100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
FORMEEL STRAFRECHT SAMENVATTING $27.52   Add to cart

Summary

FORMEEL STRAFRECHT SAMENVATTING

 110 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de module Formeel Strafrecht aan de OU. De samenvatting bestaat uit de leerstof uit het boek Strafprocesrecht van Keulen / Knigge en het beslissingsmodel 348/350 SV van Koopmans

Preview 4 out of 65  pages

  • Yes
  • March 15, 2020
  • 65
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting leereenheid 1. De verdachte en zijn raadsman

Er zijn twee begrippen m.b.t. de verdachte:

1. Art. 27 Sv lid 1 : degene te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk
vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. = een redelijke verdenking wordt
geëist. Is het materiele verdachte begrip.

2. Art. 27 Sv lid 2 : na de aanvang van de vervolging is een verdachte : degene tegen wie de
vervolging is gericht = eist dan geen redelijke verdenking meer. Is het formele verdachte
begrip .

 Het materiele begrip ‘verdachte’ vervult een waarborgfunctie. De bescherming voor de
burger bestaat uit het feit dat er sprake dient te zijn van een redelijke verdenking. Het
formele begrip ‘verdachte’ dient niet om het overheidsoptreden te beperken maar gaat om
de toekenning van rechten aan de burgers.


Het begrip redelijk vermoeden van schuld (art. 27, lid 1 Sv.) bestaat uit drie elementen:

1. Een vermoeden op schuld aan een strafbaar feit.
2. Een vermoeden dat redelijk is (objectief rechtvaardig).
3. Het vermoeden van schuld komt voort uit feiten en omstandigheden (objectieve gegevens).

 De wet stelt geen eisen aan de wijze waarop dit vermoeden is ontstaan c.q. ter kennis is
gekomen doet niet ter zake. Het moet wel betrouwbare informatie zijn. Jurisprudentie stelt
dan ook geen hoge eisen aan de vereiste graad van verdenking.


Art. 6 EVRM

 In art. 6 EVRM worden rechten toegekend aan de burger die uit een official notification of
uit ander optreden van de autoriteiten kan opmaken dat hij in staat van beschuldiging is
gesteld. Dat geldt hij als een ‘vervolgde’ in de zin van art. 6 EVRM.

 Het begrip ‘vervolgde’ uit art. 6 EVRM heeft met het begrip ‘verdachte’ uit art. 27, lid 2 Sv.
gemeen dat er geen redelijke verdenking is vereist. Het verschil is dat van een criminal
charge vaak al sprake is voordat de vervolging naar Nederlands recht formeel aanvangt.
Hij is dan al wel een ‘vervolgde’ in de zin van art. 6 EVRM en zijn rechtspositie dient
hieraan dan te voldoen.




1/65

,Art. 29 Sv. Zwijgrecht en verhoor

 Art. 29 Sv. bepaald het pressieverbod = een verhorende rechter of ambtenaar mag geen
zaken doen waardoor kan worden gezegd dat iemand een verklaring niet in vrijheid heeft
afgelegd.

 Art. 29 Sv. is tevens de cautie opgenomen. De verdachte dient voordat hij wordt verhoord
erop te worden gewezen dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Ook vragen die aan
iemand worden gesteld (verdachte) buiten het politiebureau gelden als een verhoor van de
verdachte. De cautie geldt alleen als iemand als verdachte wordt gehoord. Dus als ieamdn
als verdachte op dat moment moest worden aangemerkt.

 Het begrip verhoor heeft twee elementen: als verdachte worden gehoord en de vragen
moeten betrekking hebben op het vermoedelijk gepleegde feit. Bepalend is of een agent
iemand feitelijk als verdachte heeft aangemerkt c.q. een redelijke verdenking aanwezig
was. Vragen naar identiteitsbewijs of de bereidheid om zich te laten fouilleren betreffen
vaak niet vragen over de betrokkenheid bij het feit.

