Download the official test bank for Atkinson & Hilgard_s Introduction to Psychology, Nolen-Hoeksema,15e
1.2C Personality Psychology: Differences Between People
Samenvatting Atkinson and Hilgard's Introduction to Psychology
All for this textbook (4)
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Psychologie
Inleiding in de Psychologie
All documents for this subject (45)
8
reviews
By: royticoalu • 4 year ago
By: PVeltkamp • 10 year ago


By: Sannegu • 11 year ago
Translated by Google
Clear and organized
By: isabellevh • 8 year ago
By: sarahekadioin • 12 year ago
Translated by Google
Everything is in there!
By: Jorick90 • 12 year ago
By: Ildrid • 12 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
Maicolin
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1 Geschiedenis van de psychologie
De wortels van de psychologie liggen bij de filosofen in het oude Griekenland. Zij stelde zichzelf als
eerste vragen over het menselijk bewustzijn.
Nature – nurture debat
Het oudste vraagstuk is of de menselijke vaardigheden en mogelijkheden al bij de geboorte zijn
voorgeprogrammeerd (nature), of dat deze tot stand komen door de ervaringen die je opdoet (nurture).
Descartes:
→ Sommige ideeën zoals God, het Zelf, perfectie en oneindigheid zijn aangeboren.
→ Zag het lichaam als een machine dat ook zo kan worden bestudeerd.
John Locke:
→ tabula rasa: de mens wordt geboren als een onbeschreven blad.
Zo begon de associationist psychology. Zij verwierpen het idee dat de mens aangeboren
eigenschappen en ideeën heeft.
Tegenwoordig is het nature – nurture debat veel meer genuanceerd.
Het begin van wetenschappelijke psychologie
De wetenschappelijke psychologie begon aan het eind van de 19e eeuw.
Wilhelm Wundt startte het eerste psychologische laboratorium in 1879. Het idee achter het
laboratorium was dat het menselijk gedrag onderwerp kan zijn van wetenschappelijke studie.
Hij vroeg naar de gedachtes en emoties van de proefpersonen en legde deze vast
(introspection/zelfbezinning).
Wundt vond dat pure zelfobservatie niet genoeg was, maar moesten worden aangevuld met
experimenten. De resultaten van de experimenten bleken per persoon heel verschillend te zijn, en er
konden weinig conclusies uit getrokken worden.
Structuralisme en functionalisme
De wetenschap ontdekte dat materie was opgebouwd uit complexe samenstellingen van moleculen en
atomen. Dit inspireerde de psychologen om naar mentale elementen te zoeken die samen ook
complexere ervaringen veroorzaakten.
Structuralisme: het analyseren van mentale structuren. (zoals je de smaak van limonade kan opdelen
in sensaties als zoet, bitter en koud)
Functionalisme: onderzoeken hoe de geest werkt om het organisme te laten functioneren in zijn
omgeving. Functionalisten kijken meer naar het geheel. Om dit te kunnen onderzoeken moet je het
gedrag van die organismen in hun eigen omgeving observeren.
Behaviorisme
Structuralisme en functionalisme speelden een grote rol in de ontwikkeling van de psychologie. In
1920 werden deze ideeën vervangen door behaviorisme, Gestalt psychologie en psychoanalyse.
Behaviorisme gaat ervan uit dat je gedrag van dieren en kinderen kan sturen. Door gewenst gedrag te
belonen (bijv. met iets lekkers) kun je dit gedrag versterken.
Gestalt psychologie
Gestalt is Duits voor 'vorm' of 'configuratie'. Gestalt psychologen hadden vooral interesse in
waarneming/verwachting. Wat we zien is gerelateerd aan waar het voorwerp is, en welk patroon van
stimuli zich al gevormd heeft. Bijv. als alleen de drie hoeken van een driehoek getekend zijn, zien we
het geheel toch eerder als een driehoek, als één vorm, dan als drie losse hoeken.
,Ze waren ook geïnteresseerd in hoe mensen snelheid en grootte inschatten.
Deze inzichten leidden tot theorieën over het leren, geheugen en probleem oplossen.
