Criminologie van de strafrechtsbedeling (B001631A)
Summary
Samenvatting - Criminologie van de strafrechtsbedeling DEEL VERHAGE (B001631A)
0 view 0 purchase
Course
Criminologie van de strafrechtsbedeling (B001631A)
Institution
Universiteit Gent (UGent)
Dit is een samenvatting (PowerPoint + eigen nota's) van criminologie van de strafrechtsbedeling, het deel dat wordt gegeven door professor Verhage. Er is ook een samenvatting van het deel van professor Colman, maar je kan ze ook samen krijgen.
Veel succes met het instuderen van dit vak!
Criminologie van de strafrechtsbedeling (B001631A)
All documents for this subject (35)
Seller
Follow
ilonamasselis
Content preview
CRIMINOLOGIE VAN DE
STRAFRECHTSBEDELING
- PROF. VERHAGE
OPSPORING
INLEIDING
Opsporing: het eerste niveau van de strafrechtsketen
De strafrechtsketen is (zeer) selectief (zeer sterke filterfunctie)
Opsporing – Vervolging – Straftoemeting – Strafuitvoering
De mate van selectiviteit en waar selectie plaatsvindt kan internationaal zeer verschillend
zijn (bv Nederland, bv UK)
Instroom-doorstroom-uitstroom op elk echelon van de keten
Selectiviteit
Strafrechtsketen
Opsporing:
Kennisname van strafbare feiten en vastleggen van bewijzen ervan. Gebeurt hoofdzakelijk door
politie (ook door bijzondere inspectiediensten – zie les PGO vorig jaar). In België moet politie in
principe elk strafbaar feit dat ze vaststelt in een proces-verbaal vastleggen en aan het parket
bezorgen (=legaliteitsprincipe).
Vervolging:
Beslissing over het gevolg dat aan deze vaststelling moet worden gegeven: naar de rechter of niet. In
België is dit de rol van het parket (openbaar ministerie/procureur) waarbij het parket kan beslissen
om een zaak (eventueel om opportuniteitsredenen) niet naar de rechter te sturen (seponeren of
buitengerechtelijk af te handelen) of de seponering aan bepaalde voorwaarden te koppelen.
Berechting-straftoemeting:
Beslissing over de schuld en de straf of sanctie in geval van veroordeling. In de regel gebeurt dit door
de strafrechter.
Strafuitvoering:
Beslissing m.b.t. de uitvoering van een opgelegde straf. Niet alle straffen worden immers (volledig)
uitgevoerd zoals ze zijn opgelegd. Dit is de bevoegdheid van de Minister van Justitie en van de
strafuitvoeringsrechtbanken.
Dit deel van de cursus focust op (onderzoek naar) opsporing
Politie, bijzondere inspectiediensten, inlichtingendiensten en private opsporing
,CLUSTER 1: POLITIE ALS ACTOR IN DE STRAFRECHTSKETEN
DEEL 1: opfrisser: het wetgevend kader
De wet op het Politieambt (1992)
Aanleiding:
Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd
wordt (mei 1988 – april 1990) (Bendecommissie I)
Politieoorlog, geen informatiedeling, rivaliteit, gebrek aan coördinatie,…
Pinksterplan (1990) – geen grote hervorming van de politiediensten, maar een geïntegreerde benadering van
de politiefunctie
o.a.: oprichting Vijfhoeksoverleg, demilitarisering Rijkswacht, Samenwerking in zones o.b.v.
complementariteitsbeginsel, … en de Wet op het Politieambt
Inhoud:
Een mijlpaal: legt voor het eerst de politiefunctie vast, voor de verschillende politiediensten; zorgt voor
harmonisering van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zorgt voor coördinatie en samenwerking.
