Hoorcollege 6 – Internationaal privaatrecht – Goederenrecht
Heel vaag, maar weinig jurisprudentie over dit deel. Veel over dure schilderijen en dure autos.
Terwijl het zoveel meer dan dat omvat. Er gaat zo idioot veel geld in om. Deze gastdocent
heeft het veelal over financiering. Hetgeen is verpand aan vorderingen/goederen, is de waarde
van het krediet. Dus dat fluctueert, dat kan dagelijks, wekelijks, maandelijks zijn. Verder
geeft hij aan dat vorderingen, van alles kan zijn: zoals aanspraak op bankrekeningen,
beleggingen e.d. Het gaat vaak over vorderingen/goederen die zich niet alleen in Nederland
bevinden, maar ook internationaal. Of vanuit het buitenland naar Nederland komen en/of
vanuit Nederland weer naar het buitenland gaan. De vraag die dan elke keer rijst is welk recht
is van toepassing?
Het tweede deel van het college zal een half uur worden besteed aan het IPR rond cessie en
verpanding. Dat is vrijwel onbegrijpelijk, zeer complex en het ergste is we weten niet hoe het
zit, we weten niets zeker, we zijn er druk mee bezig, maar komen er niet uit, want we vinden
het te moeilijk. Dus laatste deel gaat hij ons helpen om het kader te scheten voor alles wat er
geschreven is over cessie en verpanding van vorderingen in het IPR. Je moet hierbij wel
gevoel hebben van het interne Nederlands recht, om het te kunnen begrijpen.
Eerst gaan we het hebben over het: leerstukken van IPR loslaten op het goederenrecht. Het
goederenrecht plaatsen tegen de leerstukken van het IPR.
Algemene inleiding
NB: Ieder land heeft zijn eigen IPR !!
Dus:
1. IPR is nationaal privaatrecht (maakt dus onderdeel uit van het Nederlandse
privaatrecht, blijkt tegenwoordig ook uit Boek 10).
a. behoudens:
i. verdragen (Haagse Conferentie)
ii. communautair IPR (EU verordeningen en richtlijnen)
2. iedere rechter past zijn eigen IPR toe
b. daarom:
i. forumkeuze (EEX Verordening)
ii. behoudens: faillissement (Insolventieverordening)
Extra relevant voor IPR goederenrecht, want sterk nationaal.
Wat je dus heel goed moet bedenken is:
Als je wil weten welk recht van toepassing is, dat is moeilijk te zeggen. Ik kan wel zeggen: als
je voor de Nederlandse rechter komt, dan kan ik jou zeggen welk internationaal privaatrecht
die Nederlandse recht hij toepast en daarmee op welk toepasselijk recht hij uitkomt. Maar als
je voor de Franse rechter komt, die zal Frans internationaal privaatrecht toepassen en dan kom
je dus misschien wel niet op hetzelfde toepasselijk recht uit. Want frans internationaal
privaatrecht kan verschillen van het Nederlandse en dan kom je op een ander rechtsstelsel uit.
Juist in goederenrecht is dat zo, zeker bij cessie van vorderingen. In het goederenrecht zijn er
best wel wat regels waar verschillende landen, verschillende regels van IPR hebben. Dus
altijd voorbehoud maken: dat je alleen maar iets kan zeggen over het toepasselijk recht, in het
licht van het Nederlands internationaal privaatrecht, zoals dat door een Nederlandse rechter
zal worden toegepast. Maar mogelijkheid om zeker te weten bij welke rechter je terecht komt:
forumkeuze (EEX verordening). Deze verordening maakt een stuk meer voorspelbaar bij
1
, welke rechter je uitkomt. Daarom is rechtskeuze en forumkeuze zo nauw met elkaar
verweven, niet perse omdat je moet kiezen, maar met name als je weet bij welke rechter je
terecht komt, je weet welk IPR de rechter zal toepassen. Maar dit werkt niet altijd, juist niet in
goederenrecht, je kunt niet altijd zeker weten bij welke rechter je terecht komt. Ook binnen de
verordening zitten een aantal alternatieve bevoegdheden voor rechters. Je komt niet altijd uit
bij de gekozen rechter, want kan zijn dat een andere gekozen rechter voorlopige maatregelen
treft. En er komt nog bij dat juist bij het goederenrecht (vermogen, vermogensovergang,
bezwaring e.d., faillissement), in faillissement kunt je niet kiezen, dan kom je uit bij de
rechter die het faillissement uitspreekt (de rechter van de COMI, centre of main intrest,
centrum van de voornaamste belangen) Dus hoofdregel is dat een onderneming failliet
verklaard, daar waar hij het centrum van zijn belangen heeft. Dus als een Duitse vennootschap
voorraden in Nederland laat verpanden, dan kom je volgens Nederlands IPR uit op
Nederlandse rechter die gaat over het verpande recht, maar hij moet rekening houden met
Duits faillissementsrecht. Bij zaken zou je misschien wel op het Nederlandse recht uit komen
bij verpanding, maar bij vorderingen in ieder geval niet. In de praktijk ga je voor
verschillende ankers tegelijkertijd liggen, je gaat het of zo organiseren dat je in alle scenario’s
op hetzelfde rechtuit komt, of je stikt dubbel, dus je verpandt dan ook naar Duits recht. Dat
zijn onnodige kosten, doel van IPR moet ook zijn dat er tegemoet worden gekomen aan de
autonomie van partijen, bedoeling van partijen. Om toch effect te geven, ruimte te bieden, niet
te blokkeren dat er een pandrecht tot stand komt, dan wordt soms wel gewoon het pandrecht
aanvaardt, als je dus dubbel stikt. Soms neem je ook een risico dat het niet werkt en dat
verdisconteer je dan in het rentepercentage. Dat dubbel stikte wordt vaak door klanten niet
begrepen, het hangt heel erg af van factoren, het komt nauwelijks voor, is voor de klant
onbegrijpelijk.
Stel dat docent op zaterdag bij de bijenkorf een nieuwe iPhone koopt. Dan stapt hij in de trein
die hem naar Parijs brengt, op het station neemt iemand zijn telefoon af en dan beroep je, je
op je eigendomsrecht; pakt u dan uit uw tas het BW of de code civil? Je hebt iPhone in
Nederland gekocht, je bent Nederlander, je hebt een Nederlands eigendomsrecht verworven.
Wat gebeurt er met dat Nederlandse eigendomsrecht als je de grens over gaat?
IPR goederenrecht - regelgeving (bronnen Nederland)
- codificatie van het IPR – sinds 1 januari 2012: boek 10 BW
- de Wet conflictenrecht goederenrecht (WCG): 1 mei 2008 (dit is dus nu titel 10 boek
10)
o rechtspraak
o verdragen
o Europees communautair recht
o Samenvoeging van regels uit andere boeken van het BW
- overig:
o trusts (art. 126 lid 1 BW) – Haags Trustverdrag
o cultuurgoederen (art. 126 lid 2 BW)
o EU Rome I – verordening (opvolger van: EVO)
o EU Insolventieverordening (herschikking) 2015
titel 10.10 - algemeen
- 5 afdelingen (afdeling 1 = algemeen)
- vier categorieën goederen (naar Nederlands recht):
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller im6. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.