Psychoanalyse
Psychoanalyse is een theorie over persoonlijkheid en een behandelingsmethode, bedacht door
Sigmund Freud. Hij hield zich vooral bezig met het onderbewuste. Hij stelde dat niet geaccepteerde
wensen en verlangens, uit het bewuste naar het onderbewuste verbannen worden. Ze worden
onderdrukt, maar zijn er nog wel, en beïnvloeden ongemerkt ons gedrag. Om deze wensen en
verlangens boven te halen, maakte Freud gebruik van vrije associatie.
Latere ontwikkelingen in de psychologie van de 21e eeuw
Met de komst van de computers ontwikkelde Herbert Simon een nieuwe theorie. Hij beschreef hoe
psychologische fenomenen konden worden uitgedrukt in information-processing modellen. Dit maakt
de psychologie veel dynamischer dan het behaviorisme, wat alleen naar gedrag kijkt. Hij nam
voorbeeld aan de manier waarop computers informatie opslaat en weer terug kan halen.
Ook kwamen er taalkundigen. Zij keken ook naar de psychologische kant van taal. Ook de
neuropsychologie maakte groei door. Vanwege de technologische ontwikkelingen konden ze de
hersenen beter onderzoeken. Zo konden ze het verband zien tussen mentale en neurologische
processen.
Hoofdstuk 2 Biological foundations of psychology
The study of the biological bases of psychology
Verwachtingen, ervaringen en gedrag zijn gebaseerd op de activiteit in ons zenuwstelsel. Het is
belangrijk voor de psychologie om dit te bestuderen.
Het zenuwstelsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen) die met elkaar communiceren.
Een belangrijk concept in de evolutie biologie is het idee dat sommige delen van ons lichaam,
geëvolueerd zijn om meer mogelijkheden te hebben, dan in eerste instantie nodig was (bijv. mond
tong en tanden waren eerst alleen bedoelt om te eten. Later heeft zich de mogelijkheid tot spraak
ontwikkeld). Ze gaan ervan uit dat morele afkeer en (reactie op) mentale pijn, ook op deze manier
ontstaan zijn, uit lichamelijke afkeer en (reactie op) lichamelijke pijn.
Zenuwstelsel: het geheel van alle neuronen samen. Bestaat uit:
Centraal zenuwstelsel: bestaat uit het brein en het ruggenmerg.
Perifere zenuwstelsel: alle neuronen in de rest van het lichaam. Bestaat uit:
Somatisch zenuwstelsel: brengt signalen van en naar zintuigen, spieren en huid.
Autonoom zenuwstelsel: gaat van en naar de organen, zoals longen en hart. Geen bewuste
controle.
Centraal zenuwstelsel:
Afferente zenuwen: brengen signalen van het lichaam naar het centrale zenuwstelsel
Efferente zenuwen: brengen signalen van het centrale zenuwstelsel naar de rest van het lichaam.
Interneuronen: verbinden sensorische en motorische zenuwcellen met elkaar. Deze zitten in het
centrale zenuwstelsel en in de ogen.
Somatisch zenuwstelsel:
,Sensorische zenuwen: brengen informatie van de huid, spieren en zintuigen naar het centrale
zenuwstelsel.
Motorische zenuwen: brengen informatie van het centrale zenuwstelsel naar de huid, spieren en
zintuigen.
Autonoom zenuwstelsel:
sympatisch zenuwstelsel: maakt het lichaam klaar voor actie (vlucht of vecht).
parasympatisch zenuwstelsel: actief als het lichaam in rust is.
Neurons, the building blocks of the nervous system
Er zijn veel verschillende soorten en formaten neuronen.
Toch hebben ze allemaal ongeveer dezelfde kenmerken.
De dendrieten ontvangen (elektrische) signalen die andere
neuronen doorgeven. Deze signalen worden verder door de
axon vervoerd naar de volgende neuron. Op de axon zitten
myelineschilden. Tussen deze schilden is de axel op
sommige punten ‘bloot’. Deze stukjes heten knopen van
Ranvier. Het signaal springt van knoop naar knoop,
waardoor het sneller doorgegeven wordt.
Aan het eind van de axon zitten de axon-uiteinden. Deze
raken de dendrieten van de volgende neuron niet aan. Er zit
een klein gat tussen, wat de synaps genoemd wordt. Het gat zelf wordt de synaptische spleet (synaptic
gap) genoemd.
