100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
HC 10 Mededingingsrecht uitgebreid $3.21   Add to cart

Class notes

HC 10 Mededingingsrecht uitgebreid

 22 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hele uitgebreide en duidelijke aantekeningen van HC 10 van het vak Mededingingsrecht. Niets gemist, want met opname teruggekeken.

Preview 2 out of 6  pages

  • March 10, 2020
  • 6
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Verder HC 9: concentratietoezicht
Horizontale concentraties waarbij we aan het eind van deze reeks ook nog zullen ingaan op de
innovation spaces; dat je zou kunnen zeggen dat 1 van de schadetheorieën die ik heb bij horizontale
concentratie het verdwijnen van die druk op innovatie is. 2 laboratoria die niet meer concurreren en 1
lab worden. Dat is dan een monopolist en die hoeft niet meer slimmer en beter te zijn. Daarom heeft
de commissie voorwaarden verbonden aan de overname van Monsanto door Bayer.

Inhoudelijke toets – V Horizontale concentraties
› Gecoördineerde effecten /oligopolistische interdependentie
• Airtours/First Choice, 3 voorwaarden voor oligopolistische interdependentie:
• Transparantie
• Disciplinering
• Ontbreken van concurrentiedruk
• Voor coördinerende FFJVs à tevens toets aan kartelverbod (art. 2(4) CoVo / 37(3)
Mw.)
› Countervailing buyer power (Bolletje)
› Toetredingsbarrières

We gaan het nu hebben over die fusies waarbij het wat te gezellig wordt. Airtours/First Choice: dit
is een 4 naar 3 concentratie. Volgens de Commissie zou de markt met 3 ondernemingen te gezellig
worden. De gefuseerde onderneming zou kunnen gaan fungeren als prijseider, en de rest hobbelt
erachteraan. De commissie verbood deze fusie. Er ontstaat hier in economische termen
oligopolistische interdependentie, in juridische termen een collectieve machtspositie. De markt wordt
zo gezellig dat deze ondernemingen hun gedrag onderling gaan concurreren. Alternatief voor treaten is
een prijsoorlog op je afroepen. De ondernemingen ontkenden dit; de commissie kent onze markt niet.
Het gaat hier om pakketreizen. Ze zeggen dat ze geen mogelijkheid hebben voor een spontaan kartel.
Je moet hiervoor transparantie hebben, maar dat is deze markt niet omdat het ene hotel het andere
niet is, en de ene vlucht de andere niet is. Elke reis is bijna anders, dus er is geen transparantie.
Daarnaast is er nodig dat de prijsleider de anderen kan bestraffen/disciplineren als de anderen niet
volgen. Wat moet je doen als touroperator als je erachter komt dat 1 van de jongens jouw
prijsverhoging niet volgt? De prijs verlagen van de pakketreizen. Des te korter de boekingstermijn, des
te goedkoper de reis. Alle touroperators boeken ver van tevoren de vliegtuigstoeltjes/hotels al. In deze
markt is het niet makkelijk om zomaar extra capaciteit te creëren, want de vliegtuigstoeltjes zijn heel
duur en er zit een max. aan het aantal hotelplekken/vliegplekken. 3e voorwaarde voor oligopolistische
interdependentie: ontbreken van concurrentiedruk van concurrenten/consumenten. Wat als de
hele industrie alles 10% verhoogt? Blijft u stug op vakantie gaan? Nee, veel mensen doen dan wat
anderen omdat dit een luxeproduct is. De Commissie heeft deze zaak verloren op het feitelijk bewijs.

Als je dit behandelt als een 101-casus, aan welke kant van het woord ‘of’ zit je dan? Gevolg-kant. In
wezen is elke concentratie een operatie waarbij je een volledig gevolgenonderzoek moet
doen. Dus als je analogie wil maken tussen concentratiecontrole en 101 VWEU, dan moet je elke
concentratie behandelen als een samenwerking die er niet toe strekt de mededinging te beperken,
maar wel deze merkbare gevolgen kan hebben. En dat moet je commissie aantonen. Je kan geen
aannames doen maar moet precies weten hoe het in die markt functioneert. Dan kan je die fusie
eventueel verbieden. Behandel een concentratie alsof het een samenwerking is met eventuele
mededingingsbeperkende gevolgen.

Bij coördinerende FFJVs zet je een gemeenschappelijke dochteronderneming op. Behalve deze
dochter blijven wij als moeders ook actief op de benedenstroomse markt. Deze dochter kunnen we
gebruiken om ons benedenstrooms gedrag te coördineren. Stel; je hebt 2 laptopfabrikanten en de ene
is goed in toetsenborden en de ander in schermen. Logisch dat deze structureel willen samenwerken à
full function joint venture; een dochter oprichten die namens ons samen een nieuwe laptop gaat
maken/verkopen. Als je dan zelf stopt met het verkopen van laptops, is dit geen probleem want je hebt
gewoon 1 bedrijf dat deze laptops gaan verkopen (met schaalvoordelen etc.). Maar als je zelf beide
laptops blijft verkopen, dan kan je in de gaten houden wat de andere moeders productiecapaciteit is.
En dan kan je via die joint venture ons gedrag kan coördineren. Commissie: dit betekent wel dat in het
kader van de CoVo er dan ook een 101-toets bij komt. Deze komt in wezen op hetzelfde neer als de
significante beperking van de mededinging-toets. Namelijk; ik verbied de fusie pas als er
daadwerkelijk mededingingsbeperkende gevolgen zijn en deze ga ik combineren met de efficiënties die
in 101 lid 3 zitten. Dit is een extra toets in het kader van de CoVo.



