Samenvatting Aantekeningen organisatiekunde les en boek hoofdstuk 1,2,3,4,6,7,8
27 views 0 purchase
Course
Mens en organisatie
Institution
HAS Den Bosch (HAS)
Book
Inleiding organisatiekunde
Deze samenvatting bestaat uit aantekeningen uit de les en aantekeningen uit het boek. De groen gemarkeerde woorden zijn de dik gedrukte woorden (begrippen) uit het boek. Deze begrippen kwamen veelal terug in de toets. Doordat de toets was opgedeeld in 2 stukken zijn er ook 2 samenvattingen gemaakt....
Zie site voor in boek voor meer informatie.
Aantekeningen les 1 Hoofdstuk 1
Organisatiekunde = hoe moet een organisatie aangestuurd worden?
Organisatie = doelgerichte samenwerking
Onderneming kan wel of geen winst nastreven
Organisaties analyseren om efficiënter te werken of meer geld te verdienen. De behoefte om
bedrijven te analyseren komt doordat bedrijven steeds groter worden.
Bedrijven analyseren door: INK-model (kwaliteit), Business model canvas, 7-S model.
7-S:
Harde S-en, goed zichtbaar binnen bedrijf:
- Structure
- Strategy
- Systems
Zachte S-en, minder goed zichtbaar binnen bedrijf:
- Staff
- Style
- Skills
- Shared values
Histrorie organisatiekunde:
- 1760 - 1830: Industriële revolutie. James Watt heeft stoommachine ontwikkelt.
- 1875 - 1935: Scientific management = kwantitatieve benadering van werkzaamheden
(productiegericht) Frederick Taylor.
Henry Fayol. Basisevenementen beheren organisatie. Vooruitzien, aansturing
afstemmen, controleren, organiseren.
- 1935 - 1955: Human relations (mensgericht). Hawthorne experiment (filmpje in pp).
Revisionisme = combinatie van mens en productiegericht.
- 1955 - 1990: contigentiebenadering (situationeel leiding geven) = vb. stagiair eerst
veel leren en daarna veel zelf laten doen.
- 1990 - heden: Human resource mangement.
In vb. China geen HRM omdat daar bijna geen arbeidsrechten zijn.
Peter Drucker kennisrevolutie
Henry Mintzberg basisconfiguraties
Michael Porter vijfkrachtenmodel
Rol van managers:
- Beleidsvorming
- Structurering
- Uitvoering
,Aantekeningen boek
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1 Wat is een organisatie
Organisaties beschikken over:
- Doelstellingen
- Mensen
- Middelen (gebouwen, machines, grondstoffen enz.)
Doelgerichte samenwerkingsverbanden =
Bedrijven en overige samenwerkingsverbanden = vallen onder het overkoepelende begrip
organisatie. Bedrijven met daarbinnen ondernemingen en non-profit organisaties.
Ondernemingen met als doel winst maken zijn profit organisaties.
Ondernemingen zonder het doel winst te maken zijn non-profit organisaties. Ze mogen wel
winst maken.
Overige organisaties zijn samenwerkingsverbanden die geen producten en of diensten aan
bieden op de markt.
Zie figuur 1.2
Rechtsvormen = organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (eenmanszaak, VOF, CV). Privé
aansprakelijk. en organisaties met rechtspersoonlijkheid (BV, NV, vereniging, coöperatie,
stichting) niet privé aansprakelijk tenzij onbehoorlijk bestuur.
Samenwerkingsverbanden = vb. doel: concurrentiepositie verbeteren, barrières wegnemen,
buitenlandse markten betreden.
- Joint venture = beide bedrijven brengen een deel van hun vermogen in, in het nieuwe
bedrijf
- Strategische samenwerking = samenwerkingsverband tussen twee of meer
organisaties die met behoud van zelfstandigheid en identiteit samenwerken op een
deelgebied dat van wezenlijk belang is voor continuïteit van de afzonderlijke
organisaties.
- Outsourcing = volledig richten op kerntaken. Vb. catering uitbesteden.
- Franchise = eigenaar van een marktformule maakt afspraken met juridisch
zelfstandige detaillisten over de exploitatie van zijn formule.
- Licentie = licentienemer krijgt toestemming van de octrooihouder om de uitvinding
zelf te maken, te verkopen of toe te passen. Licentienemer betaald meestal kleine
vergoeding aan octrooihouder.
Economisch verkeer = speelt belangrijke rol in maatschappelijk verkeer omdat veel
transacties in geld uitgedrukt worden.
Paragraaf 1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatiehistorie.
Eerste industriële revolutie = Versnelde ontwikkeling op technisch en economisch gebied in
de periode tussen 1760 en 1830 in Noordwest-Europa. Eerste aanzet tot organisaties zoals
we die nu kennen werd gegeven.
