Door deze aantekeningen het tentamen in een keer gehaald met een 8! Hierin staan alle hoorcolleges ( uitleg vanuit docent) en verplichte artikelen samengevat in één document!
Tilburg University
Docent: Josh Weller en Julia Hülsken
,Hoorcollege 1 – Wat is risicotaxatie?
Risicobeoordeling: de kansberekening dat een schadelijk gedrag of
gebeurtenis zal plaatsvinden. Het impliceert een beoordeling wat betreft de
frequentie van gedrag of gebeurtenis, de waarschijnlijke impact ervan en wie het
zal beïnvloeden. Deze inschatting van toekomstig schadelijk gedrag wordt
gemaakt aan de hand van risicofactoren en beschermende factoren.
Risicobeoordeling moet specificeren:
- Gedrag, bijvoorbeeld gewelddadig gedrag.
- Potentiële schade of schade veroorzaakt door gedrag, zoals seksueel
misbruik van kinderen.
- Waarschijnlijkheid dat het zal gebeuren en onder welke omstandigheden.
Risico in strafrect: een onzekere voorspelling over toekomstig gedrag met de
kans dat de toekomstige uitkomst van het gedrag schadelijk of negatief zal zijn.
Risicofactoren: deze worden ook wel criminogene behoeften genoemd.
Risicofactoren kunnen optreden op zowel biologisch, psychologisch, familiair of
gemeenschappelijk gebied.
Beschermende factoren: deze zijn geassocieerd met lagere kans op
problematische uitkomsten en verminderen de negatieve impact van een
risicofactor. Men wil niet alleen repareren wat stuk is, maar ook behouden en
versterken wat goed is.
Indelen van risicofactoren
Statisch: het staat vast en er is geen verandering meer in aan te brengen.
Bijvoorbeeld iemands geschiedenis, leeftijd, eerste daad, geslacht, type delict en
zijn jeugd. Bieden wel belangrijke informatie, maar kunnen niet worden gebruikt
bij de behandeling van daders. Bijvoorbeeld de Offender Group Reconviction
Scale (OGRS): risico op recidive wordt gebaseerd op statische factoren zoals
leeftijd, gender, eerste misdaad. AUC = 0.8.
Ook de STATIC-99R: voor seksuele misdadigers wat wereldwijd gebruikt wordt, is
een statisch risicotaxatie instrument.
Dynamisch: hier is wel verandering in aan te brengen, behandeling focust zich
op de dynamische factoren door causale status. Volgens Andrews, Bonta en
Wormith (2006) zijn er 8 centrale risicofactoren:
1. Antisociale houding / oriëntatie
2. Antisociale peers / omgeving
3. Antisociale persoonlijkheidsstoornis
4. Antisociaal gedragspatroon
5. Afwezigheid van pro sociale hobby’s en activiteiten
6. Disfunctioneel gezin
, 7. Werk gerelateerde problemen
8. Middelenmisbruik
Al deze dynamische risicofactoren zouden toekomstig crimineel gedrag goed
kunnen voorspellen.
Naast de 8 criminogene risicofactoren zijn er ook risicofactoren die niet een direct
verband hebben met misdaad, zoals persoonlijke stress, slechte fysieke
levensomstandigheden, psychische stoornis, lage ambitie, negatief zelfbeeld,
onvoldoende angst voor officiële straffen etc.
Dynamische risicofactoren kunnen worden onderverdeeld in:
Acute risicofactoren: snel veranderbaar, duren vaak maar uren / dagen en
worden vaak getriggerd door de omgeving en intra persoonlijke
spanningen die verband hebben met recidive. ACUTE-2007: beoordeelt
zeven acuut veranderende risicofactoren, die gerelateerd zijn aan seksuele
recidive zoals slachtoffertoegang, vijandigheid, seksuele preoccupatie,
afwijzing van toezicht, maar ook factoren voor algemene recidive zoals
emotionele ineenstorting, instorting van sociale steun en
middelenmisbruik.
Stabiele risicofactoren: tekorten in de persoonlijke vaardigheden en
aangeleerde gedragingen die samenhangen met recidive maar die door
behandeling wel kunnen veranderen. De veranderingen gaan langzaam.
Proximale risicofactoren: dichtbij en direct, vormen onmiddellijk een
kwetsbaarheid voor een bepaalde gebeurtenis. Bijvoorbeeld
alcoholverslaving en dan in een bar werken of een stressvolle gebeurtenis.
Dus proximale risicofactoren vormen een onmiddellijke kwetsbaarheid
voor een bepaalde aandoening of gebeurtenis. Voortdurend misbruik,
problemen van wege lichamelijke beperking of letsel, slechte academische
of werkprestaties en stressvolle gebeurtenissen zijn voorbeelden van
proximale risicofactoren.