Twee doelen:
1. Vastleggen van het wettelijk kader voor overlegstructuren/gezagsrelatie tussen bestuurlijke en gerechtelijke
overheden en toenmalige politiediensten (bv Vijfhoeksoverleg)
2. Vastleggen van de opdrachten, plichten en bevoegdheden van politieambtenaren van de toenmalige
verschillende politiediensten in 1 wet
Drie krachtlijnen (zie artikel 1 en artikel De Raedt, 2013):
Politiediensten zijn uitvoeringsorganen, ze handelen onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de
overheden = (gezagsprincipe)
Politie treedt op om individuele rechten en vrijheden te beschermen en dragen bij tot de democratische
ontwikkeling van de maatschappij = (democratisch principe)
Gebruik van geweld of dwang kan uitsluitend onder de bij wet bepaalde voorwaarden (art 37, 37 bis en 38
WPA) = (legaliteitsprincipe)
Evolutie tijdens en na de WPA mijlpalen
Wet 18 juli 1991: oprichting Comité P
Wet 18 juli 1991: wet demilitarising Rijkswacht (per 1/1/1992)
KB 11 juli 1994: oprichting APSD (Algemene PolitieSteunDienst)
doel: coördinatie beleid door Ministers van BiZa en Just
Interpolitiezones – veiligheidscharter per zone (door Vijfhoeksoverleg)
1997: Bevestiging burgemeester als spilfiguur voor bestuurlijke politie op grondgebied gemeente; Wetboek
van Strafvordering bevestigt leidende rol van PdK en OR
1997: eerste verslag Commissie Dutroux-Nihoul: integratie van de drie korpsen in 1 politiestructuur – aantal
tussenvoorstellen (o.a. Commissie Huybrechts)
Ontsnapping Dutroux 23 april 1998
24 mei 1998: Octopusakkoord Wet op de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (1998)
(WGP)
Wet op de geïntegreerde politie (WGP)
Federale politie Lokale politie
• Federaal niveau • Niveau politiezone
• 1 politie verzekert gespecialiseerde functies en • 1 korps verzekert basispolitiezorg
steun aan lokale politie (op basis van specialiteit • Eengemeente/meergemeentezone
en subsidiariteit) • Korpschef
• Commissaris-Generaal • Basisfunctionaliteiten
• Gedeconcentreerde diensten (FGP’s en CSD’s)
Beide niveaus zijn autonoom en hangen af van verschillende overheden
functionele band
,Federale politie: taken
Voorstelling federale politie: zie jaarverslagen
Taken: gespecialiseerde functies, supralokale feiten, steun aan lokale politie
Federale politie (COL 2/2002 van 7 maart 2002 tot regeling van de taakverdeling, de samenwerking, de coördinatie
en de integratie tussen de lokale en de federale politie):
misdaden en wanbedrijven die omwille van hun omvang, hun georganiseerd karakter of hun gevolgen de
grenzen van een arrondissement of het Rijk overstijgen, of die, door hun ingewikkelde aard
gespecialiseerde opsporingen en onderzoeken vereisen.
de gespecialiseerde en de supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, alsmede de
ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden
Lokale politie
De eerstelijns-basispolitiezorg, die verbonden is met lokale gebeurtenissen en fenomenen
Basisfunctionaliteiten/basispolitiezorg
1. Onthaal
2. Wijkwerking
3. Interventie
4. Handhaving openbare orde
5. Lokale opsporing en onderzoek
6. Politionele slachtofferbejegening
7. Verkeer
= volwaardige basispolitiezorg
o Basisfunctionaliteiten dienen verzekerd maar kan via interzonale samenwerking en in polyvalente
uitvoering
o KB 17/9/2001 (publ. 12/10) tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen vd lokale politie
teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren = KULnorm
o Ministeriele omzendbrief PLP10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van
de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening
aan de bevolking
Schaalgrootte is bepalend voor minimale dienstverlening
Minimale organisatie- en werkingsnorm
Onthaal – Het K.B. organisatie- en werkingsnormen (art. 3) vraagt elke politiezone te voorzien in een onthaalpunt dat
minimum 12 uur per dag fysiek toegankelijk is.
Wijkwerking – 1 wijkagent per 4000 inwoners min. 15% van de jaarlijkse operationele capaciteit (OZB PLP 64 van
14/6/24)
Interventie - minimum 1 interventieploeg die 24 uur op 24 bereikbaar en beschikbaar is om noodoproepen te
beantwoorden + piekploegen
Handhaving openbare orde - een officier van bestuurlijke politie die permanent bereikbaar en terugroepbaar is om
binnen de kortst mogelijke tijd zijn functie op te nemen
Lokale opsporing en onderzoek - minimum 7% van het operationeel kader te voorzien voor het verzekeren van deze
basisfunctie. Voor politiezones met een globaal effectief van minimum 230, wordt deze minimumnorm opgetrokken
tot 10%.