3 periodes onderscheiden in ontwikkeling organisatietheorie:
- Eind 19e eeuw tot circa 1935.
Scientific management Frederick Taylor (1856-1915) = zette groepsbeginselen
uiteen van de wetenschappelijke bedrijfsorganisaties, toegespitst op de
productieafdeling
Efficiency = doel bereiken met zo weinig mogelijk middelen
Invoering prestatiebeloning
, Henry Fayol (1841-1925) general management theory (worden benodigde
vaardigheden gegeven om een organisatie in zijn geheel te leiden.
Max Weber (1864-1920) bekend om ideeën over de rationele organisatie, een
samenwerkingsverband waarin de functievervulling onafhankelijk zou (moeten)
zijn van de personen die de functies op een gegeven moment moeten vervullen.
Eenheid van bevel principe (Fayol) = elke werknemer heeft één baas
- Circa 1935 tot circa 1955.
Human relations benadering = denkt vanuit het thema mensen zonder organisatie
Hawethorne-experimenten =
Gesloten systemen = bedrijven trekken zich niks aan van de buitenwereld
Revisionisme = herziening (motto: mensen en organisatie)
- Circa 1955 tot heden.
Grote maatschappelijke veranderingen
Protestdemonstraties tegen oorlogen
Verkilde relatie tussen oost en west
Studentenopstanden in Parijs die zich naar Nederland voortplantten
Opkomst van milieubeweging
1952 = oprichting Europese Gemeenschap voor kolen en staal (EGKS)
1958 = oprichting Europese Gemeenschap.
1969 = de mens op de maan zetten
Open systemen = systemen die invloed uitoefenen op hun omgeving en (vaak nog
sterker) door die omgeving beïnvloed worden. Systeemtheorie = samenhang tussen
delen (processen) en de beheersing daarvan in een groter verband, kwam op.
1 januari 2002 = Euro ingevoerd
Interdisciplinair = Als iemand zich niet beperkt tot eigen discipline maar er een
tussenweg wordt gecreëerd.
Medezeggenschap en delegatie = mensen meer betrokken maken
Contingentiebenadering = situationeel leiderschap. Joan Woodward (aanzet gegeven tot
ontstaan van deze stroming), Lawrence en Lorsche (brouwden voort op bevindingen
Woodward en introduceerden het woord contingentie)
Peter Drucker = kennisrevolutie
Henry Mintzberg = basisconfiguraties = ideaaltype van de manier van leidinggeven en
structureren. Uitgangspunt is de gedachte is dat de beste manier van leiding geven en
structureren niet bestaat. Manier van werken hangt af van de situatie.
Michael Porter = introduceerde het vijfkrachtenmodel. Hulpmiddel bij het analyseren van de
markt en de concurrentie. Onderscheid ook de potentiele toetreders, aanbieders van
substituut artikelen, de handel en de leveranciers tegen de achtergrond van toetredings- en
uittredingsbelemmeringen.
Michael Hammer = denkt dat traditionele manier van structurering en verdeling van
werkzaamheden verdwijnt door steeds sneller veranderende markt.
Meer zelfsturing = onderscheid tussen leidinggevende en werknemers vervaagt.
Consumentisme = belangenbehartiging van de consument.
Paragraaf 1.3 Het economische kringloopmodel
, In de economische kringloop worden de aan bedrijven ter beschikking gestelde
productiefactoren (onder andere arbeid) omgezet in producten of diensten die verkocht
worden aan de afnemers.
Management = heeft de taak inputfactoren (mensen en middelen) te sturen om de
effectiviteit van de organisatie te vergroten.
Organisatie evenwicht = organisatie slaagt er in om externe en interne belanghebbenden
(stakeholders) zodanig te belonen dat ze gemotiveerd blijven deelnemen aan de organisatie.
Paragraaf 1.4 Het managementproces
Transformatieproces =
Doelstellingen
Leiding
Middelen Mensen
De managementtaak kan worden gecomprimeerd tot 3 functies:
- Beleidsvorming (analyseren, doelstellingen en plannen maken)
- Structurering (een organisatiestructuur ontwerpen)
- Uitvoering (doen uitvoeren, beheersen en bijsturen)
Beleidsvorming = vormen van een beleid
Externe omgeving = hierin doen zich ontwikkelingen voor die kansen en bedreigingen
creëren voor de organisatie.
Plannen = nu beslissen wat in de toekomst moet gebeuren.
Interne sterkte-zwakteanalyse = laat zien hoe de organisatie er voor staat wat betreft haar
financiële positie, het aantal merken, staat van machinepark enz.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rooskoppen1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.