100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle leerdoelen uitgewerkt filosofie $7.95
Add to cart

Summary

Samenvatting Alle leerdoelen uitgewerkt filosofie

 96 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Ik heb alle leerdoelen uitgewerkt en alleen dit geleerd voor het tentamen, dit leverde mij een 6.9 op.

Preview 4 out of 36  pages

  • March 14, 2020
  • 36
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Leerdoelen Filosofie voor pedagogen
Week 1.
Je kunt omschrijven wat ‘filosofie’ is.
Wat is filosofie? Kritisch onderzoek naar vooronderstellingen van een als vanzelf spreken
gehanteerd model (doel= redelijk inzicht en begrip)
- Plato/Aristoteles: filosofie is de radicalisering van de verwondering (hij is een Athener)
 Verwondering  stilstand in het denken/ denken hoe dingen precies in
elkaar zitten.
 Verwondering als bezieling van het denken: zoeken naar diepere lagen
 Verwondering en bewondering
 Niet verklaren, maar schouwen (= dieper door te dringen in de wereld van
de verschijnselen).
 Verwondering treedt op als de vertrouwdheid wegvalt. Als alles
vanzelfsprekend is hoef je je niet te verwonderen, bv. lopen over een
glazenvloer, je bent bang dat je er doorheen zakt, maar als je ergens op de
stoep loopt denk je hier niet over na.
 Verschillende reacties op de verwondering:
1. Relativisme: het is altijd afhankelijk van iets
2. Cynisme: voor alles kan je een ander alternatief bedenken
3. Filosofie: methodisch ordenen van de ervaring. Iets doordenken
op een systematische methodische manier.
- Kant: filosofie als kritische houding van de rede.
 Motto van de Verlichting (18e eeuw): sapere aude – durf te denken
 Kant maakt een onderscheid tussen verstand (= het verstand vat wat in de
zintuigen is gegeven, het verstand verwerkt de zintuigelijke informatie tot
kennis. Het verstand als middel om een doel te bereiken. Het vermogen
om alles vast te leggen.) en rede (= de rede begrijpt wat in de zintuigen is
gegeven. De rede zoekt naar inzicht en begrip. De rede is een hoger
vermogen dn het verstand. Het vermogen om te begrijpen welke gevolgen
gebeurtenissen hebben.)
- Wittgenstein: Filosofie is een strijd tegen de beheksing van ons verstand door de
middelen van de taal.
 Zijn mensen te vervangen in taalspelen en concepten
o Tafelpoten= legs of the table?
o Rebellen of vrijheidsstrijders? Als je steeds de krant leest waar de
mensen rebellen worden genoemd krijg je een negatief beeld en
andersom juist een positief beeld.
o Ongeboren leven of vrouwelijke gameten? Ongeboren leven 
normatief, vrouwelijke gameten  biologische benaming.
 Filosofie: taalanalyse om (verborgen aannames te ontmaskeren.
- Overeenkomsten tussen de verschillende definities:
 Vraagtekens zetten bij dat wat niet vanzelfsprekend is
 Zeker wanneer een model of een visie op grenzen stuit

,  Dan kritisch kijken naar de vooronderstellingen (het onderliggende kader
analyseren)
 Resultaat: redelijk verworven inzicht en begrip.
 Dus filosofie is datgene wanneer iets niet meer vanzelfsprekend is en je erover begint te
verwonderen. Zeker wanneer een model of een visie op grenzen stuit ga je kritisch kijken
naar de vooronderstellingen (analyseren naar het onderliggende kader). Dat resulteert in
redelijk verworden inzicht en begrip.

Filosofie onderscheidt 5 domeinen volgens Paul Wouters:
1. Kwesties die zo omvattend zijn, dat ze ieder specialisme overstijgen.
2. Diverse levensbeschouwelijke problemen die niet helder gearticuleerd zijn.
3. Kennisvragen die een meer fundamenteel karakter hebben dan de vragen die een
specialist in kenniszaken kan beantwoorden.
4. Morele vragen.
5. Politieke vragen.

Je begrijpt waarom filosofie van belang is voor de Pedagogische Wetenschappen.
Niet alleen een filosoof filosofeert maar ook de pedagoog (en anderen). Daarbij is het
belangrijk om te onthouden dat filosofische vragen onderliggende kaders ter
discussie stellen en vakwetenschappelijke vragen niet. De pedagoog leert dus om een
situatie vanuit verschillende punten te bekijken en ook te zoeken naar wat de
onderliggende kaders zouden kunnen zijn (dieper nadenken).
Onderliggende denkkaders= ideeën over bepaalde waarden, aannames, bepaalde
voorwaarden

Je kent het hoofdkenmerk van respectievelijk (i) de filosofie van Oudheid en middeleeuwen,
(ii) de filosofie van de Moderne Tijd en (iii) de filosofie van de Hedendaagse Tijd.

Oudheid en middeleeuwen:
- Ware werkelijkheid in stabiele, universele en kenbare principes  de waarheid staat
in de Bijbel (abortus)
- Belangrijkste Griekse filosofen: Socrates, Plato, Aristoteles  Een ware rationeel
inzichtelijke orde.
- Belangrijkste middeleeuwse filosofen: Augustinus, Thomas van Aquino  Een
absolute bovennatuurlijke orde.

Moderne tijd (1350 – 1850)
- Waarheid ligt binnen het denken van de mens  je beslist zelf (abortus)
- Her subject staat centraal
- Belangrijkste filosofen van de Moderne Tijd: Descartes, Hume, Kant, Rousseau  De
wending naar het subject.

