, zodat deze zo snel mogelijk
tochtig/drachtig kunnen worden en een zo kort mogelijke tussenkalftijd hebben opdat de
koe minder kost aan de boer
→ Als een dier niet drachtig is, wordt ze om de 21dagen tochtig met de hierbijgaande
gedrachtsveranderingen door de oestrogenen
→ De koe moet door de mens op het juiste moment worden geïnsimineerd
▪ De factor mens is dus even belangrijk als de factor koe, want de mens moet de koe
op het juiste moment insimineren (!)
▪ Er is dus evenveel kans dat het fout gaat bij de koe als bij de mens
▪ Dus is de koe niet tochtig geweest of heeft de boer niet gezien dat de koe tochtig is
geweest?
− In de praktijk: de koe wordt op het juiste moment geïnsimineerd na 21d is de koe niet tochtig
gezien → boer gaat ervan uit dat de koe drachtig is → drachtdiagnose om dat te bevestigen
→ De dieren die niet drachtig zijn moeten snel opgespoord worden om opnieuw te insimineren
→ Ideale test: het werkt reeds voor de 21 dagen na de inseminatie met een goede precisie
en laat herinseminatie toe bij eerst volgende bronst
− Andere redenen voor aanvraag tot drachtdiagnose:
→ Hoe ver is het dier drachtig?
→ Leeft het kalf nog? Bv. Bij ziekte tijdens de dracht.
→ Deze koe moest al lang gekalfd hebben
→ Er was een stier losgebroken
→ Er zat nog een stiertje tussen onze vaarzen
→ Wat is het geslacht van het kalf? Via echo
→ Is het dier drachtig van een tweeling?
→ Dier is drachtig verklaard, maar ik heb ze opnieuw tochtig gezien
2.1. Enkele fysiologische aspecten
− Na inseminatie zal in ongeveer 90% van de gevallen fertilisatie optreden:
→ (!) Bij hoogproductieve melkvee is het probleem dat er veel embryonale sterfte
optreedt
→ Bij insiminatie van 100 hoogproductieve koeien zullen er slechts 40 afkalven
− Fertilisatie gebeurt in de eileider, zygote blijft 4 tot 5 dagen in de eileider
− Vrucht produceert vanaf ongeveer dag 13 interferon tau (INF) dat prostaglandine
secretie van de uterus zal afremmen → drachtherkenning
− Bij niet drachtige dieren zal er vanaf dag 17 ongeveer prostaglandine geproduceerd
worden door de uterus, waardoor het CL wordt afgebroken en het dier opnieuw tochtig
zal worden
5
,2.2. Eerste teken van dracht voor de veehouder
− Het belangrijkste teken voor de veehouder is dat het dier niet terug tochtig wordt
→ Hierbij is elk dier die aangeboden wordt voor controle door een dierenarts, vaak een
paar keer al niet meer tochtig geweest
− Deze parameter heeft wel een paar beperkingen:
→ Bronstdetectie is slechts 50% (dus op 100 tochtige koeien worden er slechts 50 gezien)
▪ Hoogproductieve koeien tonen deze minder goed
▪ Veehouder kan de tochtigheid missen terwijl deze toch aanwezig was
(soms door te korte tochtigheid)
→ Cyclus kan ook om andere redenen stilvallen
→ Sommige drachtige koeien kunnen toch nog (lichte) tochtigheidssymptomen
vertonen
▪ Tot 6% van de drachtige koeien
▪ Meestal tussen maand 4 en 8 van de dracht
2.3. Voelen van corpus luteum
− Het opvoelen van het corpus luteum is een belangrijke parameter voor het bepalen van de
dracht
→ Het corpus luteum is namelijk aanwezig gedurende de hele dracht en bevindt zich
vrijwel altijd aan de ipsilaterale zijde van de drachtige hoorn
→ De aanwezigheid van een actief CL op 21 tot 24 dagen laat met 80-90% zekerheid
toe te zeggen dat de koe drachtig is
→ Het voelen van de CL op een ander moment in de dracht, is niet informatief
− De fouten die gemaakt kunnen worden:
→ Dier op verkeerd moment geïnsemineerd (als dier halverwege de cyclus geïnsemineerd wordt,
dan is 21d later ook gewoon midden in de cyclus en is er ook een CL aanwezig en zou ze verkeerdelijk
drachtig worden verklaard)
→ Embryonale sterfte
→ Pyometra
− Accuraatheid van het voelen van een CL is niet zo hoog:
De eierstok wordt tussen de vingers geïmobileerd en het
torentje er boven op is het geel lichaam (CL)
Op dag 10-12 is het CL groter
Op de 2 ovaria zie je ook gladdere donkere plekken: dit
zijn folikels
Zolang het CL er is en progesteron produceert zullen de
folikels niet doorgroeien.
