100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Complete en uitgebreide samenvatting blok 3.5 $5.97   Add to cart

Summary

Complete en uitgebreide samenvatting blok 3.5

 72 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een complete en uitgebreide samenvatting van blok 3.5. In de samenvatting zijn de hoofdstukken 1 t/m 11 uit Furr & Bacharach (2014) duidelijk per onderdeel samengevat. Daarnaast zijn antwoorden vanuit de Worked Examples, Exercises, College's en PGO bijeenkomsten geïntegreerd in de samenvatt...

[Show more]

Preview 6 out of 55  pages

  • No
  • H1 t/m h11
  • March 7, 2020
  • 55
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
3.5 Psychometrie (Furr & Bacharach, 2014)
Hoofdstuk 1; Psychometrie en belang van
psychologische metingen
Psychologische testen
Definitie; een psychologische test is een systematische procedure voor het vergelijken van het gedrag
van twee of meer mensen (Cronbach). De definitie omvat drie belangrijke componenten:
- Testen betreffen een soort gedragssteekproeven.
- De gedragssteekproeven moeten op een systematische manier worden verzameld.
- Het doel van de testen is het gedrag van twee of meer mensen te vergelijken
(interindividuele verschillen) of van één iemand op twee verschillende tijdstippen (intra-
individuele verschillen).

Doel; psychologische testen worden gebruikt als instrumenten om niet-waarneembare
gebeurtenissen in de fysieke wereld te meten. Dit wordt voor twee doeleinden uitgevoerd:
- Ten eerste vanwege de interesse in specifiek gedrag op zichzelf, zoals de manier waarop
gezichtsuitdrukking de perceptie van emoties beïnvloedt.
- Ten tweede, en veel vaker, observeren gedragswetenschappers menselijk gedrag als een
manier om niet-waarneembare psychologische eigenschappen, als intelligentie, vermogen en
kennis, te beoordelen. Hierbij wordt typen van waarneembaar gedrag geïdentificeerd,
denkend dat deze het specifieke niet-waarneembare psychologische eigenschappen, staten
en/of processen representeren. Van belang hierbij:
1. Er is een gevolgtrekking van een waarneembaar gedrag naar een niet-waarneembare
psychologische eigenschap gemaakt. Hierbij nemen we aan dat het specifieke gedrag dat
wordt waargenomen in feite een maat is voor de niet-waarneembare eigenschap.
2. Om interpretatie van cijfers voor een taak als geldig te beschouwen, moet de taak
theoretisch gekoppeld zijn aan de niet-waarneembare eigenschap.
3. Bij het meten van de niet-waarneembare eigenschap gaan we ervan uit dat de niet-
waarneembare eigenschap meer is dan een verzinsel van onze verbeelding. Het gaat om
hypothetische constructen/latente variabelen die theoretische psychologische
kenmerken, eigenschappen, processen of staten zijn die niet direct geobserveerd kunnen
worden en ze bevatten aspecten als leren, intelligentie, zelfwaarde, dromen, houdingen
en gevoelens. Operationeel definities zijn de procedures die worden gebruikt om deze
hypothetische constructen te meten.

Soorten; testen kunnen onder andere variëren in:
- Inhoud; intelligentietest, persoonlijkheidstest, etc.
- Het type respons dat vereist is; open-end test (open) of closed-end test (meerkeuze);
- De methoden die worden gebruikt om ze af te nemen; individuele of groepstesten.
- Het beoogde doel van testscores; psychologische tests worden vaak gecategoriseerd als:
o Criterion referenced/domain referenced ; vaak gericht op het vaardigheden niveau
van een persoon. Hierbij wordt een vaststaande, vooraf bepaalde cutoff testscore
gebruikt om mensen in twee groepen te verdelen: score voldoet aan het
performance criterium of score voldoet niet.
o Norm referenced; vaak gebruikt om de testscores van een persoon te vergelijken
met scores van een referentie of normatieve steekproef, om te begrijpen hoe de
score van de persoon zich verhoudt tot anderen. Kenmerkend voor een
referentiesteekproef is dat deze representatief is voor een populatie. De testscore
wordt vergeleken met het verwachte gemiddelde van de test als de test gegeven was
aan alle leden van de populatie. Scores zijn minder waardevol als:
 De referentiesteekproef niet representatief is.

