100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Begrippenlijst Klinische Neurologie - Kuks & Snoek $9.12
Add to cart

Other

Begrippenlijst Klinische Neurologie - Kuks & Snoek

 39 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Begrippenlijst van de hoofdstukken 3 - 4 - 8 - 11 - 17 - . Deze hoofdstukken worden gebruikt voor de minor Neurorevalidatie aan de HAN.

Preview 4 out of 38  pages

  • March 7, 2020
  • 38
  • 2019/2020
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Klinische neurologie

Hoofdstuk 3: Zenuwstelsel en spieren: anatomie, fysiologie en pathologie. 2

Hoofdstuk 4: Kracht en gevoel 9

Hoofdstuk 8: Hogere cerebrale functies 14

Hoofdstuk 11: Het cerebrovasculaire systeem 17

Hoofdstuk 17: Cerebrovasculaire aandoeningen 21

Hoofdstuk 19: Veranderd bewustzijn 24

Hoofdstuk 20: Hoofd/hersenletsel 28

Hoofdstuk 24: Multiple sclerose en aanverwante aandoeningen 31

Hoofdstuk 26: Extrapiramidale ziekten 33




1

,Hoofdstuk 3: Zenuwstelsel en spieren: anatomie,
fysiologie en pathologie.
Bewegen = motoriek
Waarneming = sensoriek
Ontvangers = sensorische receptoren → zijn gevoelig voor licht, geluid, geur, smaak, pijn,
temperatuur, structuur en positie, de omgeving verkent en door middel van 2 typen
effectoren - klieren en spieren - de omgeving beïnvloed.
Endoderm = binnenste kiemblad van de embryo
Mesoderm = middelste kiemblad van de embryo
Ectoderm = buitenste kiemblad van de embryo
Perifere zenuwstelsel = Het perifere zenuwstelsel (PZS) is een deel van het zenuwstelsel
dat buiten het centrale zenuwstelsel (CZS) is gelegen. Het perifere zenuwstelsel vormt de
verbindingen van en naar de organen en weefsels en het centrale zenuwstelsel .
Ganglia = kernen van cellichamen
Medulla spinalis = ruggenmerg, verdeeld in segmenten. Bij ieder segment hoort een
voorwortel, die informatie uit het ruggenmerg naar spieren stuurt. De achterwortel is
verbonden met een ganglion die sensibele informatie het ruggenmerg in brengt.
Centrale zenuwstelsel = bestaat uit ruggenmerg, hersenstam, tussenhersenen en de
hersenschors.
Hersenstam = het craniale verlengstuk van het ruggenmerg. Hier vinden automatische
processen plaats, bijvoorbeeld ademhalen, coördinatie van de ogen.
Caudaal = van beneden
Craniaal = naar boven
Rostraal = naar voren
Medulla oblongata = verlengde (ruggen)merg
Cerebellum = kleine hersenen, van belang voor bepaalde aspecten van bewegingssturing,
vormt embryologisch een eenheid met de pons.
Di-encephalon = tussenhersenen met hierin:
Thalamus = kamer of slaapkamer is een voorschakel systeem voor de hersenschors waar
vrijwel alle informatie die van belang is voor het waarnemen en bewegen doorgeschakeld
wordt.
Hypothalamus = onderkamer, is het coördinatiepunt van het autonome zenuwstelsel en het
endocriene systeem.
Autonome zenuwstelsel = onwillekeurig zenuwstelsel
Endocriene systeem = hormonale systeem
Hypofyse = onder groeisel


2

,Telencephalon = eindhersenen, bestaat uit de cortex, het limbische systeem en de basale
kernen.
Cortex = hersenschors, is van belang voor bewust waarnemen en handelen.
Limbische systeem = de binnenzoom van de hersenen, is van belang voor episodisch
geheugen en emotie
Basale kernen = zijn voor procedurele activiteiten als automatische, maar ook bewust en
onbewuste aangeleerde motoriek.
Ventrikels = ruimten in de hersenen
Liquor cerebrospinalis = vocht dat gevormd wordt dat tussen de hersenvliezen om
hersenen en ruggenmerg terechtkomt en daar afgevoerd wordt.
Spasticiteit = uitval van de motorische door de cortex.
Tractus = zenuwbanen
Ascenderende tractus = opstijgende baan van het ruggenmerg naar boven
Descenderende tractus = afdalende banen naar het ruggenmerg toe
CT-scan = computertomografie. hierbij worden door middel van een draaibare röntgenbuis
en detectoren in hoog tempo data verzameld die betrekking hebben op het platte vlak dat in
de draaicirkel ligt. Na berekeningen ontstaat er een afbeelding van het desbetreffende vlak
in zwart-wit en alle tussenliggende grijstinten, waarbij het bot wit is, de liquor zwart en het
hersenweefsel grijstinten heeft.
Hyperdens = een verse bloeding (wit op een CT-scan)
Hypodens = lagere dichtheid (donkerder aspect op een CT-scan), bijvoorbeeld extra vocht
rond een tumor.
MRI-scan = meer informatie over het centrale zenuwstelsel te verkrijgen. Bij een MRI
worden dipolen van atoomkernen door een puls kortdurend ‘uit het lood’ geslagen ze
veranderen van richting en worden gelijkgericht. Na de puls hernemen deze dipolen weer
hun oorspronkelijke richting (relaxatie), waarbij ze een radiofrequent signaal uitzenden
(resonantie). Dat signaal wordt geregistreerd. Aangezien ieder weefsel in de tijd zijn eigen
relaxatie patroon heeft, roepen verschillende pulssequenties verschillende contrasten op.
Dipolen = Een molecuul is een (elektrische) dipool wanneer de zwaartepunten van de
positieve en de negatieve lading niet samenvallen. Doordat deze (als geheel ongeladen)
polaire moleculen een positieve en een negatieve pool bezitten, kunnen zij in
elektrostatische wisselwerking treden met naburige polaire moleculen.
Hyperintens = vetweefsel, geeft een helder signaal
Hypo-intens = vocht of oedeem (liquor), zwart op een MRI-scan
Hersenparenchym = het werkzame weefsel van de hersenen
Ferrometalen = pacemaker of andere stimulatoren met de bijbehorende bedrading
PET = positronemissietomografie
SPECT = single photon emission computed tomography
Isotopen = zijn atomen van hetzelfde chemische element, en dus met hetzelfde aantal
protonen, waarin de aantallen neutronen in de atoomkern verschillend zijn. Volgens
gangbare modellen bestaat een atoom uit een atoomkern met daaromheen een wolk van
elektronen.
Radiofarmaca = radioactief gemerkte verbindingen
Hemoglobine = is een gespecialiseerd eiwit dat het transport van zuurstof (O2) en
koolstofdioxide (CO2) door het bloed van veel dieren verzorgt. Rode bloedcellen zijn voor
1/3 deel gevuld met hemoglobine. IJzer in het hemoglobine geeft bloed zijn rode kleur.
Ultrasonografie/echografie = ultrageluid dat gebruikt wordt om de plaats van de mediane
cerebrale structuren te bepalen. Als deze verschoven waren, dan was dat een aanwijzing