1

, Countervailing buyer power. Bolletje wilde fuseren en daarmee de grootste van NL worden.
ACM wilde dit liever niet. Maar Bolletje zei dat 90% van de beschuiten gekocht werd door 2 grote
afnemers. Dan krijg je countervailing buyer power: tegenovergestelde marktmacht. Aan de
aanbodzijde van de markt wordt de gefuseerde onderneming heel groot, maar aan de vraagkant zit ook
een machtsblok (die 2 die alles opkopen). Dat heft elkaar op, want die 2 grote inkopers zorgen ervoor
dat de gefuseerde onderneming gedisciplineerd blijven en geen monopolieprijzen vragen. Dit is ook
weer het onderzoek naar de mededingingsbeperkende gevolgen. Dit had het ACM niet gedaan.
Toetredingsbarrières: de commissie kan bij een fusie ook kijken haar het gedrag van 1 van de
fuserende partijen. Op het moment dat een fuserende partij al een keer een probleem hebben gehad
met de Commissie omdat ze misbruik hebben gemaakt van een machtspositie en dan nog eens een
keer een partijen willen overnemen, dan zit het er dik in dat de toetredingsbarrières groter worden.
Op het moment dat de fusie de toetredingsbarrieres groter maakt, kan de commissie voorwaarden aan
de fusie verbinden.

Inhoudelijke toets – VI Horizontale concentraties
› Efficiency defense
• Ov. 29 CoVo en Richtsnoeren horizontale concentraties, para. 77 e.v.
• Inherent aan de concentratie
• Voordelen voor consumenten
• Efficiency attack à kan een efficiëntieverbetering een verslechtering van de
marktstructuur compenseren?
› Failing Firm Defense (Kali & Salz, BASF ro 140-143)
Kan je een fusie die leidt tot het versterken/totstandbrengen van een machtspositie rechtvaardigen
met een beroep op efficiencies? Daar is de CoVo niet eenduidig over. Overweging 29: efficiencies
kan je inbrengen bij een machtspositie. Commissie zegt dat het mag. Dan moet je aantonen dat het
inherent is aan de concentratie en voordelen voor de consumenten met zich meebrengt; in feite
gewoon 101 lid 3 maar dan naar analogie toegepast op efficiencies. De lat ligt hier wel hoger dan bij 101
lid 3, want bij 101 lid 3 is de samenwerking in principe tijdelijk. Hier is de verandering van de
marktstructuur is duurzaam. Daarom moet je de efficiencies goed aantonen en daadwerkelijk
onderbouwen dat je die efficiencies gaat doorgeven aan de consumenten. Efficiëntieverbetering
kunnen dus een verslechtering van de marktstructuur compenseren.

Maar er is ook iets als een efficiency attack. De commissie kan een fusie ook verbieden doordat een
efficiencies te groot worden. Bijv. bij een portfolio-houder. Ik noem dit het supermarkt-effect; het feit
dat een onderneming door een fusie/overname in staat is om een nog breder scala aan producten kan
leveren. Dat kan een probleem zijn voor de mededinging maar is in feite efficiency-vergroting die
wordt gebruikt om de fusie te verbieden. Een andere reden waarom je hieraan kan twijfelen (zit geen
efficiency defense in maar een attack) is goed lezen van de inhoudelijke toets. Als je kijkt naar de CoVo
zie je dat daarin staat dat bij een daadwerkelijk beperking van de mededinging de commissie ook
rekening moet houden met economische en technologische vooruitgang, mits deze een billijk aandeel
levert voor de consumenten. Maar dan gaat de analogie met 101 lid 3 mank. De zinssnede uit 101 lid 3
dat je een economische/technologische vooruitgang kan gebruiken om een mededingingsverstoring te
compenseren, hebben we die zinssnede niet in de CoVo. Dus er zit discrepantie tussen de preambule
(ov. 29) en de inhoudelijke toets.

Op korte termijn is het gaaf om een concullega over te nemen en deze efficiënties door te geven aan
consumenten. Op de lange termijn kan niemand voorstellen of de onderneming als hij de groot wordt
nog steeds een prikkel heeft om deze efficiënties door te geven. Je hebt het hier over een structurele
verandering van de markt; het compleet verdwijnen van een onderneming van de markt. Gaat de
mededinging nu om een bepaalde marktstructuur (een hoeveelheid ondernemingen die er ten minste
moet zijn) of gaat het om de Performance op de markt (op de korte of lange termijn)? In nog geen 10%
van de gevallen worden de efficiencies ook echt bereikt bij fusies. Commissie zegt daarom: ik ben niet
snel overtuigd en dan gaan we nog aan de veilige kant zitten. Je kan dit niet terugdraaien.

Failing Firm Defense: als ik een bijna faillietgaande concullega overneem en ik kan aantonen dat
marktaandeel dat vrij zou komen door de faillietverklaring sowieso bij mij terecht zou zijn gekomen,
dan is het niet mijn overname die de mededinging beperkt, maar zijn faillissement die de mededinging
beperkt. Dan zijn mijn overname goedgekeurd worden op grond van de mededingingsregels en is het
geen probleem op grond van de CoVo.




2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller no1234. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
  Add to cart