Als een signaal de axon-uiteinden bereikt, worden er neurotransmitters geactiveerd. Dit is een
chemische reactie. De neurotransmitters steken de synaptische spleet over, naar de volgende neuron,
om het signaal door te geven. Op de dendrieten van een neuron, komen de axon-uiteinden van vele
andere neuronen terecht. Op deze manier krijgt de volgende neuron, de informatie van verschillende
andere neuronen doorgeseind. Een zenuw is een bundel van vele axonen.
De cellichamen (soma) van neuronen zitten meestal in groepjes bij elkaar. Een nucleus is een groep
cellichamen van neuronen binnen het centrale zenuwstelsel. Daarbuiten heten ze ganglion.
In het zenuwstelsel zitten ook cellen die geen neuronen zijn. Dit zijn gliacellen. Deze zijn meestal
omringd door neuronen. De verhouding gliacellen/neuronen is 9/1. Glia betekent lijm in het Grieks.
Gliacellen houden de neuronen op hun plaats. Ook zorgen ze voor de neuronen. Ze zorgen voor
voedingsstoffen en ruimen afvalstoffen en dode neuronen op.
Action potentials
Een actie potentiaal is een elektrische impuls dat van het cellichaam naar het eind van de axel reist.
Elk actie potentiaal is het resultaat van de beweging van elektrisch geladen moleculen, ook wel ionen
genoemd. Neuronen zijn erg selectief in welke ionen de cel in en uit kunnen. Sommige ionen kunnen
alleen maar de cel in als de ionkanalen openstaan. Dit zijn donut-vormige eiwitmoleculen die poortjes
vormen door het celmembraan. Deze regelen de toevoer van natrium+, chloride- en kalium+. Elk
ionkanaal laat maar één type ion door.
Als er geen actiepotentiaal plaatsvindt, is de neuron in rust. Natrium kan de cel dan niet in, kalium
wel. Dit wordt geregeld door een ionenpomp. Het doel hiervan is om de cel te polariseren. De
binnenkant van de neuron is steeds meer negatief dan de buiten de neuron. De lading van een neuron
in rust is -75 millivolt.
Als er een signaal bij de axeluiteinden aankomt, worden hierdoor de synaptische blaasjes geopend.
,Hierin zitten de neurotransmitters. Deze steken de synaps over. Elke neurotransmitter kan een bepaald
soort ionkanaal openzetten. De neurotransmitter glutomaat zet bijvoorbeeld de natriumkanaaltjes
open. Hierdoor wordt de lading in de neuron steeds positiever. Als de lading in de neuron ongeveer
-55 millivolt bereikt, gaan er opeens veel meer kanaaltjes open (voltage afhankelijke kanaaltjes), die
allemaal natrium naar binnen laten. Hierdoor stijgt de lading in de neuron heel snel naar +30 millivolt.
De ionenpompen proberen dit te herstellen, waardoor de lading van de neuron naar ongeveer -90
millivolt schiet. Hierna wordt de lading weer gestabiliseerd op -75 millivolt. Deze depolarisatie zorgt
ervoor dat het elektrisch signaal verder door de axon wordt doorgegeven naar de volgende neuron.
Nadat een neuron gevuurd heeft, kan hij heel eventjes (1 milliseconde) niet vuren (refractaire
periode).
Het kan ook gebeuren dat alle kanaaltjes voor chloride opengezet worden. Chloride kan naar binnen,
en kalium naar buiten. Hierdoor wordt de neuron gehyperpolariseerd. Binnenin de neuron wordt de
lading steeds negatiever tot deze -90 millivolt bereikt. Hierna keert de waarde langzaam terug naar
-75 millivolt. Dit resulteert niet in een actiepotentiaal, en het signaal wordt niet doorgegeven.
De neuron is onderhevig aan de alles-of-niets wet. Hij vuurt wel, of hij vuurt niet. Het actiepotentiaal
is altijd van dezelfde sterkte. Toch voel je verschil tussen bijv. een zachte aanraking en een stomp. Dat
komt door de frequentie waarmee de neuron vuurt. Bij een stomp vuurt de neuron veel sneller achter
elkaar dan bij een zachte aanraking, waardoor je het verschil voelt.
