100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Inleiding in opvoeding en onderwijs blok 1 - deel 2 (ESSB-E1030) $7.48
Add to cart

Summary

Samenvatting - Inleiding in opvoeding en onderwijs blok 1 - deel 2 (ESSB-E1030)

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is mijn samenvatting van de literatuur van deel 2 het vak 'Inleiding in opvoeding en onderwijs'. Met deze samenvatting heb ik een 8,0 gehaald!

Preview 4 out of 66  pages

  • November 19, 2024
  • 66
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
VOORBEREIDINGEN
WERKGROEPEN
Inleiding in opvoeding en onderwijs deel 2


Werkgroep 9
International handbook of research on teachers &
teaching
Functionele theorie

Deze theorie legt uit hoe onderwijssystemen werken door zich te concentreren op het doel dat onderwijs
in samenlevingen dient. Het begint met de veronderstelling dat onderling afhankelijke delen van een
onderwijssysteem samenwerken om een functionerend geheel te vormen en te voldoen aan de
behoeften van die eenheid en dat er een relatie bestaat tussen scholen en andere instituties in de
samenleving. Ook focussen zij zich op vragen over de structuur en het functioneren van organisaties 
elk onderdeel speelt een rol en draagt bij aan een noodzakelijke activiteit voor het functioneren en
overleven van het geheel. De focus van de theorie ligt op een evenwichtig systeem met consensus,
gedeelde doelen en wederzijds adaptieve doeleinden die groepen verenigen. Onderwijs biedt talrijke
functies:

 Het creëren van gemeenschappelijke banden op basis van gedeelde doelen die individuen en
groepen in de samenleving bij elkaar houden.

Functionele theorieën over onderwijs vinden hun oorsprong in het werk van Emile Durkheim (Moral
Education, 1962). Morele waarden zijn voor Durkheim de basis van de sociale orde, en de samenleving
wordt in stand gehouden door onderwijsinstellingen die helpen om waarden bij te brengen bij kinderen.
Elke verandering in de samenleving weerspiegelt een verandering in het onderwijs en andersom. Het
doorgeven van kennis is een primaire functie van scholen, deze is nodig om de orde te handhaven en de
benodigde posities in de samenleving te vervullen. School is de plek waar leerlingen de ‘regels’ leren.

Volgens Parsons (1959) spellen vrouwelijke leraren op de basisschool een rol bij de overgang van kinderen
van het huis en de bescherming van de moeder naar scholen waar een meer onpersoonlijke vrouwelijke
rol kinderen socialiseert om tegemoet te komen aan de minder persoonlijke en meer universele eisen van
de samenleving. Andere functionalisten voerden aan dat een zekere mate van ongelijkheid onvermijdelijk
was in de samenleving.

Functies van onderwijs:

 Socialisatie & Het bevorderen van persoonlijke en sociale ontwikkeling: kinderen leren
productieve leden van de samenleving te zijn.

,Onderwijs wordt gebruikt om essentiële informatie over een cultuur door te geven: waarden,
vaardigheden en kennis die nodig zijn om te overleven. Scholen zorgen ook voor de culturele socialisatie
die belangrijk is in heterogene samenlevingen, waar diverse groepen regels moeten leren die de sociale
cohesie en orde handhaven.

Socialisatie op school bevordert de persoonlijke en sociale ontwikkeling. Op school leren kinderen dat ze
niet langer worden geaccepteerd ongeacht hun gedrag (zoals in hun gezin). Ze moeten aan bepaalde
verwachtingen voldoen en strijden om aandacht en beloningen. Ze moeten zich ook voorbereiden om
deel te nemen aan de politieke en economische systemen van hun samenleving, waarin een geletterde
bevolking nodig is om weloverwogen beslissingen over kwesties te nemen. Ook helpt schoolsocialisatie
immigranten te integreren.

 Het selecteren en opleiden van werknemers

Functionalisten beschouwen toetsen, etc. als een cruciaal onderdeel van het selectieproces dat gangbaar
is in competitieve samenlevingen met formele onderwijssystemen  sommige individuen zijn
voorbestemd om lagere posities in de samenleving te vervullen.

 Het bevorderen van verandering en innovatie

Van instellingen voor hoger onderwijs wordt verwacht dat ze nieuwe kennis, technologie en ideeën
genereren, en dat ze studenten voorzien van up-to-date vaardigheden en informatie die nodig zijn om
leiding te geven aan de industrie en andere belangrijke instellingen in de samenleving. Kritisch denken en
analytische vaardigheden zijn essentieel omdat werknemers met problemen worden geconfronteerd die
een probleemoplossing vereisen in plaats van uit het hoofd leren  leerplan moet veranderen.
Bekendheid met technologische apparatuur worden cruciale overlevingsvaardigheden voor individuen en
de samenleving.

