100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting 1.4 $11.56   Add to cart

Summary

samenvatting 1.4

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

ik heb hier een samenvatting van 29 pagina's van blok 1.4. Ik heb bij deze samenvatting het boek gebruikt dat ik heb aangevuld met informatie uit te lessen, de hoorcolleges en betrouwbare bronnen zoals Inview Essential.

Preview 4 out of 31  pages

  • November 19, 2024
  • 31
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting trimester 1.4
Week 2
Paragraaf 2.4 Praktisch Bestuursrecht
Bestuursorganen oefenen hun bestuursbevoegdheden uit met het oog op het
algemeen belang. Zij moeten steeds de algemene belangen afwegen tegen de
individuele belangen van de burgers.
Maar het bestuursorgaan doet dit niet vanuit een verheven positie, want
beslissingen moeten zorgvuldig worden voorbereid. Deze uitgangspunten vinden
we bijvoorbeeld terug in art. 2:4 Awb (verbod van partijdigheid) en in art. 3:2
en 3:4 Awb (zorgvuldige voorbereiding en evenwichtige Belangenafweging)
Belanghebbenden
Voor de belangenafweging is het nodig dat een bestuursorgaan zorgvuldig
nagaat met wie het te maken heeft en welke belangen daarbij een rol spelen.
Belanghebbende is volgens art. 1:2 lid 1 Awb degene wiens belang
rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om te kunnen bepalen of een burger, rechtspersoon of bestuursorgaan
belanghebbende is, stellen we eerst in het algemeen de vraag: Wanneer heeft
een burger, rechtspersoon of bestuursorgaan nu een rechtstreeks
belang? Het antwoord op deze vraag is niet te vinden in de wet, maar in de
jurisprudentie. De criteria die rechters hebben vastgesteld worden ook wel
OPERA-criteria genoemd.
Betrokkene moet een

objectief bepaalbaar: Het mag niet slechts een subjectieve beleving zijn die niet
door anderen gedeeld kan worden. Het als lelijk ervaren van een gebouw
bijvoorbeeld is niet objectief.

Persoonlijk: De positie van de belanghebbende moet duidelijk te onderscheiden
zijn van die van anderen.

Eigen: Iemand kan bijvoorbeeld niet zonder machtiging opkomen voor het belang
van zijn buurman of kennis. Zie voor de specifieke eigen belangen van
bestuursorganen en rechtspersonen de uitleg hierna.

Rechtstreeks: Er moet een direct verband zijn tussen het besluit van het
bestuursorgaan en het belang van de burger, rechtspersoon of een ander
bestuursorgaan. Afgeleide belangen, zoals die van een kind dat ook de gevolgen
zal ondervinden van een verlaging van de werkloosheidsuitkering van zijn
ouder(s), gelden niet.

Actueel: Enkel de vrees dat toekomstige, onzekere belangen, zoals mogelijke
waardevermindering van een pand, aangetast kunnen worden door de aanleg
van een recreatiegebied, is te vaag.
Daarnaast bestaan er specifieke criteria voor overheidsorganen en
rechtspersonen (art. 1:2 lid 2 en 3 Awb).
Belangen die aan bestuursorganen zijn toevertrouwd worden als hun belangen
beschouwd.