Voorbeeld: iemand ging er met hoge snelheid vandoor tijdens een controle. Agenten zagen dat deze geen
gordel omhad. Na een achtervolging vroegen ze waarom hij ervan door was gegaan. De man verklaarde dat
hij twee kilo drugs bij zich had. De Hoge raad vond dat de gestelde vraag wel ging over de betrokkenheid
van de verdachte bij een strafbaar feit en dat er dus een cautie had moeten worden gegeven.

 Nemo tenetur-beginsel: iemand mag zwijgen c.q. er is een vrije keuze om wel of niet te
spreken.

 Art. 29 Sv. is in Boek 1. Algemene bepalingen opgenomen en geldt dus voor het gehele
strafproces (vooronderzoek en onderzoek ter zitting).


ZWIJGRECHT EN INLICHTINGENPLICHT

 Het zwijgrecht gaat voor de inlichtingenplicht . Dit is zeker het geval als er een redelijke
vermoeden van schuld is c.q. als verdachte wordt gehoord.

 Informatie die door de inlichtingenplicht is verkregen voordat er sprake van een redelijke
verdenking mag niet in het strafproces worden gebruikt. Dit geldt niet voor alle informatie
die verplicht moet worden verstrekt. Het hangt dan af van verschillende factoren, zoals de
toegepaste dwang en het gebruik van de verkregen informatie. Zo moest iemand wel
zeggen wie zijn auto had bestuurd i.v.m. een snelheidsovertreding.


RECHT OP RECHTSBIJSTAND

 Art. 6, lid 3, sub c EVRM bepaald dat een verdachte zichzelf mag verdedigen . De keuze
voor een raadsman is in beginsel zijn eigen verantwoordelijkheid.

 De verantwoordelijkheid van de overheid vangt aan als de verdachte geen advocaat kan
betalen. Dan heeft deze recht op gratis rechtsbijstand. De keuze welke advocaat is niet vrij


2/65

, en bij lichte vergrijpen kan met een persoonlijke verdediging door de verdachte zelf worden
volstaan.

 Het begrip aangewezen raadsman in de wet is nieuw . De aanwijzing van een raadsman
gebeurd door het bestuur van de Raad voor de rechtsbijstand. Dit is in beginsel kosteloos.
Het is geen verplichting, een verdachte kan afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand.
De toegevoegde raadsman kan eigenlijk worden gezien als een gekozen raadsman
aangezien het toevoegingsverzoek alleen kan worden gedaan indien de verdachte deze
advocaat machtigt.

 Piketadvocaat: kort na de arrestatie heeft de verdacht vaak geen tijd gehad om een
raadsman te kiezen. Art. 39 Sv. bepaald dat de aanwijzing van een raadsman gebeurd
zodra de verdachte is aangehouden en het gaat om verdenking van een misdrijf waarvoor
in verzekering stelling kan worden geëist. De piketadvocaat treedt dan alleen op vanaf de
aanhouding tot en met de inverzekeringstelling.

 Art. 40 Sv. regelt de aanwijzing van een raadsman in geval van voorlopige hechtenis. De
aanwijzing gebeurd in eerste aanleg. Voor deze aanwijzing is het niet van belang of
iemand zelf een advocaat kan betalen, er wordt een raadsman toegewezen. Aanleg eindigt
met het vonnis.

 Als hoger beroep tegen het vonnis is ingesteld, dient het Om de Raad voor de
rechtsbijstand hiervan in kennis te stellen, waarna deze opnieuw een raadsman zal
moeten aanwijzen.

 Stelbrief: de gekozen raadsman dient zich schriftelijk bij de officier van justitie te stellen
dat hij namens de verdachte optreedt. Het kan ook uit andere middelen blijken dat hij zich
heeft gesteld. In iedere aanleg moet deze zich opnieuw stellen. Ook een gekozen
raadsman die op basis van toevoeging werkt moet zich stellen in iedere aanleg.