 Latente functies: onbedoelde, ongeorganiseerde, informele resultaten van het onderwijsproces.

- Scholen houden kinderen van de straat totdat ze kunnen worden opgenomen in productieve rollen in de
samenleving.

- Scholen bieden jongeren een plek om samen te komen  scholen zijn de centrale ontmoetingsplaats
voor jongeren.

- Onderwijs verzwakt de ouderlijke controle over jongeren, helpt hen op weg naar onafhankelijkheid en
biedt ervaring in grote, onpersoonlijke secundaire groepen.

Conflicttheorie

Een visie waarin sommige leerlingen het ‘redden’ en anderen niet. Ze gaan uit van een spanning in de
samenleving en haar onderdelen, die wordt gecreëerd door de concurrerende belangen van individuen en
groepen. Onderwijssystemen spelen een belangrijke rol bij het in stand houden van de hiërarchie van
ongelijkheid. Conflicten komen volgens deze theorie zelfs voor als leraren, leerlingen, ouders en
bestuurders de regels volgen en de samenleving stabiel is. Ze beweren dat verschillen in prestaties van
leerlingen niet gebaseerd zijn op hun capaciteiten of intelligentie  scholen weerspiegelen eerder de
behoeften van de machtige, dominante groepen in de samenleving en dienen om het kapitalistische
systeem in stand te houden. Leerlingen hebben verschillende onderwijs- en leerervaringen die

,voortvloeien uit de verwachtingen van leraren die hun prestaties beïnvloeden (lagere klasse  lager
niveau, hogere klasse  hoger niveau qua inschatting), maar ook uit middelen die individuele scholen
ondersteunen. Conflicttheoritici betwisten dat ieder kind op scholen in staat is om het hoogste van zijn of
haar eigen kunnen te bereiken. Zij beschouwen het systeem van meritocratie in plaats daarvan als
schadelijk voor de toekomst en plaats van sommige studenten in de samenleving.

De oorsprong van de conflicttheorie ligt in de geschriften van Marx (1971) en later Max Weber
(1958,1961). Marx legde de basis voor de theorie op basis van zijn verontwaardiging over de sociale
omstandigheden van de uitgebuite arbeiders. Hij beweerde dat de concurrerende groepen zich in een
constante staat van spanning bevonden, wat leidde tot conflicten over hulpbronnen en de mogelijkheid
van strijd. De basis van deze strijd is dat de bezitters de economische hulpbronnen controleren en de
have-nots een constante uitdaging vormen omdat ze opzoek zijn naar een groter deel van de
economische hulpbronnen. De bezitters maken gebruik van dwangmacht en manipulatie om de
samenleving bij elkaar te houden, maar verandering is onvermijdelijk, omdat belangenconflicten kunnen
leiden tot de omverwerping van bestaande machtsstructuren en vervangen worden door een
rechtvaardig systeem. Marx betoogde dat scholen ongelijkheid creëerden en in stand hielden door
leerlingen de mythe te leren accepteren dat iedereen een gelijke kans heeft om iets te bereiken. Ze leren
hun eigen lagere positie en hun nederige lot te accepteren, omdat ze niet ‘goed genoeg’ zijn, waardoor de
machtige positie van de kapitalisten wordt gelegitimeerd.

Volgens Weber zijn het status, macht en klasse die resulteren in de voortdurende mogelijkheid van
conflicten en ongelijkheid. Hij zag de basis voor klassenconflicten als veel breder dan economische
ongelijkheid. Hij stelt dat er ‘insiders’ zijn wiens statuscultuur wordt versterkt door de schoolervaring, en
‘outsiders’ die met belemmeringen voor succes op school worden geconfronteerd.

Collins (1979) concentreert zich op ‘credentialisme’, een techniek waarbij hogere eisen worden gesteld
aan posities op een hoger niveau en die door meer bevoorrechte individuen wordt gebruikt om hun status
te bevorderen.

Volgens Marx produceert onderwijs een gedisciplineerde beroepsbevolking voor militaire, politieke of
andere gebieden van controle en uitbuiting door de elite. Statusgroepen verschillen in eigendom van
onroerend goed, sociale status en macht, waarvan een groot deel wordt bereikt of versterkt via scholen.

Volgens Weber diende het onderwijs in pre-industriële tijden het primaire doelen van een
differentiërende instantie die mensen trainde om te passen in een manier van leven en een bepaalde
‘positie’ in de samenleving  met het industrialisme oefenden opwaarts mobiele leden van de
samenleving die strijden om hogere posities in het economische systeem echter druk uit op scholen om
hun status te behouden of te verwerven, terwijl onderwijsinstellingen steeds belangrijker werden bij het
opleiden van mensen voor nieuwe rollen in de samenleving.