,Bestuursorganen kunnen dus ook zelf als belanghebbende voor die belangen
opkomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een ander bestuursorgaan
een besluit neemt dat die belangen schaadt. Denk hierbij aan het vaststellen van
een tracé voor een autosnelweg door de minister op het grondgebied van een
bepaalde gemeente. Maar het bestuursorgaan kan ook voor zijn eigen belang
opkomen door het eigen besluit in een procedure te verdedigen.
Als eigen belangen van rechtspersonen worden mede beschouwd de algemene
en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun
feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. art. 1:2 lid 3 Awb
Hoofdstuk 4 Praktisch Bestuursrecht
Organen van het openbaar bestuur mogen alleen als bestuursorgaan handelen
als daarvoor een uitdrukkelijke wettelijke basis aanwezig is
(legaliteitsbeginsel).
Bij het uitoefenen van hun bevoegdheden moeten bestuursorganen wetmatig
handelen (= de wet toepassen) en rechtmatig handelen (= zich gedragen in
overeenstemming met het recht). Dit alles valt onder de noemer behoorlijk
bestuur. Bestuursorganen moeten bij hun bestuurlijk handelen de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen. Deze beginselen leggen samen
vast wat onder behoorlijk bestuur wordt verstaan.
Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat bestuursorganen zich behoorlijk
gedragen. Behalve wetmatig moeten bestuursorganen zich dus ook rechtmatig,
dat wil zeggen in overeenstemming met het recht, gedragen. Voor het handelen
door bestuursorganen gelden zogenoemde algemene beginselen van
behoorlijk bestuur (abbb). Dit zijn fatsoensnormen die bestuursorganen in
acht moeten nemen bij het bestuurlijk handelen.
De abbb zijn ontstaan in de rechtspraak bij de beoordeling van het handelen van
bestuursorganen.
- Formele abbb hebben betrekking op de manier waarop besluiten tot
stand komen en uitgevoerd worden, dus op het proces.
- Materiële abbb betreffen de inhoud van die besluiten.
- Sommige abbb vallen in beide categorieën. Voor de instandhouding van
een besluit is het van belang of een formeel of materieel rechtsbeginsel is
geschonden
- Schending van een formeel abbb hoeft in beginsel niet tot vernietiging
van het besluit te leiden, want ondanks een onjuiste procedure kan een
besluit inhoudelijk wel correct zijn.
- de inhoud van een besluit door schending van een materieel abbb
echter niet correct is kan dit besluit doorgaans niet in stand blijven.
- Sommige abbb zijn ook van toepassing op andere handelingen dan
besluiten.
Formele abbb zijn het zorgvuldigheidsbeginsel, het formeel
motiveringsbeginsel, het beginsel van fair play en het formeel
rechtszekerheidsbeginsel. Deze zijn opgenomen als algemene bepalingen in de
Algemene wet bestuursrecht. Het formeel rechtszekerheidsbeginsel is
ondergebracht bij de bekendmaking van besluiten.

,In de wet is expliciet vastgelegd dat bepaalde abbb niet alleen van toepassing
zijn op het voorbereiden, nemen en uitvoeren van besluiten, maar in beginsel ook
op andere handelingen van bestuursorganen.
Art. 3:1 lid 2 Awb bepaalt dit voor de abbb in art. 3:2 tot en met 3:4 Awb,
dus voor het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van détournement de pouvoir
en het verbod van willekeur.
Voor het beginsel van fair play volgt dit uit de plaats van dit artikel in de Awb,
namelijk in hoofdstuk 2 over het verkeer tussen burgers en bestuursorganen.
Voor het gelijkheidsbeginsel volgt dit uit art. 1 Gw.
Formele beginselen:
Het zorgvuldigheidsbeginsel art. 3.2 Bestuursorganen moeten een
actieve houding aannemen. Dit geldt zowel voor het geval dat een burger
een verzoek indient, als wanneer het bestuursorgaan uit eigen beweging
(ambtshalve) een besluit neemt, zoals bij een belastingaanslag. Het
bestuursorgaan moet niet alleen afgaan op wat een aanvrager meedeelt,
maar moet ook zelf informatie verwerven die voor een verantwoorde
besluitvorming van belang kan zijn.
Welke activiteiten mogen in het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel van een
bestuursorgaan worden verwacht?
 het verzamelen van gegevens;
 het door de aanvrager laten aanvullen van gegevens;
 het beoordelen van de zorgvuldigheid van uitgebrachte adviezen;
 het horen van de aanvrager en eventuele andere belanghebbenden.
Het bestuursorgaan zal dit overigens niet altijd hoeven te doen. Als het
bestuursorgaan zeker weet dat er geen andere belanghebbenden zijn, dan kan
het horen achterwege blijven. Het bestuursorgaan moet zelf deze afweging
maken.
Volgens art. 3:9 Awb moet het bestuursorgaan zelf goed nagaan of een
onderzoek naar feiten en gedragingen door een adviseur zorgvuldig is geweest.
Art. 3:15 Awb bepaalt dat het bestuursorgaan in bepaalde gevallen
belanghebbenden de gelegenheid moet bieden om hun zienswijze naar voren te
brengen (dat wil zeggen hun mening te geven) over een aanvraag of over het
ontwerp van een besluit.
Uit art. 4:5 Awb vloeit voort dat het bestuursorgaan een aanvrager van een
beschikking in de gelegenheid moet stellen om de aanvraag aan te vullen als die
niet voldoende duidelijk is. En in art. 4:7 en 4:8 Awb is aangegeven dat het
bestuursorgaan de aanvrager van een beschikking en (andere) belanghebbenden
moet horen (hoorplicht), voordat het hierover een besluit neemt.

