3 manieren om te overtuigen:
1. Ethos – geloofwaardigheid (echt)
2. Pathos – gevoelens (empathie)
3. Logos – logica
Redenering: een verzameling van beweringen, één standpunt en voor de rest argumenten.
Standpunt = conclusie C (1)
Argumenten = premissen P (meestal meerdere)
Wordt geaccepteerd indien:
1. De premissen waar zijn.
2. De conclusie volgt uit deze premissen.
Betoog: een verzameling van redeneringen en argumenten die een standpunt verdedigen.
Verdediging (uiteindelijke) standpunt door middel van argumenten (premissen/redeneringen).
Aristotelisch syllogisme:
Logische redenering bestaande uit:
1. Major – premisse met de grote term – predikaat
2. Minor – premisse met de kleine term – subject
3. Conclusie – subject kleine term, predikaat grote term
3e term = middenterm
Voorbeeld 1
P1: Alle mannen zijn intelligent. (major)
P2: Sommige juristen zijn mannen. (minor)
C: Alle juristen zijn intelligent.
Subject & predikaat
Kleine term = juristen
Grote term = intelligent
Middenterm = mannen
Voorbeeld 2
P1: Alle kinderen houden van paaseitjes. (major)
P2: Ik houd van paaseitjes. (minor)
C: Ik ben een kind.
Subject & predikaat
Kleine term = ik
Grote term = kind
Middenterm = liefhebbers van paaseitjes
Algemeen = gedistribueerd (de hele groep)
Particulier = ongedistribueerd (deel van de groep)
, Eulercirkels:
P1: Alle apen zijn bavianen.
P2: Alle chimpansees zijn apen.
C: Alle chimpansees zijn bavianen.
Vaak meerdere tekeningen mogelijk. De conclusie is alleen geldig wanneer deze in alle tekeningen klopt.
Syllogismeregels:
1. De middenterm moet ten minste één keer gedistribueerd gebruikt worden.
2. In de conclusie geen gedistribueerde termen, tenzij dit al zo was in de premissen.
3. 1 premisse ontkennend = ontkennende conclusie, 2 premissen bevestigend = bevestigende conclusie.
4. 2 ontkennende premissen = geen conclusie.
Regel 1, 2 en 3 voldaan en 4 niet van toepassing = geldig.
1 of meer regels niet voldaan of 4 wel van toepassing = ongeldig.
Implicatieredeneringen:
1. Modus ponens
Als p dan q = p q
P=p
Dus q = /q
Voorbeeld:
Als een student in het tweede jaar zit (p), gaat hij op excursie (q).
Een student zit in het tweede jaar (p).
Dus hij gaat op excursie (q).
2. Modus tollens
Als p dan q = p q
Niet q = q
Dus niet p = / p
Voorbeeld:
Als een student in het tweede jaar zit (p), gaat hij op excursie (q).
Een student gaat niet op excursie (niet q).
Dus hij zit niet in het tweede jaar (niet p).
3. Hypothetisch syllogisme
Als p dan q = p q
Als q dan r = q r
Dus als p dan r = /p r
Voorbeeld:
Als een student in het tweede jaar zit (p), gaat hij op excursie (q).
Als hij op excursie gaat (q), dan bezoekt hij een museum (r).
Als hij in het tweede jaar zit (p), dan bezoekt hij een museum (r).
Past het niet binnen deze 3 varianten = niet geldig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisa8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.01. You're not tied to anything after your purchase.