100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting 1.5 Changing Man $5.88
Add to cart

Summary

Samenvatting 1.5 Changing Man

3 reviews
 218 views  25 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting met alle problemen, colleges en artikelen.

Preview 4 out of 54  pages

  • March 9, 2020
  • 54
  • 2019/2020
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: valerieprikker • 3 year ago

review-writer-avatar

By: timholt • 3 year ago

review-writer-avatar

By: niderablokland • 3 year ago

avatar-seller
PROBLEEM 1: THE BIRDS AND THE BEES
WAT IS MITOSE EN MEIOSE ?
Conceptie: het moment waarop een spermacel en eicel samenkomen.
Zygote: een cel die gevormd wordt bij de conceptie van de verbinding van een spermacel en een eicel. Het
bevat het genetische materiaal voor de hele mens. -> 1/20 van een speldenkop.
Een cel bevat 23 paar chromosomen. 22 paar autosomen, die gelijk zijn voor man en vrouw. Het geslacht
wordt bepaald door het 23e paar. Mannen hebben XY, vrouwen hebben XX. Het geslacht wordt bepaald door
de spermacel, omdat daar variatie in kan zitten tussen X en Y.
Karyotype: afbeelding van de 23 chromosoomparen

Mitose: een cel dupliceert zijn chromosomen en verdeelt zich dan in twee genetisch dezelfde cellen. Gaat
over de structuren van het lichaam. Gaat over
diploïde cellen.
1: Het origineel.
2: Elk chromosoom produceert een kopie in de
lengte (binnen de cel).
3: De kopieën verplaatsen zich naar de
tegenovergestelde kant van de cel, die zich dan
begint te verdelen.
4: De cel maakt zijn verdeling compleet, door
twee nieuwe cellen te produceren. Ze hebben
beide precies dezelfde sets van chromosomen.




Meiose: Het proces waarin geslachtscellen omgezet worden tot gameten (eicellen of zaadcellen). Gaat over
haploïde cellen.
1: Elke originele geslachtscel kopieert zichzelf
binnen de cel.
2: Crossing over – aangrenzende gekopieerde
chromosomen breken op een of meer punten in hun
lengte, waarbij delen van genetisch materiaal
worden uitgewisseld. Dit creëert nieuwe en unieke
erfelijke combinaties.
3: De originele cel verdeelt zich in twee nieuwe
cellen, welke allebei 23 gekopieerde chromosomen
bevatten.
4: Elk chromosoom en zijn kopie splitsen en scheiden
in afzonderlijke geslachtscellen. Elke geslachtscel
heeft 23 chromosomen.



Indipendent assortment: heel veel verschillende combinaties kunnen ontstaan van de meiose van een
enkele geslachtscel. Elk mens kan meer dan 8 miljoen verschillende combinaties maken. Elk koppel kan 64
triljoen verschillende sets van genen ontwikkelen.

,Mono zygoot tweelingen (eeneiig): zij hebben identieke genen en zijn allebei ontwikkeld uit dezelfde zygoot.
1 op de 250 geboortes.
Di zygoot tweelingen (twee-eiig: zij ontwikkelen uit twee zygoten. Ze hebben niet meer dezelfde genen dan
een gewone broer en zus.



HOE KOMEN DE GENEN TOT UITING ? (DNA)
Alle levende wezens zijn gemaakt van cellen. De verschillen tussen de cellen zijn enorm. Ze hebben allemaal
een andere grootte, vorm en functie. Alle cellen hebben een nucleus. In de nucleus zitten de chromosomen
die elk een enkele lange molecuul van DNA bevatten. Elke cel bevat tussen de 20.000 en 30.000 instructies
voor het bouwen van proteïnes. Elke cel bevat 46 chromosomen, 23 van de vader en 23 van de moeder. De
sperma en eicellen bevatten dus elk 23 chromosomen. Het is een zaak van kans welke combinaties je van je
moeder en vader krijgt. Elke spermacel/eicel is verschillend.




DNA (DeoxyriboNucleic acid): het complexe molecuul wat een bestanddeel is van de genen. Het DNA kan
zichzelf kopiëren en maakt chromosomen aan. Het bevat genetische informatie. Het DNA bestuurt de
structuur van de cel en zijn chemische processen door een set van gedetailleerde instructies te geven over
het maken van de proteïnes van de structuur van de cel. Een DNA molecuul bestaat uit een gedraaide ladder,
een dubbele helix. De ringen in de ladder zijn gemaakt van chemische delen, nucleotiden: A (adenine), T
(thymine), C (cytosine) en G (guanine). Elke ring bestaat uit een paar van deze chemische delen. A gaat altijd
samen met T en C gaat altijd samen met G. Deze paren kunnen in elke volgorde worden geplaatst op de DNA
ladder. Zo wordt er een specifieke constructie gebouwd voor het bouwen van proteïnes. Je kan een ladder
van boven naar beneden aflezen, dat creëert een zin.
Gen: een deel van het DNA molecuul die de instructies voor hoe en wanneer een proteïne moet worden
gemaakt geeft aan het cytoplasma. Genen liggen op de chromosomen. Een mens heeft 20.000 – 25.000
genen.




Genoom: Een kopie van dezelfde 46 chromosomen wat bijna elke cel van het menselijk lichaam bevat.