Distale risicofactoren: een onderliggende kwetsbaarheid voor een conditie
of gebeurtenis die al dan niet zal kunnen gebeuren in de toekomst.
Bijvoorbeeld een pedofiel die op weg naar een school is. Genetisch,
vroegere kindermisbruik of temperament. Seksueel misbruikte personen in
de kindertijd hebben vaak distale risicofactoren voor bepaalde psychische
aandoeningen, zoals borderline persoonlijkheidsstoornis. Ook een distale
risicofactor bij het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornis is genetica.
Ook een vroeg agressief temperament verhoogt risico op borderline ps.
Dynamische risicofactoren hebben een dubbele status:
A. Voorspeller van recidive.
B. Mogelijke oorzaken van recidive vanuit een verklarend oogpunt én als
voorspeller.
Essentieel bij het inschatten van risico: kijken naar soort gedrag zoals
gewelddadig of seksueel gericht, de omstandigheden waaronder het gedrag
waarschijnlijk naar voren zal komen en de mogelijke schade die veroorzaakt
wordt door het gedrag.
Oorzaak-gevolg / cause-effect hypothese: dynamische factoren hebben een
dubbele rol. Enerzijds helpen ze recidive te voorspellen en anderzijds helpen ze
recidive te verklaren en leggen mogelijke oorzaken bloot.
Eisen voordat dynamische factoren oorzaken van crimineel gedrag kunnen
verklaren:
, - Er is bewijs voor een verband tussen risicofactor en recidive.
- De oorzaak vindt voorafgaand aan het effect plaats.
- De oorzaak is anders dan het gevolg.
- Andere factoren kunnen worden uitgesloten als oorzaak.
- Er is een werkend mechanisme tussen risicofactor en de uitkomst.
Problemen / kritiek op het zien van risicofactor als oorzaak van gedrag:
- Het gaat vaak om samengestelde constructen.
- Ze hebben een gebrek aan specificiteit.
- Grain probleem: risicofactoren worden gepresenteerd op meerdere
niveaus van algemeen naar concreet, het is dan moeilijk om te
onderscheiden welk niveau passend is bij het gebruik van factoren om de
misdaad te verklaren. Bijvoorbeeld de DSM V cluster B
persoonlijkheidsstoornissen narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Dus de vraag hierbij is: ‘Hoe te beslissen over het juiste abstractieniveau
bij gebruik van dynamische risicofactoren in een verklarende context?’.
- Ze worden als normatieve concepten gezien.
RNR-model: kan dienen als een nuttig kader als het gaat om het inschatten van
het risico.
Risk-principe: interventies moeten overeen komen met het ingeschatte risico.
Need-principe: interventies moeten zich richten op de criminogene behoeften of
geassocieerde gedragingen.
Responsiviteits-principe: interventies moeten overeen komen met de
vaardigheid, kwaliteiten en kenmerken van de dader. Behandeling moet je dus
afstemmen op de persoon.
Geschiedenis van risicobeoordelingen, vier generaties:
1. Ongestructureerd professioneel oordeel: er werd vroeger geen gebruik
gemaakt van onderliggende evaluatie instrumenten. Voordeel was dat het
goedkoop was, makkelijk en flexibel, men had geen training nodig. Het
nadeel was dat het niet transparant was, de nauwkeurigheid was
afhankelijk van het individu en deze manier is ook gevoelig voor biases.
2. Focus op statische factoren: deze is empirisch gefundeerd, er wordt
gekeken naar leeftijd / achtergrond. Voordeel is dat het een objectieve
methode was, snel uit te voeren en makkelijk repliceer baar. Nadeel is dat
het niet gebaseerd is op enige theorieën, het is niet flexibel en het heeft
maar een beperkte identificatie met behandelingsdoelen. Het gaat niet
goed om met veranderingen over tijd. (STATIC 99, StatRec).
3. Gestructureerd professioneel oordeel = opname van dynamische
risicofactoren en non-criminogene behoeften: hier zitten dynamische
risicofactoren en (niet) criminogene behoeften in. Ook kan deze kan
veranderen over tijd. Voordeel is dat het een goede predicatieve validiteit
heeft en aansluit bij behandeldoelen. Nadeel is dat het meer tijd inneemt
en het herhaald moet worden om veranderingen in de taxatie te
onderzoeken. (HCR-20, HKT-30).
4. Inclusief casusplanning en interventie: voor klinisch oordeel. Deze neemt
case planning en interventie ook op. Voordeel is dat het integreert met
interventies, theoretisch voldoende is en dat het gevoelig is voor
veranderingen in tijd. Nadeel is dat het veel tijd kost, men moet opgeleid
worden, het vereist expertise en het mag maar een korte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimhabets78. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.