Deze samenvatting van maatschappijwetenschappen seneca 5 vwo is erg geschikt voor het (school)examen. De samenvatting gaat over hoofdstuk 7: politieke veranderingen in het verbindingsvraagstuk.
politieke veranderingen in het verbindingsvraagstuk
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Maatschappijwetenschappen
5
All documents for this subject (663)
3
reviews
By: Kaylanazarova • 3 year ago
By: shaimahsyeda • 3 year ago
By: Isabelhartevelt • 4 year ago
Seller
Follow
rosiework
Reviews received
Content preview
Maatschappijwetenschappen hoofdstuk 7: Politieke veranderingen in het
verbindingsvraagstuk
Met free riders in een samenleving loop je het gevaar dat bepaalde goederen er niet
komen, omdat free riders er niks voor op willen geven maar er wel van willen
profiteren. Om te zorgen dat een bepaald goed er wel komt, is het handig als er een
instantie is die kan afdwingen dat iedereen, ook de free riders, meewerkt. Zo’n actor
moet dan wel macht hebben. Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten
om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen
te beperken of te vergroten.
Macht heeft twee kanten:
Een actor met macht heeft de mogelijkheid om hulpbronnen in te zetten om
zijn doel te bereiken.
Een actor met macht kan een andere actor beperken in zijn mogelijkheden of
hem juist meer mogelijkheden geven.
Hulp- en machtsbronnen heb je in verschillende soorten:
Affectieve machtsbronnen → invloed op basis van gevoel of emoties
Cognitieve machtsbronnen → invloed op basis van kennis (mensen luisteren
eerder naar experts dan naar mensen die er niks vanaf weten)
Economische machtsbronnen → invloed op basis van geld of het bezit van
schaarse goederen (een werkgever kan zijn werknemer extra laten werken
door een loonsverhoging)
Politieke machtsbronnen → invloed van de overheid of politieke
machtsdragers (mensen moeten de overheid gehoorzamen)
Er wordt bij macht onderscheid gemaakt tussen informele macht (macht die niet
officieel is vastgelegd) en formele macht (macht die is vastgelegd in regels of
wetten).
Een institutie is een regel over hoe mensen zich gedragen in de samenleving.
Instituties verwijzen vaak naar een waarde, ze kunnen formeel of informeel geregeld
zijn. Een politieke institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels
die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke
machtsuitoefeningen en politieke besluitvorming reguleren.
Zo’n politieke institutie zie je terug in onze parlementaire democratie:
Regels over hoe verkiezingen geregeld worden.
Hoe mensen zich moeten gedragen in de Tweede Kamer.
Welke verantwoordelijkheden ministers hebben.
Al deze regels horen bij de politieke institutie parlementaire democratie. De Trias
politica en het koningshuis zijn ook voorbeelden van politieke instituties. Ze hebben
te maken met de overheid, die het hoogste gezag heeft in een land. Om een
politieke institutie uit te voeren zijn er instellingen en organisaties, zoals in ons land
de Tweede Kamer en de rechtbank, dezen worden overheidsinstellingen genoemd
(concrete organisaties van de institutie overheid).
Het is belangrijk dat je het verschil weet tussen instellingen en instituties. Instellingen
zijn tastbaar (er werken mensen, je kunt er contact mee leggen) en instituties zijn
gewoonweg regels.
, Volgens het functionalisme-paradigma speelt macht een rol bij relaties tussen
actoren, soms manifest (duidelijk) of latent (verborgen). Macht hoort bij de structuur
van een samenleving. Het paradigma beschouwt de invloed op anderen als iets dat
gewoon zo is, macht is een aanwezig verschijnsel. Ze zien het als iets positiefs voor
de samenleving. Macht draagt bij aan de consensus in de samenleving en zorgt
ervoor dat de samenleving kan blijven bestaan.
Volgens het conflict-paradigma wordt macht ook bestudeerd op het niveau van de
samenleving. De strijd tussen machthebbers en mensen met niet zoveel macht staat
centraal. Voor dit paradigma is de vraag ‘'Welke actoren trekken in de samenleving
aan de touwtjes?’' interessant. Het verschil in macht is volgens Karl Marx een
belangrijke verklaring voor het klassenconflict.
Voor het sociaalconstructivisme-paradigma is de betekenis die mensen aan
macht(-sverhoudingen) geven belangrijk in de theorie. Dit paradigma is meer gericht
op actoren en niet op structuren van samenlevingen. Dit paradigma denkt: als je
denkt dat iemand zijn vermogen om hulpbronnen in te zetten gebruikt om jou te
beperken in je handelingsmogelijkheden, ga je je daar waarschijnlijk naar gedragen.
Onderzoekers binnen dit paradigma hebben een politicologische kijk op de
argumenten, die gebaseerd zijn op ideologieën → ideeën over de ideale
samenleving.
Het rationele actor-paradigma denkt dat mensen met elkaar strijden om te kunnen
overleven, ze denken vanuit hun eigenbelang. De oplossing hiervoor is één grote
macht creëren die sterker is dan de rest en iedereen tot orde dwingt, een leviathan
→ een staat/overheid. Volgens dit paradigma zijn mensen rationeel (vertrouwen op
verstand) en zien dat het logisch is om een deel van hun eigen vrijheid op te offeren
voor één staat met macht. De staat kan dan mensen dwingen om zich aan regels te
houden.
Hierna noemen we visies van ideologieën over de overheid. Een ideologie is een
samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in
ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen. Een
groep mensen met dezelfde ideologie noem je een stroming.
Anarchisme betekent ‘zonder heerschappij’ en aanhangers van deze stroming willen
dan ook geen overheid want een overheid heeft macht en volgens anarchisten
misbruiken mensen met macht hun macht. De anarchisten zijn tegen elk mogelijke
vorm van macht, overheden, religies, economische systemen, polities, massamedia
en multinationals (grote bedrijven). Anarchisten gaan van mensen uit dat ze van
nature goed, sociaal en gelijkwaardig zijn, daarom zijn ze tegen macht. Mensen
kunnen alleen die versie van zichzelf zijn als ze vrij zijn van een systeem, dat
onderdrukt mensen omdat het verschil maakt tussen mensen. Anarchisten zijn voor
samenwerking in kleine groepen, iedereen kan dan alles zelf regelen. Ze hebben
geen overheid nodig. Een grote groep anarchisten vindt dat je in kleine groepen de
ideale samenleving hebt. Een kleine groep kiest voor strijd en conflict om hun idealen
in de samenleving te kunnen bereiken.
Het nazisme (nationalisme + socialisme) gaat uit van ongelijkheid en
ongelijkwaardigheid. Nazisten beschouwen het leven als een strijd waarin iedereen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosiework. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.