,Genexpressie: In elke cel liggen allerlei genen. Sommige genen komen tot uiting, anderen niet. De
genexpressie wordt gecontroleerd door heel veel verschillende factoren. Deze factoren werken samen om
de biochemische omgeving in een cel te veranderen. Deze omgeving zet dan specifieke genen aan en uit.
- De omgeving net buiten de cel
- Timing
- Omgeving en gedrag van de persoon (bijv. temperatuur, mensen om je heen)
- VB: trainen zorgt voor grotere spieren.

Je kan niet praten over genexpressie alleen. Het gaat altijd over de interactie met de omgeving. Deze
interactie geeft effecten in beide richtingen.
Genotype: het complexe set van de genen van een organisme.
Fenotype: de zichtbare karakteristieken en gedragingen van een organisme. (Product van de genen en de
omgeving = interactie.)
De chromosomen komen in paren, dus de genen ook.
Locus: elk gen heeft een specifieke positie in zijn chromosoom. Hiervan zijn er twee die bij elkaar horen, in
het chromosomenpaar.
Allel: de variatie van een specifiek gen.
- Homozygoot: bij twee dezelfde allelen.
- Heterozygoot: bij twee verschillende allelen.
De twee allelen van een chromosoompaar hebben een relatie gebaseerd op dominantie. Alleen bij twee
recessieve allelen treedt het recessieve deel op.

Buiten de dominantie:
Soms erft een persoon een vreemd disfunctioneel gen wat medische/psychische problemen op kan leveren.
- Bijv. een gen op chromosoom 12 kan phenylketonuria (PKU) veroorzaken. Hierbij zijn er problemen
in de ontwikkeling van de hersenen, omdat een persoon phenylalanine niet af kan breken (een
aminozuur).
Codominantie: een relatie waarin beide genen in het paar effect hebben op het fenotype. (Bijv. bloedgroep
AB)
Incomplete dominantie: een fenotype wat tussen de twee genen in zit.
- Bijv. het serotonine transporter gen op chromosoom 17. Als je l/l hebt produceer je het meeste
serotonine transport, bij l/s minder en bij s/s het minst. Mensen met s/s hebben een grotere kans op
depressie en angst en kunnen anders reageren op antidepressiva.
Polygenic inheritance: kenmerken of eigenschappen die worden beïnvloedt door twee of meer genen. (Bijv.
intelligentie/persoonlijkheid)

Problemen:
X-linked inheritance: Mannen en vrouwen hebben evenveel kans op recessieve stoornissen die op een
autosoom (alle chromosomen behalve X en Y) ligt. Als het recessieve allel op het X-chromosoom ligt is de
man vatbaarder. De vrouw heeft namelijk nog ene X-chromosoom wat kan beschermen en het mannelijke
Y-chromosoom is korter en heeft minder allelen.
Genomic imprinting: Allelen krijgen een stempel/markering, waardoor één allel van het paar sowieso wordt
geactiveerd. Dit is vaak tijdelijk en niet voor de hele generatie.
Mutaties: plotselinge verandering in een deel van het DNA door een kopieerfout.
- Somatisch: mutatie van een lichaamscel, kan zich verspreiden door duplicatie en kan resulteren in
ziekten als kanker.
- Germline: mutatie in geslachtscellen, deze gaat dus over van ouder op kind.

, WELKE FASES VAN ZWANGERSCHAP ZIJN ER ? EN WELKE IS HET GEVOELIGST ?
1. Germinale periode/Periode van de zygoot: conceptie – implantatie (week 1 en 2)
Conceptie: het moment waarop een spermacel en eicel samenkomen.
Zygote: een cel die gevormd wordt
bij de conceptie van de verbinding
van een spermacel en een eicel.
Het bevat het genetische materiaal
voor de hele mens. -> 1/20 van een
speldenkop. De zygote beweegt
zich van de eileider naar de
baarmoeder en gaat zich dan delen
door middel van mitose.
Blastocyst: het geheel van het
klompje gedeelde cellen wat zich
vormt. Het binnenste zal het
embryo worden (embryonic disk).
Het buitenste zal zich ontwikkelen
in weefsels die het embryo
beschermen en voeden
(trophoblast).
Implantatie: De blastocyst hecht
zich aan de baarmoederwand,
waar het kan groeien. (dag 8-14)


Support systemen:
- Amnion/vruchtvlies: een waterdichte zak die gevuld is met vruchtwater van de weefsels van de
zwangere vrouw. -> beschermen tegen stoten, regulering temperatuur, creëren van gewichtloze
omgeving (voor makkelijke beweging)
- Yolk sac/dooierzak: produceert bloedcellen totdat het embryo zijn eigen cellen kan produceren.
- Chorion: zit om het vruchtvlies heen en vormt uiteindelijk de binnenrand van de placenta.
- Allantois/umbilical cord/navelstreng: de verbinding tussen de placenta en het organisme.
- Placenta: het bloed van de moeder wat naar de
placenta stroomt levert zuurstof en voedingsstoffen
aan het embryo. De afvalstoffen van het embryo
(kooldioxide en metabolisch afval) gaan naar de
bloedbaan van de vrouw, die zij vervolgens met de rest
van haar metabolische afvalstoffen verdrijft.
De villi van de placenta voorkomt dat de twee
bloedstromen zich mengen.
Sommige stoffen kunnen wel en andere kunnen niet
door de placenta.
Wel: zuurstof, kooldioxide, zouten, voedingsstoffen
(suikers, eiwitten, vetten) Niet: bloedcellen



➔ Bijna 3 van de 4 zygoten overleven deze fase niet.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psychologieeur. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.88  25x  sold
  • (3)
Add to cart
Added