De correspondentietheorie hanteert een meer macro-economische kijk op scholen, omdat scholen
functioneren om ongelijkheid te reproduceren en sociale klasse en machtsverschillen te creëren in
samenlevingen. Zij stellen dat de schoolstructuur is gebaseerd op de behoeften en normen van de
dominante groep in de samenleving (kapitalisten) en dus de doeleinden van die groep dient. Scholen
motiveren direct en gezinnen indirect leerlingen uit hogere klasse om de ambities van anderen te
verwezenlijken of te verminderen, waardoor een ‘vals bewustzijn’ ontstaat.

, Volgens de culturele reproductie- en weerstandstheorieën vormen degene die de kapitalistische
systemen domineren individuen om hun eigen doeleinden te dienen. De dominante groep had
werknemers nodig met goede werkgewoonten, vaardigheden en loyaliteit om producten en diensten te
produceren die kapitalisten nodig hadden in ruil voor hun arbeid. Scholen dienden in de behoeften van de
dominante groep door studenten hun rol in de samenleving te leren en de overtuiging te bestendigen dat
het systeem een eerlijke en op verdiensten gebaseerde manier was om werknemers te selecteren. Twee
concepten zijn cruciaal bij de ontwikkeling van deze theorie:

 Cultureel kapitaal: culturele praktijken, inclusief taal en ervaringen(museabezoeken).

Dominanten groepen geven privileges door aan hun kinderen via blootstelling aan de dominante cultuur,
zodat leerlingen met cultureel kapitaal weten hoe scholen werken en wat ze moeten doen om succesvol
te zijn. De hoeveelheid ‘cultureel kapitaal’ die iemand heeft, is een indicator van iemands status. Het
proces van het ontwikkelen van cultureel kapitaal begint meestal in de families van leerlingen waar ze
worden gesocialiseerd volgens interesses, taalpatronen, smaak en consumptiepatronen van hun sociale
klasse. Leerlingen uit dominante groepen presenteren hierdoor beter op academisch vlak en hebben
hogere kwalificaties, daarnaast kan het ook leiden tot later economisch kapitaal. Leraren brengen ook
verschillende niveaus van cultureel kapitaal naar scholen en klaslokalen. Toegang tot de dominante klasse
is afhankelijk van kapitaal dat wordt verkregen uit culturele, economische, sociale en symbolische
bronnen  leerlingen uit de dominante klasse meer (en vaak kwalitatief) onderwijs krijgen.

 Sociaal kapitaal: sociale hulpbronnen die leerlingen inbrengen in hun onderwijs en toekomstige
betrokkenheid op school of in de gemeenschap, resulterend in het opbouwen van netwerken en
relaties die zij kunnen gebruiken als contacten voor toekomstige kansen.

Sociale hulpbronnen in het gezin, de gemeenschap en de school dienen als kapitaalgoederen voor het
verbeteren van de academische prestaties en het psychologisch welzijn van studenten. Daarnaast kan de
betrokkenheid van ouders thuis bij hun kinderen bij hun huiswerk en onderwijsbeslissingen het sociale
kapitaal en toekomstige kansen beïnvloeden. De toegang tot sociaal kapitaal die vooral belangrijk was,
waren de netwerken die hen verbinden met de toekomstige kansen.

Verzetstheoretici stellen dat leraren en leerlingen geen passieve deelnemers zijn aan het schoolproces, en
dat ze niet altijd de verwachtingen volgen die resulteren in sociale reproductie. Leraren kunnen met alle
studenten samenwerken om hen gelijke kansen in het systeem te geven. Leraren kunnen leerlingen
voorzien van criteria die participatief, affectief, probleemoplossend, multicultureel, democratisch,
interdisciplinair en activistisch zijn.

Het modernisme was een onderwijsbeweging die zich richtte op een alomvattende verklaring op het
macroniveau van sociale en economische industriële samenlevingen en het idee van vooruitgang door
middel van wetenschap en technologie. Zij benadrukten dat de ideeën van de verlichting over de rede en
principes zoals gelijkheid en de overtuiging dat dergelijke principes rationeel kunnen worden bereikt
d.m.v. wetenschappelijk onderzoek.

Het postmodernisme is een reactie op het modernisme. Zij proberen voort te bouwen op het modernisme
en gaat verder dan de industriële wereld van de modernisten. Zij benadrukken het belang van theorieën
die relevant zijn voor lokale kwesties i.p.v. voor allesomvattende mondiale kwesties. Het postmodernisme
eert de menselijke diversiteit en de variaties en dubbelzinnigheid in de manier waarop verschillende

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jessysmitx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52928 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.48
  • (0)
Add to cart
Added