Hedendaagse tijd:

, - Waarheid hangt altijd af van het perspectief en wordt voor belangrijk deel bepaald
door niet te beheersen krachten en machten’). Je beslist iets zelf, maar de
context/middelen is bepalend bv. de verzekering voor abortus.
- Decentrering van het subject: de mens wordt bepaald door niet te beheersen
krachten en machten
- Belangrijke filosofen van de hedendaagse tijd en thema’s:
 Husserl en Merleau-Ponty  lichamelijkheid
 Wittgenstein en Bergson  taal en tijd
 Sartre en Foucault  vrijheid en dwang
 Taylor  individualiteit
 Freud en Lacan  autonomie
 Ricoeur  verantwoordelijkheid.

Je hebt basale kennis van het argumenteren (claim en gronden).
Claim= een bewering of stelling
Grond(en)= argumenten
Rechtvaardiging= algemene wet die de gronden met de claim verbindt; zorgt ervoor dat de
argumenten daadwerkelijk bij jouw claim horen.
Principe= onderliggend denkkader, wat vind ik belangrijk?

Voorbeeld:
Claim= straten worden nat
Grond= want het regent
Rechtvaardiging= want als het regent worden de straten nat

Het belang van een correct argument:
- Een betoog moet voldoen aan bepaalde voorwaarden.
- Eerste voorwaarde: er is een claim en er zijn gronden en de gronden passen bij de
claim.
- Tweede voorwaarde: geldigheid van de argumentatie of redenering. Een redenering is
geldig als de claim uit de gronden volgt. Bv. mijn salaris is 500 euro per maand, dus in
een kwartaal verdien ik 1500 euro.
- Derde voorwaarde: de waarheid van de argumentatie of redenering. Een redenering is
waar als de gronden overeenstemmen met standen van zaken in de werkelijkheid.
- Een goede redenering bestaat uit een claim en bijbehorende gronden en is zowel
geldig als waar.

Je kunt vooronderstellingen in een pedagogisch betoog herkennen en formuleren (zie de
opdracht over het onderscheid tussen een ‘deskundige leerkracht’ en een ‘meesterlijke
leerkracht’).
1. Meesterlijke leerkracht: de leerkracht die wordt beschouwd als een mens die
ook dagelijkse dingen meemaakt in zijn leven . Daarbij staat het begrip Zorg
centraal. Het is iemand die bezig is met zijn dagelijkse dingen. Relatie tot de

, wereld: hij aanvaardt de wereld als iets dat zorg nodig heeft (=respect, passie en
overgave in je eigen wereld). Hij laat leerlingen dingen leren door ze het te laten
ervaren door ze mee te laten kijken. Relatie tot zichzelf: reflectie op doe ik nog
wel wat ik daadwerkelijk vind: zal niet enthousiast lesgeven wanneer hij het
thema niet leuk vindt.
i. Kwalificatie: Kennis overbrengen met passie en respect, spelenderwijs.
ii. Socialisatie: Hij geeft het meesterschap door aan de leerling.
iii. Persoonsvorming: Respect, passie en overgave doorgeven.

2. Deskundige leerkracht: de leerkracht die een expert is in het begeleiden van
leerprocessen, hij handelt met kennis van zaken. Kennis en competenties. Wil
kennis hebben over de wereld en weet dat hij dit ook kan krijgen. Relatie tot
zichzelf: een afstandelijke relatie en veel kennis nodig hebben over de wereld.
Objectiviteit; afstand nemen met wat hij aan het doen is. Bv. enthousiast
filosofie geven terwijl die het zelf stom vindt.
I. Kwalificatie: om kennis over te brengen en correct te handelen.
II. Socialisatie: de leerkracht is bewust van zijn eigen waarden en normen,
en kan leerlingen ertoe aanzetten om zelf op een bewuste wijze en met
kennis van zaken, waarden en normen te ontwikkelen. Hij bereidt het
kind voor om mee te doen in de maatschappij
III. Persoonsvorming: Competenties doorgeven door het uit te leggen en niet
voor te doen.

Week 2.
Je kent verschillende antwoorden op de vraag ‘Wie is de eerste filosoof’?
Het begin van de filosofie:
- Verschillende opvattingen:
 Van mythos naar logos= Mythos: symbolische verhalen over goden en helden. BV.
hoe moet je omgaan met goed en kwaad.
Logos: rationele verklaringsmethoden. Bv. wiskundige bewijzen.
Mythos en logos staan tegen over elkaar, maar hebben ook iets van elkaar BV:
mytho-logie= in mythen zitten ook een bepaalde logica. Mythen in de filosofie:
filosofen vervangen de mythen door rationeel te denken
Onderscheidende kenmerken van logos:
o Logos en theoria  afstandelijk en belangeloos waarnemen en
beschrijven van de werkelijkheid, los van de praktijk.
o Bestaande orde wordt wel ter discussie gesteld: kritische vragen stellen
over wat er in de mythen gebeurt.
 De Mileziërs: een rijke zeemacht met vrije tijd (6 e eeuw voor christus)
Hier zouden we de eerste physici vinden (in onderscheid van de theologi;
overgebleven verhalen over goden doorvertellen zonder kritiek): denkers die alles
herleiden tot eenvoudige en onpersoonlijke beginselen.
o Thales: wat als oorsprong van de dingen. OP het water drijven allerlei
dingen dus water draagt allerlei elementen en daardoor kan je zeggen dat
water de oorsprong is van alle dingen.
o Anaximander: alles komt voort uit het onbepaalde (=onzichtbare
werkelijkheid): vuur, water, lucht komt allemaal voort uit het onbepaalde.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KajalB. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50990 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.95  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added