Bijeenkomst 1
Onderwerpen voorkomend in de bijeenkomst:
- De belastingheffing in Nederland over het inkomen van een
afgezonderd particulier vermogen (APV) in de zin van art. 2.14a Wet
IB 2001
- De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen voor de heffing van
vennootschapsbelasting in Nederland
- De wijzigingen in de vennootschapsbelastingplicht van lichamen
vanaf 2025 als gevolg van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid
rechtsvormen
Taak stichting Steunfonds familie Swinkels
1 Drijft de stichting een materiële onderneming (onderneming in de zin
van art. 3.2 Wet IB 2001)?
Om te kijken of een stichting voldoet aan de definitie van een
materiële onderneming dienen we te beoordelen of er sprake is van
een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt
deelgenomen aan het economisch verkeer met het oogmerk om
winst te behalen.
Hiervoor dient verder nog voldaan te zijn aan de elementen van
onderneming;
1. Duurzame organisatie; het verhuren van het pand kan worden
aangemerkt als een duurzame organisatie (niet bij alleen
ontvangen subsidies om opleidingen te betalen -> HR 26 januari
2000). Voor de beleggingen heeft de HR geoordeeld dat er niet
sprake is van een duurzame organisatie, alleen als dit gebeurt
door middel van ondernemingsgewijze exploitatie. De HR heeft
ook geoordeeld dat alleen het hebben van aandelen niet geldt als
een duurzame organisatie. De vraag hier is of er sprake is van
een duurzame organisatie en niet een verhuur wat normaal
vermogensbeheer betreft. Bij verhuur van een zaak ->
beleggingsonderneming.
2. Winstoogmerk -> hiervoor is het nodig dat er sprake is van het
stelselmatig behalen van voordelen die boven de kosten
uitsteken. In dit geval is er sprake van een structureel overschot
door het verhuren van het pand en kan dit dus gekwalificeerd
worden als een winstoogmerk.
3. Deelname aan het economische verkeer -> hierin is het van
belang dat er sprake is van een toetreding tot de open markt en
buiten de familiesfeer. In dit geval wordt het pand van de
stichting verhuurd aan de NV, deze zijn echter met alle aandelen
in de handen van de familie die ook recht heeft op de
winstuitkeringen van de stichting. Is dit dan hetzelfde als het
arrest van het hof van de sociëteit? In dit geval is er door de
verhuur geen deelname aan het economische verkeer omdat er
niet buiten de persoonlijke kring wordt getreden doordat er louter
wordt verhuurd aan de leden van de familie die ook lid zijn van de
stichting.
, Nu aan alle voorwaardes is voldaan kunnen we concluderen dat er
sprake is van geen materiële onderneming met betrekking tot de
stichting.
Het uitkeren van die lijfrente -> niet een verzekeringsbedrijf dus
geen duurzame organisatie.
2 Indien de stichting geen materiële onderneming heeft, drijft zij dan voor
de vennootschapsbelasting toch een onderneming op grond van de
uitbreiding van het begrip onderneming in art. 4 Wet Vpb 1969?
Op grond van artikel 4 VPB is het ook mogelijk om een stichting die
niet volgens de criteria van onderneming kan worden aangemerkt
als een onderneming volgens artikel 2 VPB. In de verschillende
subleden staan er verschillende uitwerkingen waardoor dat mogelijk
is.
Op grond van sub a; werkzaamheden die qua uiterlijk
overeenkomen met het drijven van een onderneming (vooral
een duurzame organisatie aanwezig).
Op grond van sub b; er wordt in concurrentie getreden met
andere bedrijven die daardoor winst mislopen. (Niet van
toepassing op het aanpassen van het bestedingspatroon van
concurrenten)
Op grond van onderdeel b; het uitoefenen van het feitelijke
activiteiten van de genoemde lichamen.
Binnen deze casus is er dus eventueel sprake van een
concurrentiebeding zoals genoemd in artikel 4 onderdeel a sub a. Er
is namelijk sprake van werkzaamheden die overeenkomen met het
drijven van een onderneming. Echter is het wel zo dat er sprake is
van een eventuele verhuur van het pand in box 3 wat dan dus
betekent dat er geen onderneming wordt gedreven omdat het
normaal vermogensbeheer betreft. Indien het normaal
vermogensbeheer betreft kunnen we ook altijd nog kijken naar sub b
waarin er wel in concurrentie wordt getreden met andere
ondernemers die ook in de verhuur van panden zitten, die lopen dan
inkomsten mis omdat ze niet kunnen verhuren.
Uitkering van de lijfrente is een uitkering van de verhuur van het
pand, valt niet onder sub b.
3 Is de stichting een afgezonderd particulier vermogen (APV) in de zin van
art. 2.14a Wet IB 2001?
In artikel 2.14a Wet IB staat de APV geregeld. In lid 2 van dit artikel
staat geregeld dat er sprake is van een APV dat er geen sprake mag
zijn van een SBBI (artikel 5c AWR), wat in de casus niet het geval is.