3

, voor een ruimte-innemend proces zoals een bloeding na een cerebraal trauma of een tumor.
Vrij slechte nauwkeurigheid.
Neuron = een zenuwscel, onderscheidt zich in meerdere opzichten van de meeste andere
lichaamscellen. Zenuwcellen hebben door hun lange uitlopers een afwijkende vorm, zijn
elektrisch prikkelbaar en eenmaal volgroeid delen ze zich over het algemeen niet meer.
Perikayon of soma = het centrum van een zenuwcel, ook wel aangeduid als neutron. De
celkern wordt omgeven door cytoplasma.
Cytoplasma = Het cytoplasma is alles waar een cel uit bestaat behalve de kern, de
celmembraan en de eventuele celwand (enkel aanwezig bij een plantaardige cel). Het
geheel van cytoplasma en celkern wordt protoplasma genoemd.
Endoplasmatisch reticulum = is een netwerk van buisjes en zakjes in de cel. Het is
opgebouwd uit één membraan dat verbonden is met het membraan van de celkern. Het
endoplasmatisch reticulum komt alleen voor in eukaryote cellen. Het endoplasmatisch
reticulum (ER) bevat twee gebieden die verschillen in structuur en functie: het glad
endoplasmatisch reticulum en het ruw endoplasmatisch reticulum. Het ruw ER heeft
ribosomen op het membraan; het glad ER niet. Substantie van Nissl genoemd.
Dendrieten = uitlopers van neuronen, lijken op boomtakjes.
Axon = voor neuronen in de hersenschors die in verbinding staan met het ruggenmerg en
voor neuronen in het ruggenmerg zelf die contact maken met spieren, geldt dat een van
deze uitlopers zeer lang is. Lopen samen in banen binnen het CZS of in de perifere
zenuwen dus buiten het CZS.
Perifere zenuw = bestaat uit een verzameling sensibele vezels die naar het CZS toelopen
en motorische vezels die van het CZS naar het doelorgaan (spieren of klieren) lopen.
Myeline = is een vettige stof die op veel plaatsen in het zenuwstelsel het axon omhult.
Myeline geeft de witte stof zijn witte kleur. Het zorgt ervoor dat zenuwimpulsen sneller
worden doorgestuurd (van 2 m/s naar (maximaal) 120 m/s); zonder myeline zou een
dergelijk impuls er veel langer over doen om via het axon de 'volgende' zenuwcel te
bereiken. In het bijzonder voor lange afstanden (bijvoorbeeld het perifere zenuwstelsel) is dit
van cruciaal belang. De myelineschede bestaat uit een vele malen om het axon gerolde
dubbele lipidenlaag, zoals die ook in celmembranen voorkomt (ontdekt door middel van
structureel elektronenmicroscopisch onderzoek).
Epineurium = bindweefsel dat om de gehele zenuw ligt
Perineurium = bindweefsel dat groepen vezels binnen de zenuw bij elkaar
Endoneurium = bekleed de afzonderlijke zenuwvezels
Cellichaam = het stofwisselings centrum van de zenuwcel; vanaf daar vindt er transport van
organellen en producten (waaronder neurotransmitters) plaats naar de zenuwuiteinden met
een snelheid van hooguit 400 millimeter per dag. → anterograad transport. Het
emballagemateriaal en afbraakproducten keren via dezelfde weg weer terug voor hergebruik
→ retrograad transport
Neurotransmitters = Een neurotransmitter of overdrachtsstof is een signaalstof die in
synapsen zenuwimpulsen overdraagt tussen zenuwcellen ('neuronen') in het zenuwstelsel of
impulsen overdraagt van motorische zenuwcellen op spiercellen of van zenuwreceptoren op
sensorische zenuwcellen.
Exciterend = een neurotransmitter met een stimulerend effect
Inhiberend = een neurotransmitter met een remmend effect
Synaps = het contact tussen een zenuwvezel uiteinde en een volgende. Een synaps uit een
presynaptische membraan op het postsynaptische membraan en de tussenliggende ruimte



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JanineLambregts. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.12  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added