Psychologie 2.3:
-Patiëntgericht Communiceren (H6, H7, H13, H17, H18, H19, H21, H22, H25)
-Motivational Interviewing (H4)
Let op: dit is niet alle leerstof van psychologie; voor het blok 2.3 behoort een aantal paragrafen van Zimbardo en het boek van Een eetstoornis overwinnen ook tot de leersto...
Hi student 970. What a pity that you leave a total of 7 negative reviews on my account. Would you like to contact me why you perceive the summaries as negative? Greetings from Studentramm.
Seller
Follow
studentramm
Reviews received
Content preview
Patiëntgericht communiceren
Hoofdstuk 6. Investeren in de relatie
6.1 Inleiding: verwachtingen van de arts blijken meer gezondheidseffecten te hebben dan verwachtingen
van de cliënt zelf. 3 gespreksvaardigheden besproken die bijdragen aan patiënt-cliëntrelatie:
complimenten, erkenning geven en positief formuleren.
6.2 Complimenten: met een compliment wordt direct de aandacht gericht op gewenst gedrag.
6.3 Erkenning geven: synoniemen: valideren en bevestigen. Heeft grotere impact op cliënt dan
complimentjes, valideren is namelijk persoonlijker. Complimenten zijn meer jij-gericht: ‘Wat goed van je!’
Terwijl erkenning geven meer ik-gericht is: ‘Ik vind het goed van je.’
Probeer in de eerste minuten in het consult de neiging om de cliënt gerust te stellen te onderdrukken, geef
in plaats hiervan erkenning: ‘Dat je zoveel klachten hebt, lijkt akelig voor je. Wat goed dat je gekomen
bent, dan kunnen we er samen even naar kijken.
Vermijd zoveel mogelijk het woord ‘maar’; ‘ja, maar’ staat gelijk aan ‘nee, want’.
6.4 Positief formuleren: synoniemen: positief labelen en heretiketteren. ‘Ik wil niet dat…’ en ‘Ik wil dat hij
stopt met…’ zijn negaties. Door dingen positief te formuleren wordt de aandacht gericht op oplossingen.
Voorbeelden van positief labelen:
Van internaliseren naar externaliseren; niet: ‘Ik ben een zuiplap.’ Wel: ‘De alcohol heeft vat op mij.’
Van eigenschap naar gedrag; niet: ‘Ik ben ‘gewoon zo.’ Wel: ‘Ik drink op dit moment te veel.’
Van onveranderlijk naar veranderlijk: niet: ‘Zo is het altijd al geweest.’ Wel: ‘Het is nu erger dan eerst.’
Valkuilen: het moet geen ongeloofwaardige truc worden + niet te vaak -> ongeloofwaardig.
Hoofdstuk 7: Vragen stellen
7.1 Inleiding: vragen stellen moet worden afgewisseld met actief luisteren en stil durven zijn.
7.2 Open en gesloten vragen: veel artsen hebben binnen 20 seconden al een idee wat het ziektebeeld zou
kunnen zijn -> door gesloten vragen proberen ze dit dan te bevestigen. Stel in het begin juist open vragen
om blikvernauwing te voorkomen. Eerst veel open vragen en daarna veel gesloten vragen= het open-naar-
gesloten kegelmodel. Gesloten vragen gaan vaak over medische feiten, namelijk de: aard, lokalisatie,
tijdsduur, intensiteit en samenhang van de klachten (ALTIS).
7.3 Concretiseren (hoe, wat en wanneer): vragen naar hoe, wat en wanneer heet doorvragen of
concretiseren. Met ‘papegaaien’ concretiseer je ook. ‘Waaromvragen’ hebben vaak iets afkeurend.
7.4 Socratisch uitvragen: niet-helpende gedachten (bv. de gedachte dat hoofdpijn een hersentumor zou
kunnen zijn) worden disfunctionele gedachten genoemd. Socratische wijze= iets laag voor laag uitvragen.
Door de volgende 4 vragen te stellen vertraag je het denkproces van de cliënt -> over de logica nadenken.
1. ‘Wat bedoel je precies?’ 3. ‘Wat pleit voor en wat tegen?’
2. ‘Wat is daar zo erg van?’ 4. ‘Heb ik het goed begrepen dat…?’
