100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting wetenschapsfilosofie $4.33   Add to cart

Summary

Samenvatting wetenschapsfilosofie

 96 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van alle tentamenstof van het vak Wetenschapsfilosofie, gegeven aan Tilburg University. Met deze samenvatting heb ik een 9.0 weten te behalen.

Preview 4 out of 63  pages

  • March 12, 2020
  • 63
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1 – Introductie en antieke filosofen
Wetenschapsfilosofie = de filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet
en aan kennis genereert. Welke kennis zien we als wetenschap, welke
niet, en waarom?
Voordat we verder gaan met wetenschapsfilosofie moeten we eerst
beginnen met kennisleer/epistemologie. De kennisleer stelt drie vragen:
1. Wat is (zekere) kennis?
2. Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen? (hoe weten we of je iets
zeker weet)
3. Wat is de bron van kennis
M.b.t. deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen: het
rationalisme en het empirisme.
Het scepticisme doet ook uitspraken over kennis en doet mee in het debat
over of het wel of niet bestaat. Scepticisten beweren dat we niets zeker
weten:
Socrates  “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit
doen”. Hij stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische)
opvattingen in zijn tijd. Doordat hij het geloof in twijfel trok, werd hij
veroordeeld.
Socrates op het marktplein: hij vraagt aan jongeren in Athene wat zij zeker
weten. Als zij dan antwoord gaven zei hij; kan het niet dat we in een
virtual reality (modern woord) zitten, dat je alleen maar denkt dat je op dit
marktplein bent.
Rationalisten en empiristen zijn het niet eens met scepticus en denken dat
kennis wel degelijk mogelijk is, maar hebben wel andere beweringen:
Rationalisme
Rationalisme = echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken
van je verstand (ratio). Een geassocieerde bewering hierbij is dat er
ingeboren kennis bestaat (ook gedacht bij nativisme).
Plato  was een leerling van Socrates, maar dat hij zei dat je niks zeker
weet was Plato het niet mee eens. Hij zei dat de ratio de bron van kennis
is. We doen aan een proces genaamd anamnèsis: leren (“misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit nieuwe” kennis
opdoen) is herinneren. Dit komt voort uit zijn geloof in reïncarnatie: voor je
geboorte (voordat je ziel in je lichaam komt = dualist) zou je alle kennis al
hebben, maar zodra je wordt geboren vergeet je alles. Het is dus geen
nieuwe kennis, omdat je het ergens al hebt. Om het te achterhalen moet
je je ratio gebruiken.
Plato maakt onderscheidt tussen twee dingen:

, - Epistème = echte kennis; over hoe (onveranderlijke) dingen zijn, of
ze waar zijn en hoe ze gerechtvaardigd zijn
o Dit is wel mogelijk volgens hem)
- Doxa = mening; dit is niet waar en niet gerechtvaardigd
o Dit is geen kennis
 deze twee moet je niet verwarren
Heraclitus  zegt dat alles stroomt (pantha rhei); alles in onze wereld
verandert continu (zoals rivier). Er is dus niets dat statisch is, en er is dus
niets dat echt is.
Reactie van Parmenides hierop: het zit in de menselijke aard om te
denken dat dingen constant in verandering zijn. Maar de wereld is
echt en onveranderlijk, anders zou het er niet zijn. “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit Alles is, en niks
wordt”.
Reactie van Protagoras: mens is een homo mensura en ieders
mening is ware kennis voor die persoon.
Reactie Plato: dat zou betekenen dat er verschillende
realiteiten waren en dat kan niet
Als het waar is wat Heraclitus zegt dan kunnen we dus volgens Plato enkel
doxa verwerven en geen epistème  leidt tot scepticisme. Maar dat wilde
Plato niet.
Als oplossing ontwikkelt hij de allegorie van de grot: Plato vergelijkt
mensen met gevangenen in een grot (die nog nooit de werkelijkheid
hebben gezien) waar ze op een muur een schaduw van vuur zien. Omdat
ze het echte vuur niet zien denken ze dat de schaduwwereld de
werkelijkheid is (het is een allegorie = symbolische voorstelling). Als een
gevangene zich dan omdraait en het werkelijke vuur ziet (of buiten de grot
komt), moet hij alles opnieuw leren/herinneren.
 de mens zit in een vergelijkbare situatie als de gevangenen (de “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit echte”
stoel die wij zien zit in onze Ideeënwereld)
Bij het opdoen van nieuwe kennis doet men aan het herinneren van de
Ideeën. Aan deze Ideeën is de ziel verwant en ze zitten dus allemaal al in
je (ze zijn statisch en vergaan niet). Ideeën/Vormen (zoals “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit het vuur”)
bestaan volgens Plato los van ons in een Ideeën/Vormenwereld. We
kunnen alleen tot de Ideeën (kennis die in je zit) komen en dingen leren
door ons verstand te gebruiken.
Meno: geschrift van Plato waar hij uitlegt hoe bestaande kennis uit de
Ideeënwereld weer herinnerd kan worden. Hij(/Socrates) liet een slaaf een
vierkant zien en vroeg hem om hem 2 x zo groot te maken. Hij deed dit
door alle lijnen 2 x zo lang te maken. Socrates zei dit is fout en verbeterde
hem door diagonalen te teken. Slaaf: “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit Oja, nu herinner ik het me”.
 op die manier kun je volgens Plato de kennis die al in je zit herinneren.
Is onacceptabel! Socrates legt slaaf woorden in de mond.