Politionele slachtofferbejegening minimum 1 gespecialiseerde medewerker inzake slachtofferbejegening
Verkeer- elke politiezone wordt gevraagd om 8% van de totale werkcapaciteit in te zetten
Lokale opsporing en onderzoek
Basisfunctionaliteit: lokale opsporing en lokaal onderzoek
o Ministeriële omzendbrief PLP 10: “het uitvoeren van daden van gerechtelijke opsporing en van
gerechtelijk onderzoek die conform art 5 par 3 WPA aan de lokale politie worden toegewezen”
o -> Col2/2002 bepaalt wat de lokale recherche en wat federale politie moet doen (de taakverdeling,
de samenwerking, de coördinatie en de integratie tussen de lokale en de federale politie)
“Elke zone dient over de nodige specifieke capaciteit te beschikken om -zonder de goede
uitvoering van andere opdrachten in gevaar te brengen- gerechtelijke opsporingen en
onderzoeken te kunnen uitvoeren”
, DUS:
Belangrijk om opgeleid personeel te hebben voor rechercheactiviteiten. Een deel van personeel van het
operationeel kader belasten met gerechtelijke taken, al/niet gegroepeerd in gerechtelijke dienst of brigade
o -> 10% van het operationeel kader bij PZ >230
o -> 7 % van het operationeel kader bij PZ< 230 met min 2 FTE/dag = volstrekte minimum
o -> geen organisatievorm of structuur bepaald : flexibiliteit
Een opsporingsdienst of “permanente oriëntering” naar het gerechtelijk werk
zie gastcollege Chris Van Gaever
Lokaal of federaal onderzoek?
Afhankelijk van de inhoud en aard van het dossier
Kan ook gezamenlijk onderzoek zijn (cfr gastcolleges)
Procureur des Konings wijst toe op basis van:
1. Aard van de te onderzoeken feiten (bv zware criminaliteit, criminele organisatie, corruptie/ecofin
misdrijven fedpol)
2. Aard van de te verrichten onderzoeksdaden (gespecialiseerde vormen: vermogensanalyse, operationele
analyse (bv. profiling), bijzondere opsporingstechnieken, daden t.a.v. advocaten, notarissen,..) […] fedpol)
De overige onderzoeken kunnen aan de lokale politie worden toegewezen hoewel zij ook gespecialiseerde
onderzoeksdaden kunnen vereisen, bij voorbeeld de inzet van de laboratoria voor technische en
wetenschappelijke politie of de opname van het verhoor van kinderen die slachtoffer zijn van seksueel
misbruik of zware mishandelingen.
3. Geografische spreiding van onderzoeksdaden
Een greep uit de evolutie na de WGP
Audit federale politie in 2002 -> reorganisatie van de top van de federale politie 1 maart 2007 (naar drie
directies + meer leiding voor CG)
Aanmoediging interzonale samenwerking en schaalvergroting voor lokale politie
Wet van 1 april 2006 op de agenten van politie (in kader van ‘meer blauw op straat’)
Wet van 15 april 2007: striktere regeling van gebruik van dwang (vrijheidsberoving en handboeien)
Salduzwetgeving (2011-2013 - zie verder)
Wet van 26 maart 2014 ivm de optimalisatie Wet van 18 maart 2014 op het politionele informatiebeheer
14/9/2021: nieuwe rekruterings- en selectieprocedure in werking getreden (doel: snellere en efficiëntere
procedures, lokale inspraak)
CLUSTER 1: POLITIE ALS ACTOR IN DE STRAFRECHTSKETEN
DEEL 2: de politiefunctie
Politie: opsporen en keuzes maken/selectie
Wettelijk gezien heeft de politie geen discretionaire bevoegdheid om keuzes te maken en moet zij alles wat
zij ziet, verbaliseren en aan het parket doorgeven.
Dit is de facto onmogelijk en er moeten dus toch keuzes worden gemaakt en prioriteiten gesteld.
Sommige misdrijven worden aangebracht (door aangiftes van slachtoffers) sommige moeten worden
« gehaald » (proactief opgespoord)
Politie krijgt/heeft de facto wel autonomie (wel/niet registreren, wel/niet waarschuwing geven,…) =
discretionaire ruimte
discretionaire ruimte is afhankelijk van type van de beslissing
De politiefunctie
“een institutioneel beschermende en regulerende functie van sociale orde, die erop is gericht de uitoefening van de
fundamentele rechten mogelijk te maken en ontregeling van deze orde te voorkomen of te verhelpen ” (De Raedt e.a.,
2015)
Ofwel: de politiefunctie wordt gekenmerkt door:
(1) het regelen van sociale processen
(2) al dan niet met het gebruik van geweld
(Bayley, 1994)
”the role of the police is best understood as a mechanism for the distribution of nonnegotiable, coercive force
employed in accordance with the dictates of an intuitive grasp of situational exigencies” (Bittner, 1970, 46)
Dualiteit van de politiefunctie: bestuurlijke en gerechtelijke politie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilonamasselis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.71. You're not tied to anything after your purchase.