Er zijn meer dan 70 soorten neurotransmitters. De meeste zorgen of, voor depolarisatie, of voor
hyperpolarisatie, maar sommigen kunnen beide veroorzaken.
Neurotransmitters
Acetylcholine: geheugen en spierbewegingen.
Norepinephrine: vooral in de hersenstam. Heeft te maken met stemmingswisseling.
Dopamine: veroorzaakt gelukzalig gevoel. Te veel hiervan veroorzaakt schizofrenie, te weinig
veroorzaakt parkinson.
Serotonin: stemmingswisselingen
Glutamate: in de meeste neuronen van het centrale zenuwstelsel aanwezig. Zorgt voor depolarisatie.
Heeft te maken met leren en geheugen.
GABA: de meeste synapsen in de hersenen gebruiken GABA. Heet te maken met spierbeweging.
The organization of the brain
Het brein kan op verschillende manieren worden ingedeeld. De meest gebruikelijke, is indeling van
de belangrijkste regionen op basis van locatie. Het achterbrein, middenbrein en voorbrein.
Ook kan het brein worden ingedeeld naar functie: central core (hersenstam) voor dingen als
ademhaling, hoesten,eten en drinken. Cerebrum (hoger intellectuele processen) en lymfesysteem
(emoties).
,Het achterbrein
Zorgt voor de basisfuncties om te kunnen leven.
Medulla: zit bovenaan het ruggenmerg. Zorgt voor
ademhaling en reflexen.
Pons: zit boven de medulla. Zorgt voor oplettendheid en
slaapritme.
Reticular formation: reguleert opwinding, slaap en
aandacht. Werkt ook als filter die sommige sensorische
signalen doorlaat, en andere niet.
Cerebellum: Iets boven de medulla. Bewegingscontrole en
cognitiecontrole.
Het middenbrein
Een relatief klein stuk van de hersenen, boven de pons en omgeven door het voorbrein.
Superior and inferior colliculus: belangrijk voor het doorsturen van sensorische informatie naar de
hersenen, en voor spiercontrole (oogbeweging).
Substantia nigra: zorgt voor dopamine
Het voorbrein
Het grootste stuk van de hersenen. Het grootste deel hiervan bestaat uit het cerebrum, wat bij mensen
veel meer ontwikkeld is dan bij dieren. De buitenste laag van het cerebrum heet de cortex. Dit is het
belangrijkste deel van de hersenen voor veel psychologische functies.
Thalamus: twee eivormige groepjes neuronen net boven het middenbrein. Stuurt informatie van
zintuigen door naar de cortex.
Hypothalamus: net onder de thalamus. Regelt eten, drinken, en homeostase.
Hypofyse: belangrijkste onderdeel van de hormoonhuishouding. Staat onder controle van de
hypothalamus.
Limbisch systeem: nauw verbonden met de hypothalamus. Speelt een rol in emotie en geheugen.
Hippocampus: deel van het lymbisch systeem en speelt een rol bij het geheugen. Vooral bij het korte
termijngeheugen. Als het beschadigd raakt, kan je personen en gebeurtenissen van langer geleden wel
herkennen, maar nieuwe personen en gebeurtenissen
onthoud je niet meer.
Amygdala: amandelvormig deel diep in het brein, dat zorgt
voor emoties, vooral angst.
Cortex
Sensorische neuronen sturen informatie naar specifieke
delen van de cortex. Motorische reacties komen ook uit
specifieke delen van de cortex. Het grootste deel van de
cortex bestaat uit associatiegebieden. In deze gebieden
vinden geheugen, gedachten en taal plaats.
De cortex is verdeeld in twee symmetrische helften, die met
elkaar verbonden zijn door de corpus callosum. Elke
hersenhelft is verdeeld in vier lobben; frontaal, paritaal,
temporaal en occipitaal. Tussen de frontale lob en de
parietale lob zit de central fissure, een groef van de
bovenkant van het hoofd, tot aan de zijkant bij de oren. De
grens tussen de parietale en occipitale lob is minder
duidelijk. Een diepe spleet (lateral fissure) onderscheidt de temporale kwab. De primaire motor cortex
zit net voor de central fissure, hier worden bewegingen van het lichaam gecontroleerd. Precieze
, plekken, zorgen voor beweging van specifieke lichaamsdelen.