,  De relevante populatie niet goed gedefinieerd is.
 Er twijfel is of de geteste persoon wel in de populatie past.
De scheiding tussen norm en criterion referenced is vaak vaag. Het kan zelfs zo zijn dat scores
van norm referenced testen gebruikt worden als cutoff scores voor criterion testen.
- Speeded tests en power tests; versnelde testen zijn testen met beperkte tijd. Het aantal
beantwoorde vragen wordt geteld. Vermogenstesten zijn niet in de tijd beperkt en alle
vragen worden beantwoorden. Het aantal goed beantwoorde vragen wordt geteld.


Psychometrie
Definitie; psychometrie richt zich op attributen/eigenschappen van psychologische testen, om deze
te evalueren. Attributen/eigenschappen die belangrijk zijn:
- Het type informatie dat gegenereerd wordt door het gebruik van psychologische testen.
- De betrouwbaarheid van de data van psychologische testen.
- Problemen rondom de validiteit van de verkregen data vanuit psychologische testen.

Francis Galton; definieerde psychometrie als de kunst van het opleggen van metingen en aantallen
bij de werking van de geest. Galton wordt gezien als de grondlegger van de moderne psychometrie.
Hij focuste op de variabiliteit van menselijke kenmerken en was vooral geïnteresseerd in de manier
waarop mensen verschilden van elkaar. Deze benadering is bekend geworden als differentiële
psychologie; de studie van individuele verschillen. Individuele verschillen representeren de
belangrijkste date binnen psychometrische analyses van testen.

Uitdagingen bij meten in de psychologie; geen enkele meting is perfect. Bij de gedragswetenschap
zijn een aantal dingen van belang die niet meespelen bij metingen in andere disciplines:
1. De vraag of we wel menselijke psychologische eigenschappen kunnen identificeren en
vangen met een enkel cijfer.
2. Participant reactivity; psychologische metingen zijn vaak van bewuste personen die weten
dat ze getest worden. Dit kan de psychologische staat of het proces wat gemeten wordt
beïnvloeden. Kennis bij mensen over wat er gemeten wordt, kan het gedrag en de
interpretatie ervan beïnvloeden. Kan meerdere vormen aannemen en validiteit bedreigen:
o Demand characteristics; sommigen proberen het doel van de studie te achterhalen
en daar hun gedrag op aan te passen om tegemoet te komen aan de onderzoeker.
o Social desirability; sommigen kunnen hun gedrag veranderen om indruk te maken
op de onderzoeker.
o Malingering; anderen kunnen zelfs hun gedrag veranderen om een slechte indruk
over te brengen op de onderzoeker.
3. Objectivity; de mensen die de data verzamelen kunnen biases/vooroordelen en
verwachtingen meenemen, bijv. in de interpretatie van scores. Het is moeilijk om deze bias
en verwachtingen op te sporen.
4. Composite scores; de metingen in sociale wetenschappen verschillen van die van fysische
wetenschappen. Bij sociale wetenschapen wordt vaak gebruik gemaakt van composite scores
waardoor een meting niet afhangt van één waarde, maar de meting van een construct
gebaseerd wordt op meerdere metingen. Hierbij is het dan van belang om te kijken of de
items wel even goede/gelijke metingen zijn voor het algehele construct. Is dit niet het geval
kan er geen totaal score worden berekend.
5. Score sensitivity; sensitiviteit wijst op het vermogen om voldoende onderscheid te maken
tussen betekenisvolle hoeveelheden of eenheden van de dimensie die wordt gemeten. Zijn
testen gevoelig genoeg om verschillen/variabiliteit tussen mensen op te merken.
6. Lack of awareness of psychometric information; psychologische metingen zijn vaak sociale of
culturele activiteiten om de informatiestroom tussen mensen te vergemakkelijken. Deze
metingen worden vaak gedaan door weinig of niet te kijken naar de psychometrische
kwaliteit van de test.

