Anatomie en Fysiologie /Algemene Medische Kennis I (30975T1)
Summary
Samenvatting alle hoofdstukken (1-10) Anatomie en Fysiologie (Algemene Medische Kennis I). LOI 30975T1
1 view 0 purchase
Course
Anatomie en Fysiologie /Algemene Medische Kennis I (30975T1)
Institution
LOI - Leidse Onderwijsinstellingen
Vak: Anatomie en Fysiologie / Algemene Medische Kennis I (vakcode: 30975T1)
Onderwijsinstelling: LOI
Kan o.a. gebruikt worden voor de opleiding: HBO longfunctieanalist
Samenvatting van alle hoofdstukken:
1. Cytologie en Histologie
2. Het skelet
3. De spieren en Gewrichten
4. Bloed en Immun...
Anatomie en Fysiologie /Algemene Medische Kennis I (30975T1)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
manoukwevers
Content preview
SAMENVATTING ANATOMIE EN FYSIOLOGIE
HOOFDSTUK 1 CYTOLOGIE EN HISTOLOGIE
Anatomie = wetenschap die de bouw van het menselijk lichaam onderzoekt.
Fysiologie = bestudeert normale functioneren van de onderdelen van het menselijk lichaam
Pathologie = wetenschap die zich bezighoudt met algemene ziekteleer en stoornissen in de bouw en
functioneren van het lichaam.
INLEIDING TOT DE CYTOLOGIE
Kenmerken van de levende stof
Alle organismen in natuur kenmerken gemeenschappelijk:
1. Ademhaling
2. Uitscheiding
3. Voeding
4. Groei
5. Beweging
6. Voortplanting
7. Reactie op prikkels van buitenaf
Cellen bouwstenen organismen → zelfstandig functioneren → veel processen.
Anatomisch veel verschil tussen cellen. Levensduur verschilt ook per cel.
Belangrijk kenmerk cel → vermogen tot delen
Cytologie = wetenschap die zich bezighoudt met bestuderen van cellen.
BOUW VAN DE CELLEN
Cel op te delen in:
1. Celmembraan → dun vlies om
cel met openingen voor uitwisseling
stoffen → gecontroleerd transport.
Doorlating afhankelijk van:
• Grootte poriën
• Opbouw membraan
• Eigenschappen stof
→ semi-permeabel
Transportmechanismen:
- Actief → kost energie, tegen
concentratiegradiënt in →
fagocytose, pinocytose,
transporteiwitten
- Passief → kost geen energie
→ diffusie, osmose, filtratie
2. Cytoplasma (vloeistof) → water, koolhydraten, eiwitten, zouten
3. Nucleus (kern) → bevat chromosomen:
• Dragers erfelijke eigenschappen, maar ook informatie betreft eiwitaanmaak.
• Mens totaal 46, 23 paren → 1 paar geslachtschromosomen, 22 paar autosomen.
• Vrouw XX, man XY
, • Opgebouwd uit genen → één erfelijke eigenschap → opgebouwd uit DNA → uniek
4. Organellen → orgaantjes cel → eigen functie
CELDELING
Mitose
Lichaam groeit door celdeling → afgestorven cellen vervangen. Cellen die veel worden
vermenigvuldigt:
• Huidcellen
• Darmcellen
Mitose → 1 cel splitst met kerndeling tot 2
genetische identieke cellen → van elk
chromosoom kopie gemaakt → DNA verdubbelt
(=kan van zichzelf) → cytoplasma neemt toe →
verdeelt over dochtercellen → deling opnieuw.
Meiose
Bevruchting → samensmelten mannelijke en
vrouwelijke geslachtscel → zygote
Celdeling in vorm van meiose/reductiedeling →
ontstaan geslachtscellen met 23 chromosomen
(haploïd) i.p.v. 46 (diploïd).
Chromosomen in paren → 1 van vader, 1 van
moeder.
2 dezelfde genen = homozygoot.
2 verschillende genen = heterozygoot
Ene gen sterker dan ander → dominant vs. recessief
→ ook van belang bij erfelijke aandoeningen
Geslachtschromosomen → bepalen geslacht individu → XX vs XY
Eigenschappen op X-chromosoom:
• Kleurenblindheid
• Hemofilie
Gen niet tot expressie maar wel bij zich dragen → drager.