7.5 Copingvragen stellen: coping= de manier waarop iemand met iets omgaat. Vragen die informeren naar
oplossingsstrategieën= copingvragen. Je hebt passieve en actieve coping. Actief= oplossing voor het
probleem zoeken of het bespreken met anderen; versterkt het gevoel van controle maar geeft op korte
termijn meer stress op. Passief= afleiding zoeken of afweren; op korte termijn verdraagt persoon het
probleem beter, op langere termijn levert het niks op. Tijdens het consult stel je copingvragen, zoals: ‘Wat
heeft u tot nu toe gedaan om de situatie te verbeteren?’ of ‘Hoe heb je het voor elkaar gekregen om…’
7.6 Relatie- of contextvragen stellen: relatievragen kunnen gebruikt worden om de patiënt door de ogen
van een ander naar zichzelf te kijken. Voorbeeld: ‘Hoe zouden je vrienden antwoorden als ik zou vragen
, hoe het met je gaat?’ Relatievragen ook bruikbaar bij blikvernauwing: ‘Stel dat wat u me net heeft vertelt
niet nu, maar uw beste vriend overkomen zou zijn. Wat zou u hém dan aanraden?’
7.7 Schaalvragen stellen: oplossingsgericht. Doel: de beleving van de klacht voor de patiënt concreet en
toegankelijk maken. Voorbeeld: aangeven van de ernst van de klachten en het inschatten van de motivatie.
7.8 Zoeken naar eerdere successen en uitzonderingen: vraag naar momenten in de afgelopen weken
waarop de klachten even niet plaatsvonden -> duidelijk wat de klachten vermindert.
Stel hierna een copingvraag, bv.: ‘Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen?’ (vraag is positief en motiverend
gesteld). Geeft iemand geen antwoord, vraag dan naar een dag dat de klachten nóg erger waren.
7.9 Communiceren rondom het lichamelijk onderzoek: laat patiënt weten wat u onderzoekt en waarom.
Hoofdstuk 13: Lastige situaties
13.1 Inleiding: van tevoren weten dat patiënt een persoonlijkheidsstoornis heeft kan averechts werken;
kan een selffulfulling prophecy worden.
13.2 De rol van de arts in de interactie: kernwaarden van Ofman (figuur 1) laten zien wat je sterke punten
en valkuilen zijn. De Roos van Leary (figuur 2) laat zien hoe 2 mensen op elkaar kunnen reageren. Boven-
samen (de leiding nemen over het gesprek) afwisselen met onder-samen (cliënt laten leiden).
13.3 De reddingsdriehoek: reddingsdriehoek= dramadriehoek (figuur 3). 3 spelers: redder, slachtoffer en
aanklager. De arts kan bij een hulpeloos presenterende patiënt (slachtoffer) de rol van de aanklager of
redder aannemen. Neemt de arts de rol van de redder aan, dan zal het ‘slachtoffer’ later de rol aannemen
van aanklager op het moment dat de patiënt teleurgesteld raakt: ‘Ziet u wel dat u me niet kan helpen?’
Arts kan hierdoor weer slachtoffer of de aanklager worden.
Vermijden van de driehoek: bij een hulpeloos presenterende patiënt, probeer de rol van de redder te
vermijden en probeer empathisch neutraal te blijven.
13.4 Het afhankelijke interactiepatroon: dit ontstaat wanneer patiënt en arts iets anders van elkaar willen
of een soort gelijk iets maar dan in verschillende mate. Hoe de meer de een gaat trekken, des te meer gaat
de ander tegenwerken. Gaat de arts trekken (‘doe het nou, het is goed voor u’), dan gaat de patiënt
tegenwerken (‘dat bepaal ik zelf wel’). De cliënt kan ook gaan trekken waardoor de arts kan tegenwerken.
13.5 De machtsstrijd: soms is de patiënt boos, soms de arts. Probeer de discussie niet aan te gaan.
Hoofdstuk 17: boosheid en agressie
17.3 Agressie: stel uw grenzen en laat aan de cliënt merken als iets niet fijn is. Het kan helpen de
competenties te benadrukken v/d cliënt en tegelijkertijd de eigen beperkingen te benoemen=
onderbieden. Praten in de ik-boodschap komt niet dreigend over. Praat in de wij-boodschap wanneer het
over het ziekenhuis of praktijk gaat, bijvoorbeeld: ‘In deze praktijk hebben wij…’
17.4 Boosheid: erken de boosheid bij de patiënt. ‘Het spijt me’ zeggen kan ook helpen.
17.5 Inventariseren: door het stellen van korte vragen zet je de patiënt aan het denken en leid je hem af
van de boosheid= cognitief afleiden.
Hoofdstuk 18: cognitieve stoornis
18.2 Invoegen: het gesprek herstellen kan veel voordeel opleveren, behalve als iemand onder invloed is ->
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentramm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.