In de parietale kwab ligt de primaire somatosensorische cortex. Hitte, kou, aanraking, pijn, en het
algemeen gevoel van bewegingen van het lichaam komen hier aan. Ook deze is verdeeld in stukjes
voor elke specifieke plek van het lichaam. Hoe intensiever een lichaamsdeel gebruikt wordt, hoe
groter stuk het in beslag neemt.
Aan de achterkant van elke occipitale kwab zit de primaire visuele cortex. Deze staat in verbinding
met de ogen. De informatie de rechterkant van beide ogen, gaat naar de rechter hersenhelft, en de
informatie van de linkerkant van beide ogen, gaat naar de linker hersenhelft. De plaats waar de
oogzenuwen elkaar kruizen heet de optic chiasm.
De primaire auditieve cortex zit aan de buitenkant van de temporale kwab. Hier worden alle geluid
signalen verwerkt. Beide oren zijn verbonden met beide kanten van de hersenen, maar de verbinding
met de andere kant is het sterkste.
De frontale associatiegebieden spelen een belangrijke rol bij het geheugen en het oplossen van
problemen.
De achterste associatiegebieden, zijn opgedeeld in subgebieden die voor aparte dingen zorgen. Het
onderste gedeelte van de temporale kwab is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor visuele verwachting.
De hersenhelften lijken elkaars spiegelbeeld, maar zijn dit niet. De ene hersenhelft is altijd iets groter
dan de andere. De rechterhersenhelft heeft lange neuronen met connecties door het hele brein, terwijl
de linker hersenhelft kortere neuronen heeft, die samen een sterk verbonden netwerk vormen over
kortere afstand.
Aphasia: problemen met taal (spreken en/of begrijpen) als gevolg van hersenbeschadiging.
Broca’s area: deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor het uiten van taal.
Wernicke’s area: deel van de hersenen verantwoordelijk voor het verwerken/begrijpen van taal.
Mensen die een beschadiging in dit gebied hebben, kunnen wel woorden horen, en ook uitspreken,
maar de betekenis van die woorden weten ze niet.
Beide gebieden zitten (bij de meeste mensen) in de linker hersenhelft.
Hypofyse en endocrien systeem
Het endocrien systeem werkt langzamer dan het zenuwstelsel. Verschillende klieren sturen hormonen
(chemische stoffen) het bloed in om signalen door te geven aan groepen cellen in het hele lichaam.
Hormonen hebben een specifiek effect op de cellen die hun boodschap herkennen. Elke cel heeft
ontvangers die alleen op bepaalde hormonen reageren. Sommige klieren worden geactiveerd door het
zenuwstelsel, en anderen door chemische stoffen in de bloedbaan.
De belangrijkste klier is de hypofyse. Deze zit in de hersenen, net onder de hypothalamus. De
hypothalamus controleert de hypofyse. De hormonen die de hypofyse aanmaakt, sturen weer andere
klieren aan, die op hun beurt weer een deel van het lichaam aansturen. Organen als lever en nieren
worden door hormonen aangestuurd. De bijnier, die adrenaline aanmaakt, wordt ook door de hypofyse
aangestuurd.
Evolution, genes and behavior
Alle biologische organismen zijn geëvolueerd, in een tijd van miljoenen jaren. Omgevingsfactoren
speelden hierbij een grote rol. Natuurlijke selectie speelt een grote rol in het vormen van gedrag en
het brein. Behavior genetics combineren de methoden van erfelijkheidsleer en psychologie om de
erfelijkheid van gedrag en karakter (intellect, emotionele stabiliteit, temperament) te onderzoeken.
Onderzoek naar gedrag moet niet alleen gericht zijn op proximate causes, (zoals het vuren van
neuronen), maar ook op ultimate causes. Je probeert te beschrijven niet hoe het gedrag geactiveerd
wordt, maar waarom. Waarom is het geëvolueerd zoals het is, door natuurlijke selectie.
Seksuele selectie is een speciaal geval van natuurlijke selectie. Als je kijkt naar herten, geeft een
eigenschap als agressie meer kans om te kunnen paren, en dus meer kans op nageslacht. Dit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Maicolin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.