Samenvatting achtergrond van het SJD-werkveld
Profiel van de Nederlandse overheid
Hoofdstuk 2 begrippen
Staat; er is sprake van een afgegrensd grondgebied, er is een geaccepteerd bestuur gezag
(soevereiniteit), er moet een te onderscheiden staatsvolk zijn.
Soevereiniteit; hoogste macht of gezag.
Machtenscheiding (trias politica, geen hiërarchie → balans houden en geen oppermacht
krijgen):
Uitvoerende macht; de ministers
Wetgevende macht; de staten generaal
Rechtelijke macht; onafhankelijke rechters
‘De vierde macht’ → het ambtenarenapparaat. (De bureaucratie, het corps van ambtenaren).
Andere machten: de media, lobbyisten en advies- en organisatieadviseurs. Achter de
schermen de politieke besluitvorming beïnvloeden.
Decentralisatie; de overheid gaat zijn bevoegdheden minder centraal regelen. Territoriale
decentralisatie; bepaalde taken die eerst centraal werden uitgevoerd worden doorgegeven aan
bestaande organisaties binnen verschillende gebiedsdelen (gemeente en provincies).
Functionele decentralisatie; bepaalde taken die eerst op centraal niveau werden uitgeoefend
worden doorgegeven aan organisaties die zich op een specifieke taak concentreren
(waterschap).
De staatsvorm is de gedecentraliseerde eenheidsstaat die bestaat uit een eenheid (de
rijksoverheid) en twee daaronder vallende bestuurslagen (provincies en gemeenten) die eigen
taken en verantwoordelijkheden hebben.
De overheidstaak breidt zich snel en sterk uit; begrippen codificatie en modificatie.
Codificatie; op het schrift stellen van recht, wetten worden in een wetboek geschreven.
Modificatie; niet (eenmalig) wetten opstellen maar blijven inspelen op de ontwikkelingen in
de samenleving.
De verzorgingsstaat ontstaat; de overheid verzorgt de burger van wieg tot het graf.
3 belangrijke historische stromingen in de NL-politiek:
Liberalisme; vrijheidsbeginsel. Vrijheid van het individu, streeft naar een overheid met
beperkte omvang.
Christendemocratie; centraal staat naastenliefde en solidariteit (tussen liberalisme en
socialisme in).
Socialisme; gelijkheidsbeginsel. Ziet een belangrijke rol voor de overheid. Staat voor een
rechtvaardige samenleving met meer sociale gelijkheid.
Overheid; bestaat uit een heleboel verschillende overheden. Elke overheidsorganisatie heeft
eigen doelstellingen en belangen. Kunnen ook tegenstrijdig zijn ‘belangentegenstelling’.
Verticale machtenschending; het verdelen van de bevoegdheden tussen de rijksoverheid, de
provincies en de gemeenten (staat niet vast).
Horizontale machtenscheiding; de drie machten staan gelijk en houden elkaar in balans
(wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht).
Deconcentratie; zich fysiek over een land verspreiden van delen van een overheid (filialen
van het ministerie).
1
, 3 verschijningsvormen van deconcentratie: inspecties; onderwijs, gezondheidszorg,
leefomgeving en transport. De taken van inspecties wettelijk vastgesteld en hebben betrekking
op toezicht, controle en coördinatie.
Directie; regionale directies van Rijkswaterstaat. Taken meer technisch uitvoerbaar van aard.
Consulentschappen; betrekking op voorlichting en advisering.
Algemeen belang; grote hoeveelheid uiteenlopende deelbelangen.
Poldermodel; niet het kiezen tussen deelbelangen maar alle belangen tegemoetkomen. Tot een
compromis komen. Typisch NL.
Beleid; plan en alles wat de overheid doet.
Beleid is een plan en beleid is alles wat een overheid doet. Het verschil: een plan is een stelsel
van doelen en middelen (van tevoren uitgedacht wat er gedaan moet worden en hoe dat wordt
gedaan).
Beleid als in alles wat de overheid doet is meer alle handelingen van de overheid, dus
bijvoorbeeld het juist niet opstellen van een plan kan ook een beleid zijn. Bijvoorbeeld de
Nederlandse overheid ontwikkeld geen plan/beleid voor het probleem van het toenemende
aantal daklozen. Dit is een beleid.
Grondrechten: te vinden in de grondwet. Zijn rechten die wij als mens hebben om ons te
beschermen tegen de overheid.
Het verschil tussen klassieke grondrechten en sociale grondrechten: klassieke grondrechten
zijn zaken waar de overheid zich niet mee mag bemoeien (veelal grondwet van 1848)
(vrijheid van godsdienst). Sociale rechten zijn later ontstaan. Onderwerpen waar de overheid
zich wel mee mag bemoeien (recht op werkgelegenheid, recht op onderwijs).
Hoofdstuk 3 de overheid als systeem
Beleidsvorming kan worden weergegeven als een systeem. 2 modellen: het systeemmodel en
de procesanalyse.
De systeembenadering: werken met systemen binnen de overheid.
Het systeem (werk) model:
Demands: verlangen van belangengroepen, programma’s van politieke partijen.
Support: het betalen van de contributie, stemmen bij verkiezingen, bezoeken bijeenkomsten.
Throughput/black box: de omzettingsfase. De invoer wordt omgezet in de uitvoer.
Uitvoer: gezaghebbende uitvoer (wet of maatregel), niet gezaghebbende uitvoer (interview).
Effecten: effecten vanuit de uitvoer, gewenste effecten en ongewenste effecten.
Het nut van het systeemmodel: hulpmiddel om te begrijpen hoe een beleid (output) tot stand
komt. Het model laat zien dat er een duidelijke relatie is met de omgeving
(feedback/terugkoppeling). Het wordt duidelijk dat de totstandkoming van beleid niet statisch
maar dynamisch is. Het systeem brengt de relatie tussen de politiek en het tot stand komen
van beleid in beeld. Het model maakt duidelijk dat niet alle eisen in beleid wordt omgezet.
Met behulp van dit model kun je in een krantenbericht zeggen of het tot invoer- omzetting- of
uitvoerfase behoort.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saxionsjdxo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.