,Hoofdstuk 2; Schalen
Metingen en numerieke waarden
Measurement/meting; de toeschrijving van numerieke waardes aan objecten of gebeurtenissen
volgens bepaalde regels. Numerieke waarden; vertegenwoordigen een individu’s niveau van een
bepaalde psychologische eigenschap, bijv. je IQ vertegenwoordigt je intelligentie. Eigenschappen:
- The property of identity; de numerieke waarde zorgt ervoor dat mensen kunnen worden
onderverdeeld in categorieën. Om een categorie vast te stellen, moeten de mensen in een
categorie voldoen aan de eigenschap van identiteit. Ten eerste moeten alle mensen in een
categorie identiek zijn met betrekking tot het kenmerk dat door de categorie wordt
weerspiegeld. Ten tweede moet categorieen van groepen elkaar uitsluiten, zodat iemand
niet in meerdere groepen behoort. Ten derde moeten de categorieën volledig zijn, zodat
iedereen binnen een categorie valt.
- The property of order; in dit geval geeft de numerieke waarde een rank order aan van
mensen ten opzichte van anderen uit een bepaalde groep. Dit vertelt ons iets over de
verschillen tussen mensen, maar zegt niets over de grote van die verschillen.
- The property of quantity; in dit geval geeft de numerieke waarde de grote van de verschillen
tussen mensen weer. De numerieke waardes vertegenwoordigen hier echt cijfers in
tegenstelling tot de twee eerder genoemde properties waarin de numerieke waardes labels
vertegenwoordigden. 1 wordt gebruikt om de grootte van de basiseenheid op een bepaalde
schaal te definiëren. Alle andere waarden op de schaal zijn veelvouden of fracties van 1.
Metingen zijn gestandaardiseerde en oneindige hoeveelheden.
- The number 0; 0 kan twee betekenissen hebben:
o Absolute nulpunt; 0 staat voor een staat waarin een eigenschap van een object of
gebeurtenis niet bestaat. In dit geval vertegenwoordigt de 0 het ‘niks’. Bijv. bij een
lengte van 0cm is er niks.
o Relatief/arbitrair nulpunt; 0 staat voor een willekeurige hoeveelheid. De waarde 0
betekent in dit geval niet dat er niks is. Bijv. bij een temperatuur van 0 graden, is er
nog steeds een temperatuur. Manieren waarop een meting arbitrair kan zijn:
 Het formaat van de unit kan arbitrair zijn.
 Sommige units van metingen zijn niet gebonden aan een specifiek object.
 Sommige units van metingen kunnen, wanneer zij een fysieke vorm
aannemen, meerdere kenmerken van een object meten.
Standaard metingen zijn gebaseerd op arbitraire maateenheden op alle drie de
manieren als ze een fysieke vorm aannemen. De meeste psychologische
maateenheden zijn arbitrair in grootte, maar wel gelinkt aan een object of dimensie.

Schalen van metingen; de vier schalen zijn:
- Nominale schaal; wordt gebruikt om groepen te identificeren die een attribuut delen wat
niet gevonden wordt in andere groepen.
- Ordinale schaal; produceert rangen waarin mensen geordend wordt op de mate waarin ze
een bepaald attribuut vertonen.
- Interval schaal; gebaseerd op getallen die kwantitatieve verschillen weergeven met een
arbitrair nulpunt.
- Ratio schaal; gebaseerd op getallen die kwantitatieve verschillen weergeven met een
absoluut nulpunt.

,Hoofdstuk 3; Individuele verschillen en correlaties
Variabiliteit
Verschillen; psychologische metingen gaan uit van de assumptie dat mensen verschillen. Er zijn
minstens twee soorten verschillen die gedragswetenschappers proberen te meten:
- Interindividuele verschillen; verschillen die tussen mensen bestaan.
- Intra-individuele verschillen ; verschillen die in de loop van de tijd of onder verschillende
omstandigheden in één persoon opduiken.
Het proces van de kwantificatie van psychologische verschillen start met de erkenning dat scores op
een psychologische test of meting zullen verschillen van persoon tot persoon en van moment tot
moment. Wanneer testscores of -metingen worden genomen uit een groep mensen of op
verschillende tijdstippen van dezelfde personen, vormen deze een verdeling van scores. Het
beschrijven van deze verdeling is een van de hoofddoelen van statistiek en kan plaatsvinden via de
centrale tendens, de variabiliteit en de vorm van de verdeling.