TAAK EN POSITIE VAN DE RAADSMAN

 De rol van de raadsman is een adviserende en ondersteunende.

 Aan het optreden van de raadsman zijn een aantal uitgangspunten / beginselen
verbonden:

a. Onafhankelijkheid (niet afhankelijk van de vervolgende overheid)
b. Onzelfstandigheid (de verdachte beslist, de raadsman adviseert)
c. Geen vereenzelviging (de raadsman is niet de verdachte)
d. Gelijke processuele bevoegdheden (verdachte en raadsman hebben dezelfde)
e. Vertrouwelijkheid (wat de verdachte zegt mag de raadsman niet
doorvertellen)
f. Eenheid in optreden naar buiten (de raadsman mag niet zeggen welke
meningsverschillen hij met de verdacht heeft)
g. Gebondenheid aan recht (de raadsman is gebonden aan de verordening van de
Nederlandse Orde van Advocaten en tuchtrechtelijke
gedragsregels).



3/65

, HET RECHT OP VRIJ VERKEER MET DE RAADSMAN

 Art. 28, lid 4 Sv bepaalt dat de verdachte zoveel mogelijk in de gelengheid moet worden
gesteld om zich met zijn raadsman in verbinding te stellen.

 Het vrije verkeer omvat vrij van controle en censuur.

 Art. 28 Sv. geldt tevens voor de in vrijheid bevindende verdachte (tijdens rechtzittingen
mag hij vertrouwelijk met zijn advocaat overleggen en een advocaat mag niet afgeluisterd
worden).

 In twee bijzondere situatie kan men een raadsman verbieden om met zijn verdachte te
spreken:

a. Als de verdachte tijdelijk in het belang van het onderzoek van bepaalde gegevens
onkundig dient te blijven en het ernstige vermoeden bestaat dat hij door de raadsman
van deze gegevens in kennis wordt gesteld.
b. Als er een ernstige vermoeden bestaat dat het vrije verkeer wordt misbruikt om de
opsporing naar de waarheid te verhinderen (motie van wantrouwen aan raadsman).


RECHTSBIJSTAND EN POLITIEVERHOOR

 Art. 28, lid 1 Sv. bepaalt dat een verdachte gedurende het gehele strafproces recht heeft
op rechtsbijstand. Naast dit algemene recht zijn er nog diverse specifieke situaties in de
wet geregeld m.b.t. rechtsbijstand, zoals art. 57, lid 2 Sv. een aangehouden verdachte
heeft het recht om zich bij het verhoor aan een bevel tot inverzekeringstelling bij te laten
staan.

 Art. 28 en art. 50 Sv. bepalen echter niks over het recht van de raadsman om bij een
politieverhoor aanwezig te zijn c.q. het ziet niet op verhoren. Dit is echter niet in
overeenstemming met art. 6 EVRM. Er is onderscheidt in:
a. Verhoorbijstand (tijdens het verhoor); en
b. Consultatiebijstand (voorafgaand aan het verhoor).

De zaak Salduz tegen Turkije bepaalde het Europese Hof dat een verdachte recht heeft op
bijstand als hij door de politie wordt gehoord c.q. consultatiebijstand. Later is bepaald dat
dit ook geldt voor verhoorbijstand.

 De aangehouden verdachte heeft recht op rechtsbijstand. Art. 28b Sv maakt daarbij
onderscheidt in drie categorieën:

1. Kwetsbare verdachten (jeugdige, psychische en verstandelijke beperking) en
verdachten van een misdrijf waarop 12 jaar is gesteld.

Ongeacht de ernst van het feit geldt voor de kwetsbare verdachten dat er een
raadsman moet worden aangewezen. Naar de mening van de verdachte wordt niet
gevraagd. Deze kan hier pas afstand van doen nadat hij door de raadsman op de
gevolgen hiervan is gewezen.

4/65

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AntonOudeMiddendorp. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $27.52. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$27.52  3x  sold
  • (0)
  Add to cart