Voorbeelden van chromosomale afwijkingen
Syndroom van Down:
• Autosomale afwijking
• Chromosoom 21 in drievoud → 47 chromosomen per cel → trisomie 21
• Zwakbegaafdheid, mongoloïde uiterlijk
Syndroom van Turner:
• Geslacht chromosomale afwijking
, • Vrouw maar 1 X-chromosoom → X0 → 45 chromosomen per cel
• Klein, geen spontane puberteit, vruchtbaarheidsstoornissen, zwakbegaafd
Syndroom van Klinefelter
• Geslacht chromosomaal
• Mannen X- chromosoom te veel → XXY
• Zwak begaafd, kleine penis, zwaarlijvigheid
Prille begin lijken alle cellen op elkaar, later rijping in diverse richtingen → cellen differentiëren →
onderscheiden cellen → naarmate verder gedifferentieerd, verliest vermogen tot deling → wanneer
verloren, niet meer vervangen → littekenweefsel.
FUNCTIES IN DE CEL
Stofwisseling
Lichaam voor 96% opgebouwd uit 4 elementen:
• Koolstof (C)
• Waterstof (H)
• Zuurstof (O)
• Stikstof (N)
→ bouwstenen voor:
- Eiwitten
- Koolhydraten
- Vetten
- Nucleïnezuren
→ beperkte levensduur → telkens versleten en vervangen voor nieuw materiaal→ voedingsstoffen
aangevoerd en afvalstoffen scheiden = metabolisme/stofwisseling
Cellen ook eigen stofwisseling voor eigen onderhoud.
Celademhaling → cel neemt zuurstof op uit bloed en gebruikt het voor verbranding van voedingsstoffen
→ energie vrij → gebruiken voor processen bij aanmaak nieuwe stoffen → afvalstoffen afgevoerd.
Minimale stofwisseling in rust = ruststofwisseling/basaal metabolisme
Lichaamstemperatuur moet op peil gehouden worden → 37C → processen waarbij energie in twee
vormen vrij komt:
• Warmte (voor handhaving)
• Mechanische energie → gebruikt voor:
o Beweging
o Transportprocessen over cembraan
o Elektrische arbeid (zenuw- en spiercellen)
o Productie nieuw materiaal
Anabolisme → processen waarbij nieuw materiaal wordt aangemaakt
Energie kan ook opgeslagen worden bv. in vorm van vet
4 stelsels betrokken bij stofwisseling:
• Hart- en vaatstelsel → aanvoer brandstoffen en bouwstoffen naar cellen en afvoer
afvalproducten
• Ademhalingsstelsel → opname zuurstof en afgifte koolstofdioxide en waterdamp
, • Uitscheidingsstelsel → uitscheiding afvalproducten:
o Longen: CO2
o Nieren: urine
o Huid: zweet
o Darmstelsel
• Spijsverteringsstelsel → aanvoer bouwstoffen naar hart en vaatstelen, energie geleverd door
afbraak voedingsstoffen:
o Koolhydraten
o Vetten
o Eiwitten
→ afgebroken tot kleine eenheden
Voedingstoffen te verdelen in twee groepen:
- Brandstoffen → vetten en koolhydraten
- Bouwstoffen → eiwitten → beschikking 20 aminozuren. Essentiële aminozuren kunnen we niet
zelf aanmaken → met voedsel innemen.
Regulatie
Hormonen → eiwitten, belangrijk bij stofwisseling
Insuline:
• Door alvleesklier geproduceerd
• Rol bij koolhydraatstofwisseling
Thyroxine:
• Regelt intensiteit stofwisseling
• Door schildklier
Groei
Jongen mensen groeien → nieuw celmateriaal nodig.
Cellen die veel worden vervangen → rode bloedcellen
HISTOLOGIE (WEEFSELLEER)
Weefsels en organen
Weefsel → samenhangend geheel cellen→ elk soort specifieke tussenstof.
Organen → opgebouwd uit verschillende weefsels die eenheid vormen → 1 of meerdere functies
Orgaanstelsels → aantal organen die één functie uitvoeren → bijv. tractus digestivus
Soorten weefsel
1. Oppervlakte weefsel/dekweefsel :
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manoukwevers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.68. You're not tied to anything after your purchase.