Centrale tendens; het meest elementaire aspect van een verdeling van scores is de centrale tendens:
wat is de typische score in de verdeling of de score die het meest representatief is? Dit is de mean.
ΣX
Mean= X́ =
N

Variabiliteit; het verschil tussen de scores binnen een verdeling wordt vaak variabiliteit genoemd.
Een belangrijk element in het meeste gedragsonderzoek is het precies kwantificeren van de
hoeveelheid variabiliteit binnen een verdeling van scores. Variantie en standaarddeviatie
weerspiegelen variabiliteit naarmate de mate waarin scores in een verdeling afwijken van de mean.
- De variantie wordt ook de sum of squared deviation genoemd en representeert de mate
waarin een individu verschilt van de mean/het gemiddelde.
Variantie=s 2=Σ ¿ ¿
- De standaarddeviatie is de wortel van variantie en heeft als voordeel dat het de variabiliteit
reflecteert met de ruwe deviatie scores.
Standaardeviatie=s= √ s2= √ Σ ¿ ¿ ¿
De variantie en standaarddeviatie zijn belangrijke concepten van psychometrie, maar de
interpretatie hiervan is niet altijd duidelijk. De grootte van variantie wordt bepaald door de mate
waarin de scores in een verdeling van elkaar verschillen en de metrieke eenheid van de scores in de
verdeling. Belangrijke factoren bij de interpretatie van variantie of standaarddeviatie:
- Beide kunnen niet kleiner zijn dan 0. 0 geeft aan dat er geen verschil is tussen scores.
- Men kan niet simpelweg zeggen of een waarde bij de variantie of een standaard deviatie
groot of klein is. Je hebt de context nodig i.p.v. alleen het getal.
- De variantie van een verdeling van scores is het best te interpreteren wanneer het in een
bepaalde context geplaatst wordt.
- Het belang van de variantie en standaard deviatie zit vooral in het effect dat zij hebben op
andere waardes die directer te interpreteren zijn, als de correlatie coëfficiënt.

Vorm; de verdeling van scores kan grafisch worden weergeven in een curve. De X-as representeert
de scores van een psychologische eigenschap en de Y-as representeert de verhouding. Typen:
- Normale verdeling; een symmetrische verdeling van de scores. Mean = mediaan.
- Positief skewed (scheef naar rechts); een scheve verdeling van de scores met hoge
uitschieters. Mean > mediaan.
- Negatief skewed (scheef naar links); een scheve verdeling van de scores met lage
uitschieters. Mean < mediaan.

,Covariabiliteit
Covariabiliteit; de mate waarin twee verdelingen van scores verschillen in een overeenkomstige
manier. Soorten informatie die we graag willen weten over de associatie tussen twee variabelen is de
richting van de associatie (positief of negatief/inverse relatie) en de omvang van de associatie (sterk
of zwak). Consistentie is hierbij belangrijk. Er kan een sterke associatie tussen twee variabelen
worden geïnterpreteerd wanneer individuele verschillen binnen die variabelen consistent zijn. Sterke
associaties indiceren een hoog level van consistentie tussen twee variabelen en zwakke associaties
inconsistentie. De covariantie en correlatie kunnen de associatie/covariabiliteit verduidelijken:
- Covariantie; vertegenwoordigt de mate van associatie tussen de variabiliteit in de twee
verdelingen van scores. De covariantie geeft informatie over de richting van de associatie. Als
de covariantie positief is, is er een positief, directe associatie tussen twee variabelen; beide
omhoog of beide omlaag. Is het negatief, is er een negatief, omkeerbare associatie tussen
twee variabelen; de een omhoog, de ander omlaag en vice versa. De covariantie geeft geen
duidelijke informatie over de grootte van de associatie tussen twee variabelen.
Σ (X− X́)(Y −Ý )
Covariantie=c xy =
N
Variantie-covariantie matrix; iedere variabele heeft een rij en een kolom. De varianties van
de variabelen zijn diagonaal gepresenteerd. Alle andere cellen presenteren covarianties
tussen paren van variabelen.
Variabele 1 Variabele 2
Variabele 1 s 2
1
c 12
Variabele 2 c 12 s22
- Correlatie; de correlatie coëfficiënt geeft een makkelijk te interpreteren index van lineaire
associatie. De correlatie zegt iets over de richting van de relatie tussen twee variabelen die
tussen -1 en 1 kan liggen; positieve associatie tussen 0 en 1 en negatieve associatie tussen 0
en -1. Het grote voordeel van de correlatie t.o.v. de covariantie is dat het veel duidelijker ook
iets zegt over de magnitude van de associatie. Dit houdt in dat een hoge correlatie altijd een
sterk verband aangeeft en een zwakke correlatie altijd een zwak verband onafhankelijk van
de variabelen. Een sterke correlatie (nabij -1 of 1) duidt op een hoge consistentie, een
zwakke correlatie (nabij 0) op een lage consistentie.
c xy
Correlatie=r xy =
sx s y