Artikel 2.14a van de Wet IB 2001 definieert het begrip 'afgezonderd
particulier vermogen', afgekort als APV. Een afgezonderd particulier
vermogen is een entiteit met afgezonderd vermogen, met of zonder
rechtspersoonlijkheid, waarmee meer dan bijkomstig een particulier
, belang wordt beoogd, tenzij tegenover de afzondering van dit
vermogen
a) Een uitreiking van (certificaten van) aandelen, winstbewijzen,
lidmaatschapsrechten, bewijzen van deelgerechtigdheid of
daarmee vergelijkbare rechten heeft plaatsgevonden, of
b) Een economische deelgerechtigdheid is ontstaan.
Het meer dan bijkomstige criterium is geschat op tussen de 10-15%.
Particulier belang kan ook voorkomen in de familiesfeer.
Het afzonderen van vermogen staat geregeld in lid 3 van dit artikel.
Er is dan sprake van een fictieve vervreemding in de zin van artikel
4.16 Wet IB.
Binnen deze casus kunnen we op grond van artikel 2.14a Wet IB dus
wel stellen dat er sprake is van een APV. Dit omdat er sprake is van
een meer dan bijkomstig particulier belang van de leden van de
familie en er geen sprake is van de genoemde uitzonderingen. Hier
is er geen economisch belang voor de lijfrente -> het maakt haar
niet uit wat de winst is die wordt behaald. Maar Maria heeft een
lijfrente afgesloten ten behoeve van haarzelf en daarom kan dit wel
als particulier vermogen en APV. Heffing van box 3 vermijden en met
die lijfrente ontwijkt ze dat -> meer dan bijkomstig belang. Het is
een ideëel belang van de stichting en daarom is het geen particulier
belang.
Welke lichamen kunnen worden aangemerkt als een APV. Altijd naar
lid 2 kijken, altijd oordelen of er een economisch belang bij zit bij de
verkrijger. Er zijn 3 soorten lichamen;
- Verenigingen (waarborgmaatschappij, etc)
- Vennootschappen
- APV
4 Indien de stichting een APV is, welke gevolgen heeft dat dan voor de
belastingheffing over haar inkomsten?
Fiscaal transparant, dus belast bij de inbrenger en dus Maria. Als ze
is overleden dan bij haar erfgenamen. Het wordt dan belast in box
1/3. Er wordt dan gekeken of er geen stichting is.
Let op lid 7! Als de stichting wel een onderneming is dan is er sprake
van een heffing in de VPB.
5 Treedt er een verandering op in de belastingheffing over de inkomsten
van de stichting als gevolg van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid
rechtsvormen?
Volgens artikel 2B (pagina 5) uitgezonderd als het gaat om een APV.
Ook niet op grond van de fictie een onderneming.
Taak Schoorsteenvegersbedrijf Tjallinga LLP
1 Is Schoorsteenvegersbedrijf Tjallinga LLP in Nederland gevestigd?
, Vestigingseis is vastgelegd in artikel 4 AWR; er moet dan feitelijk
leiding worden gegeven vanuit die plek en die wordt dan vastgesteld
als de vestigingsplaats. In dit geval is er sprake van een
buitenlandse rechtsvorm echter kent het zijn vestiging in Nederland
doordat de feitelijke leiding wordt gegeven vanuit Nederland.
2 Drijft Schoorsteenvegersbedrijf Tjallinga LLP een materiële onderneming
(onderneming in de zin van art. 3.2 Wet IB 2001)?
Om te kijken of een stichting voldoet aan de definitie van een
materiële onderneming dienen we te beoordelen of er sprake is van
een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt
deelgenomen aan het economisch verkeer met het oogmerk om
winst te behalen.
Hiervoor dient verder nog voldaan te zijn aan de elementen van
onderneming;
4. Duurzame organisatie; we gaan ervanuit dat dit het geval is.
5. Winstoogmerk -> ja ze ondernemen om winst te behalen.
6. Deelname aan het economische verkeer -> ja ze bieden hun
diensten aan.
Nu aan alle voorwaardes is voldaan kunnen we concluderen dat er
sprake is van een materiële onderneming.
3 Is Schoorsteenvegersbedrijf Tjallinga LLP in Nederland als binnenlandse
belastingplichtige aan de vennootschapsbelasting onderworpen?
Hiervoor dienen we te kijken in het besluit kwalificatie buitenlandse
samenwerkingen. In het derde lid van artikel 2 wordt de LLP op geen
enkele manier gelijkgesteld met een Nederlandse rechtsvorm.
Echter heeft de rechtsspraak wel een oordeel geveld over de LLP;
Hof Den Haag (V-N 2020/62.1.4) oordeelt dat de LLP moet worden
aangemerkt als een kapitaalvennootschap, een niet-transparant
lichaam. Hierbij acht het hof van belang dat de participanten slechts
aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun inleg, de onderneming
eigendom is van de LLP, toetreding of vervanging van participanten
niet kan plaatsvinden zonder toestemming van alle participanten en
de onderneming ook feitelijk niet voor rekening en risico van de
participanten wordt gedreven.
4 eisen;
- Is er sprake van een rechtspersoonlijkheid? (BV)
- Aansprakelijkheid? (BV)
- Kapitaal? (Niet per definitie nodig bij een LLP, beetje zoals de VOF)
(gelijke delen en in geld = aandelen)
- Verhandelbaarheid van de participaties?
4 Indien Schoorsteenvegersbedrijf Tjallinga LLP geen belastingplichtig
lichaam voor de vennootschapsbelasting is, moeten Djurre en Folmer dan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samvandersteen1225. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.67. You're not tied to anything after your purchase.