, CONCLUSIE: rationalisme van Plato is erg extreem  hij zegt dat álle kennis
aangeboren is (extreem nativisme). Maar dit zeggen niet alle rationalisten
(zien we later).
De centrale bewering is dus dat kennis voortkomt uit verstand en
geassocieerde bewering (die niet alle rationalisten hebben) is dat ingeboren

Empirisme
Empirisme = kennis komt voort uit de zintuigelijke waarneming. Dus als je
wilt weten hoe iets zit met je kijken/luisteren/ruiken  je zintuigen
gebruiken (best wel common sense).
Geassocieerde bewering: als alle kennis uit de ervaring via de waarneming
komt, is er geen ingeboren kennis.
Aristoteles  was een leerling van Plato. Verwierp Plato’s twee-werelden
theorie (Ideeënwereld tegenover wereld die we waarnemen); er is slechts
één wereld die we met de zintuigen waarnemen.
Dit impliceert de afwijzing van ingeboren ideeën: de mens is een tabula
rasa; een ongeschreven blad.
Aristoteles is de oprichter van het lyceum (peripateo) waar hij zijn
studenten wandelend les gaf. Hij kreeg in de Middeleeuwen veel invloed.
Thomas van Aquino  noemde het empiristische principe het
peripathische principe: “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit niets is in het intellect dat zich niet eerst in de
zintuigen bevond.”
Aristoteles is met recht een empirist te noemen (centrale bewering is dat
kennis komt via zintuigen), maar hij heeft wel wat rationalistische
elementen.
Hij verwerpt de bewering van Plato dat de (algemene) Idee “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit stoel” een
bestaande entiteit is in de Ideeënwereld. Bij Plato kwam je tot het
universele, abstracte begrip “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit stoel” door het te herinneren. Bij Aristoteles
komen we aan een algemeen begrip/een algemene regel door inductie toe
te passen op de waarneming van concrete, individuele dingen.
Inductie = o.b.v. een aantal (maar niet alle) waarnemingen waarin A B is
concluderen dat A altijd B is.
Voorbeeld: algemene uitspraak “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit alle mensen zijn sterfelijk” komt uit de
concrete individuele gevallen waarbij je kan vaststellen dat ze sterfelijk
waren (ze zijn dood gegaan).
Probleem met inductie: je weet nooit zeker dat alle mensen sterfelijk zijn
omdat het is gebaseerd op een paar en niet alle waarnemingen; je hebt
alleen een correlatie.

, Toch was Aristoteles van mening dat “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit alle mensen zijn sterfelijk”
noodzakelijk waar was. Indcutie is daarmee slechts een eerste stap en er
is nog een tweede stap nodig:
Stap twee: je moet via je onfeilbare (niet falende) intellectuele capaciteit
inzien dat abstracties/uitzonderingen als “misschien weten we wel niets en zullen we dat ook nooit alle mensen zijn onsterfelijk”
noodzakelijke waarheid zijn. Dit is intuïtieve inductie (=inzicht)

CONCLUSIE: Aristoteles was geen échte empirist. Namelijk: in de
intuïtieve inductie van Aristoteles zit een rationalistisch element: via je
inductie + intuïtie/verstand (ratio) tot algemene beweringen komen.


Na het vinden van een algemene bewering, was Aristoteles er niet meer
kritisch op (hij had immers via intuïtieve inductie vastgesteld dat de
algemene bewering waar was).
Aristoteles in de Middeleeuwen: mensen stelden hem gelijk aan de kennis
uit de bijbel: beiden waren ‘waar’.
Thomas van Aquino  probeerde de Christelijke leer met de opvattingen
van Aristoteles te verenigen. (Aristoteles was geen christen, want was
daarvoor geboren).
Theorie over stof en vormen van Aristoteles: stof (materie, zoals
marmer) is in aanleg iets. Pas door de vorm wordt het ook werkelijk
iets (een beeld). Dit kan ook weer stuk; dit is het proces van
ontstaan en vergaan: zo zit het met alles in de wereld (Heraclitus;
alles stroomt).
Bijbel: God heeft het proces van ontstaan en vergaan in gang gezet.
Bewegingen worden veroorzaakt door iets anders dat beweegt en
uiteindelijk is er een beginpunt.
Wat Aristoteles gezegd had, was de waarheid die ook in de Bijbel was.
Daarom werd Aristoteles (en God) gezien als de onbewogen beweger (=
de eerste oorzaak); iemand die zelf niet bewoog maar het wel in beweging
zetten.
Aristoteles over experimenten: volgens hem mag je geen experimenten
doen (niet manipuleren) omdat die ons niets zouden leren over de
natuurlijke wereld. Door dingen te manipuleren ging men tegen de natuur
der dingen in en leerde men dus niets over die natuur. Je mag alleen doen

GEVOLG: in de Middeleeuwen stonden zowel filosofie als wetenschap
(feitelijk geen verschil) min of meer stil; je kon alleen dingen
ontdekken die te observeren waren

aan observatie om meer over de wereld te weten te komen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eapsychologie. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.33  2x  sold
  • (0)
  Add to cart