, Het tweede lid van deze artikelen maakt, net als art. 4:11 en 4:12 Awb
overigens, weer een uitzondering op de hoorplicht. Dit is onder andere het geval
als het bestuursorgaan heel snel een besluit moet nemen of als de mening van
de belanghebbende(n) al voldoende bekend is.


Op grond van het formeel motiveringsbeginsel art. 3:47 Het
bestuursorgaan moet ervoor zorgen dat een besluit is voorzien van een
kenbare motivering, zodat iedereen kan zien wat het bestuursorgaan heeft
overwogen om dit besluit te nemen.
Dit formele motiveringsbeginsel stelt aan het bestuursorgaan de volgende eisen:
 De motivering moet vermeld worden als het besluit bekendgemaakt wordt
(art. 3:47).
 De motivering mag in sommige gevallen worden weggelaten (art. 3:48).
 Het bestuursorgaan kan voor de motivering verwijzen naar een advies (art.
3:49).
 Het bestuursorgaan moet goed motiveren als het wil afwijken van het
advies (art. 3:50).
Het komt in de praktijk voor dat een beschikking helemaal geen motivering
bevat. Degene tot wie het besluit zich richt, moet dan maar raden wat de
beweegredenen van het bestuursorgaan zijn geweest. Dat is in strijd met het
formele motiveringsbeginsel.
Het beginsel van fair play art. 2:4 Een bestuursorgaan is verplicht om
eerlijk spel (fair play) te spelen. Het bestuursorgaan moet open en
onbevooroordeeld tegenover burgers staan, zodat zij de gelegenheid
hebben om voor hun belangen op te komen. Art. 2:4 lid 1 Awb zegt het als
volgt: ‘Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.’
Het formeel rechtszekerheidsbeginsel houdt feitelijk in dat burgers
moeten kunnen vertrouwen op het recht. Burgers moeten weten waar zij
aan toe zijn met de overheid. Bestuursbesluiten moeten daarom duidelijk
zijn en vanzelfsprekend behoorlijk bekendgemaakt zijn. De Awb kent geen
algemene bepalingen over het rechtszekerheidsbeginsel, maar wel over de
bekendmaking van besluiten. Art. 3:40 Awb schrijft voor: ‘Een besluit
treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.’
Materiële beginselen
Het verbod van détournement de pouvoir, betekent letterlijk:
misbruik van bevoegdheid. Bij détournement de pouvoir gebruikt een
bestuursorgaan zijn bestuursbevoegdheid voor een ander doel dan
waarvoor de wetgever de bevoegdheid heeft bedoeld. Dat is volgens art.
3:3 Awb niet toegestaan.
Détournement de pouvoir kan overigens ook uit onwetendheid plaatsvinden,
omdat de betreffende ambtenaar (of het bestuursorgaan) niet goed op de hoogte
is van zijn bevoegdheden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller darjavanheel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60434 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.56
  • (0)
  Add to cart