, Composite variables
Composite variables; zijn variabelen die bestaan uit twee of meerdere variabelen waarbij de cases en
maat gelijk zijn. De compositie score van een case is dan de individuele scores op de variabelen bij
elkaar opgeteld. Hiermee wordt dan een nieuwe variabele gevormd, die de eerdere variabelen bevat.
De composite variables vormt dus een totaalscore van verschillende variabelen. De bovengenoemde
statistieken kunnen met deze nieuwe variabele ook berekend worden. Voor de variantie en
covariantie is er daarnaast een tweede manier om ze te berekenen.
Composite score=Y 1+ Y 2+ …+Y k

Variantie; de variantie van composite variables kan worden berekend zoals hierboven, maar wordt
bepaald door de variabiliteit en correlatie van elk item binnen de composite variable. Wanneer twee
variabelen niet correleren (r=0) dan bestaat de variantie van de composite variabele gewoon uit de
som van de twee individuele varianties van de variabelen.
s2composite =s 2i +s 2i + 2r ij s i s j of s2composite =s 2i +s 2i + 2 cij

Covariantie; de associatie tussen twee samengestelde scores. Stel je hebt twee samengestelde
scores, één bestaande uit items i en j en één bestaande uit items k en l. In dit geval van een paar
composite variables bestaande uit twee items, is de covariantie tussen de samengestelde scores
eenvoudig de som van de samengestelde covarianties. Dat wil zeggen, het is de som van covarianties
tussen de items van de verschillende composieten; de covarianties tussen de items van composiet 1
en de items van composiet 2.
c composite composite =c ik +c il +c jk +c jl
1 2




Binaire items
Binaire testen; sommige testen zijn gebaseerd op dichotome responsen. Dit wil zeggen vragen
waarop bijvoorbeeld ja of nee geantwoord kan worden. Om dit goed te kunnen verwerken worden ja
en nee omgezet naar 0 en 1. Het gemiddelde kan dan berekend worden door het aantal ja/nee te
delen door het totaal aantal vragen. P staat hierbij voor de proportie van positief beantwoorde
vragen. Q staat hierbij voor de proportie negatief beantwoorde vragen. Dus q = 1-p en p = 1-q.
p xy is de proportie dat er positief wordt beantwoord op zowel x als y. Bij geen variantie ( s2 = 1), is er
ook geen covariantie (c xy = 0).
ΣX
Mean= X́ =p=
N
Variantie=s 2=Σ ¿ ¿ of s2= p ( 1− p ) of s2= pq
aantal positieve scores op beide variabelen
Covariantie=c xy = p xy − p x p y , waarbij p xy = totaal aantal scores ¿
¿

Interpreteren van de test-scores
Ruwe scores; zijn scores die verkregen zijn vrijwel direct vanuit de antwoorden op test items, zoals
het aantal ja antwoorden. Bij de meeste tests zeggen de ruwe scores eigenlijk niets. Betekenis
bestaat uit de basis betekenis van een ruwe test score als relatief hoog of laag en de psychologische
implicaties van test scores: wat betekent een hoge of lage score op een test eigenlijk. In de meeste
toepassingen van psychologisch testen is het interpretatieve referentiekader gebaseerd op twee
stukken informatie over test score in relatie tot een verdeling van test scores:
- Valt een ruwe score boven of onder het gemiddelde. Dit vertelt je iets over jouw score ten
opzichte van die van de rest van de groep. Dit kan verbeterd worden als je weet hoe ver
boven of onder het gemiddelde je zit (degree of difference).
- Bij de oplossing hiervoor moet je iets weten over individuele verschillen die bestaan in ruwe
data. Als er grote individuele verschillen zijn geassocieerd met test scores, dan kan 40 een
relatief hoge score zijn, maar als de meeste tussen de 34 en 38 scoren is het zeer hoog.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sddj. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75057 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.97  5x  sold
  • (0)
  Add to cart