6
,2.4. Progesterontest
− Het principe:
→ Het CL wordt gevormd na de ovulatie
→ Als het dier drachtig is blijft het CL progesteron produceren tot het einde van de dracht
→ Bij niet drachtige dieren produceert de baarmoeder prostaglandines vanaf 17/18
dagen en wordt het CL afgebroken en het dier wordt tochtig → laag progesteron
→ Indien het progesteron 3w na inseminatie hoog is, is de kans dat de koe drachtig is hoog,
maar niet 100% want de koe zou op het verkeerde moment geïnsemineerd kunnen zijn, …
− DUS:
→ Lage progesteron = dier niet drachtig
→ Hoge progesteron = hoge kans dat koe drachtig is
− Hoe uitvoeren: in de melk (vetgehalte) en bloed
→ Maar hierbij is het wel belangrijk om op te merken dat progesteron lipofiel is en dus
vooral in het vet zit
→ Progesteron is een vetoplosbaar eiwit, die afhankelijk van het vetgehalte van het
melk, meer of minder aanwezig zal zijn
→ Het is zo dat dieren een ander vetgehalte kunnen hebben in hun melk
▪ Als je een staal neemt van na-melk, waarin veel vet zit, zal de progesteron
hoger zijn dan in een staal van voormelk, waarin weinig vet zit
▪ Er is dus nood aan standaardisatie van het vetgehalte
→ Dus:
▪ Voor het melken: Laag
▪ Na het melken: Hoog
− Uitvoeren van de test:
→ De test kan op het bedrijf uitgevoerd worden (Cow side) maar deze is minder correct
(duurt 45 minuten en werkt met kleurreactie tov standaarden)
→ Het wordt best gedaan tussen 21 dagen en 23 dagen na inseminatie
→ Bij niet drachtige dieren is de test 100% juist, maar bij drachtige dieren maar 85% juist
(85% van de koeien kalven af)
→ De redenen hiervoor zijn vals positieve testen door:
▪ Inseminatie op het verkeerde moment
▪ Embryonale sterfte
▪ Luteale cyste
▪ Pyometra
Inseminatie (AI1) gebeurt wanneer koe tochtig is (d0): progesteron is laag
in plamsa en melk (in melk altijd hoger door aanwezigheid van vet) Progesteron
stijgt dan, maar daalt vanaf d17 doordat het CL wordt afgebroken omdat ze
niet drachtig is
Ze wordt opnieuw tochtig, progesteron is laag, en ze wordt geïnsemineerd (AI2)
Progesteron stijgt weer en blijft hoog: koe is drachtig
Progesteron moet hoog blijven tot het einde van de dracht.
Hier werd de koe op het verkeerde moment geïnsemineerd, de
tochtigheid is gemist
Er werd te laat geïnsemineerd (AI1), namelijk wanneer progesteron hoog
was (en oestrogeen laag)
Als de veehouder 3w later het progesteron bepaalt, denkt die dat de koe
drachtig is door de hoge progesteron, maar ze werd eigenlijk op het foute
moment geïnsemineerd.
Conclusie bij de progesterontest 3w na inseminatie: P laag = niet drachtig P hoog = 80% drachtig
Tegenwoordig bestaan er melkrobots waar het progesterongehalte automatisch bepaald wordt om te
meten of een koe drachtig is of niet.
7
,2.5. Chemische drachtdiagnose
− Optie 1: bepalen van de early pregnancy/conception factor die in feite een glycoproteine
is dat reeds 24 uur na fertilisatie te meten is
→ De oorsprong van deze proteïne is niet gekend maar de test kan wel gebruikt
worden vanaf 7 dagen tot 8 dagen na de inseminatie
→ Echter is het toch gebleken dat deze test onvoldoende betrouwbaar was
− Optie 2: bepalen van de oestrone-sulfaat
→ Oestrone wordt gevromd door de placenta vanaf 100 dagen dracht, en wordt
vervolgens geconjugeerd tot oestrone sulfaat in de lever van het (levende) kalf, en is
dan te meten in bloed en melk:
▪ Nadeel: Dier is dan al lang drachtig
▪ Voordeel: Zegt iets over al dan niet leven van het kalf
− Optie 3: bepalen van Bovine pregnancy-specific protein B (bPSPB)
→ Dit is een eiwit die gesecreteerd wordt door trofoblastcellen en te meten is vanaf 15
dagen (vrij betrouwbaar vanaf 24 dagen) na inseminatie bij drachtige dieren
− Optie 4: bepalen van Bovine pregnancy-associated glycoprotein (bPAG)
→ Wordt geproduceerd door de placenta
→ Deze kan gebruikt worden vanaf 30 dagen na inseminatie en geeft zo informatie
over het drachtig zijn van een levende vrucht
→ De concentratie van het eiwit, indien hoog, geeft daarbij ook een indicatie omtrent
meerlingdracht of drachtduur
→ bPAG kan bepaald worden tijdens de melkcontrole (om de 6 weken), die het
individueel productie van elk dier aan de kaart breng.
→ Nadelen:
▪ Lange halfwaardetijd heeft
▪ Dieren die te snel geïnsemineerd worden na dracht, kunnen mogelijks een vals
positief resultaat krijgen door de aanwezigheid van het eiwit van de vorige dracht
o Het is daarom belangrijk deze te gaan bepalen na meer dan 100dna kalving
2.6. Rectaal onderzoek
Rectaal onderzoek is de belangrijkste en vaak
voorkomende methode om dracht te gaan bepalen
- Ook bij rectaal onderzoek is het werken met een
systematiek belangrijk
- Eerst moet de cervix gevonden worden en daarna
pas de baarmoeder en eierstokken
- Op de eierstokken kunnen zo verschillende
stucturen gevoeld worden zoals ontwikkelende
follikels en CL
8
, 2.6.1. Asymmetrie van de hoornen en fluctuatie
− Asymmetrie van de hoornen is één van de eerste symptomen van dracht:
→ Veroorzaakt door opstapeling van allantoïs vocht
→ Verdunning van de baarmoederwand en het vruchtwater leiden tot het gevoel van
fluctuatie (fietsband) vanaf 28 d bij vaarzen en 32 d bij koeien
→ Minder gevaarlijk dan membraanslip en voelen van het amnion
→ Fluctuatie kan ook worden veroorzaakt door andere zaken (etter, mucus, ...)
− Obv de grootte van de drachtige hoorn, kan de drachtigheidsperiode vaak bepaald worden:
→ Pols: 6 w
→ Elleboog: 7 w
→ Schouder: 8 w
→ Nek: 9 w
→ Hoofd: 10 w
Drachtdiagnose: asymmetrie in de hoornen (ene hoorn is groter dan de
andere), men voelt er fluctuatie in en op basis van de grootte van de
drachtige hoorn en de geweten metingen kan je weten hoe lang de koe
al drachtig is.
Asymmetrie in de hoornen. Corpus Luteum graviditatis te zien, meestal
aan de ipsilaterale kant van de drachtige hoorn.
Na opensnijden van de hoorn
Placentatype van het rund: cotelydonen op de vruchtvliezen die in de
karankuls van het moederdier gaan zitten
Samen noemt men ze placentomen
2.6.2. Voelen naar de membraanslip
= Slippen van het allanto-chorion tussen duim en wijs- of middenvinger bij het opheffen
van de baarmoederwand
− Dit is te voelen vanaf 35 dagen dracht en vereist redelijk wat ervaring
→ Her is niet ongevaarlijk en kan zorgen voor het verlies van de dracht
→ Het kan vooral gebruik worden voor differentiaaldiagnose:
▪ Inhoud in de baarmoeder (bv. etter of vrucht?).
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meribanvanrenterghem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $18.23. You're not tied to anything after your purchase.