• Hoofdstuk 1
• Hoofdstuk 6
• Hoofdstuk 7
• Hoofdstuk 8
• Hoofdstuk 9
• Hoofdstuk 11 t/m paragraaf 5
• Hoofdstuk 12 t/m paragraaf 3
• Compendium personen- en familierecht (passage uit ander studieboek)
• Inleiding huwelijks- en vermogensrecht (passage uit ander studieboek)
• Alle sheets op bb (les 8 & 9 zelf samenvatten i.p.v. printen)
• Oefenvragen site uitgeverij Zuidas (online bekijken daar staan ook de antwoorden)
Koop en consumentenkoop wordt geschrapt uit het tentamen
Hoofdstuk 1: Recht in het algemeen
1. Inleiding
Het recht bestaat grotendeels uit een verzameling van regels die betrekking hebben op het handelen
van mensen als leden van de samenleving en op de organisatie van die samenleving. Het doel van het
recht is het gedrag van mensen in hun onderlinge verkeer te ordenen en te uniformeren, waarbij vanuit
een perspectief van een rechtvaardige samenleving ieders belangen zo veel mogelijk worden
gerespecteerd en veiliggesteld. Het recht zorgt dat de regels worden gehandhaafd door
geschilbeslechting.
2. De rechtsbronnen
Onder de term 'recht' verstaan we het geheel van geldende rechtsregels. We gebruiken daarvoor de
term positief recht. Het positieve recht betreft dus alle nu in Nederland geldende rechtsregels.
Voorschriften uit de moraal of godsdienst worden fatsoensregels genoemd. Deze behoren niet tot het
positieve recht. Evenmin behoren rechtsregels die nog niet zijn ingevoerd of rechtsregels die zijn
afgeschaft tot het positieve recht. De regels van het objectieve recht ordenen - zoals gezegd de
verhouding tussen personen door aan hen bevoegdheden en verplichtingen toe te kennen. Onder een
subjectief recht verstaan we de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van
objectief recht ontleent.
Een recht is een aan het objectieve recht ontleende, individuele bevoegdheid.
• Algemene regel
• Individuele bevoegdheid
Rechtsbronnen zijn de bronnen waaruit het geldend recht als het ware voortvloeit. Onder wet wordt
verstaan; elke algemeen geldende geschreven rechtsregel die afkomstig is van een tot wetgeving
bevoegd overheidsorgaan.
1. De wet
2. Jurisprudentie (rechtersrecht)
3. De gewoonte
4. Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties
3. Nationaal en internationaal recht
Binnen zijn grondgebied bepaalt ieder land de omvang en inhoud van zijn nationale rechtsstelsel. Het
staat ieder land in beginsel vrij in zijn wetgeving te regelen wat het nodig acht, en te bepalen welke
bevoegdheden aan het bestuur en de rechterlijke macht toekomen. Dit verschijnsel wordt
soevereiniteit genoemd. Dat staten naar binnen soeverein zijn, blijkt uit het feit dat de overheid in
! 1!
,elk land in beginsel de exclusieve bevoegdheid bezit tot wetgeving, bestuur en rechtspraak. Het
uitoefenen van die bevoegdheid leidt tot recht van nationale oorsprong.
Naast het nationale recht geldt binnen staten ook recht van internationale oorsprong. We noemen dat
kortheidshalve internationaal recht. Het deel van het internationaal recht dat rechtsregels bevat
over het verkeer tussen staten onderling en het verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisaties,
wordt het volkenrecht genoemd. Het volkenrecht bestaat voornamelijk uit verdragen, besluiten van
volkenrechtelijke organisaties en regels van gewoonterecht. Een verdrag kan worden omschreven als
een schriftelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en volkenrechtelijke
organisaties.
Een ander type verdragen grijpt meer in de soevereiniteit van staten. Het gaat dan om verdragen die
rechtsregels bevatten die in een staat zonder tussenkomst van de wetgever rechtstreeks in het
nationale recht kunnen gelden. (EVRM). Bij een monistisch systeem (monisme) kunnen rechtsregels
uit een verdrag deel uitmaken van het nationale recht zonder dat eerst omzetting in nationaal recht
nodig is. (vrijwillige inperking van zijn soevereiniteit).
Een vierde type verdragsbepaling bestaat uit regelingen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur
en rechtspraak worden opgedragen aan een internationale organisatie. (art. 92 Grondwet). Het geheel
van rechtsregels die afkomstig zijn van de Europese Unie wordt het Europees Unierecht van de
Europese Unie genoemd. Als blijkt dat een regel van nationaal recht in strijd is met een regel of een
besluit van internationale herkomst, dan geldt de regel van internationale herkomst.
4. Materieel en formeel recht
Regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in hun onderling verkeer,
worden regels van materieel recht genoemd. Zij zijn op de inhoud gericht. Regels over de wijze van
procederen bij de rechter worden regels van formeel recht genoemd.
5. De rechtsgebieden
5.1 Staatsrecht
Het staatsrecht bevat de regels die betrekking hebben op de organisatie van de Staat en zijn organen
en op de bevoegdheden van die organen. Het omvat tevens de verhouding van de burgers tot de Staat
en de mogelijkheden die burgers hebben om invloed uit te oefenen op het functioneren van diverse
staatsorganen.Tegen de macht van de overheid bestaan grondrechten; vrijheidsrechten en sociale
grondrechten. Het grootste deel van de Grondwet is gewijd aan de inrichting van de Staat en de
bevoegdheden van de belangrijkste overheidsorganen. Op een aantal plaatsen in de Grondwet wordt
aangegeven dat over een bepaald onderwerp nadere regels moeten worden gemaakt in een wet:
organieke wet.
5.2 Het bestuursrecht
In de loop van de tijd is een eigen rechtsgebied ontstaan met eigen regels over het optreden van de
bestuursorganen tegenover de burger en een eigen procesrecht voor de beslechting van geschillen.In
het bestuursrecht staat de rechtsverhouding tussen overheid en burger centraal. Deze relatie komt
voor een groot deel tot uiting in de zogenoemde beschikking. Uit Art. 1:3 van de Algemene wet
bestuursrecht volgt dat een beschikking een besluit is van een bestuursorgaan dat rechtsgevolgen
vaststelt voor één individu ( of rechtspersoon).
Het materiële bestuursrecht houdt zich in hoofdlijnen bezig met de bevoegdheid van bestuursorganen
tot het maken van beschikkingen en met de vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking worden
gesteld.
! 2!
,Beschikkingen zijn alleen rechtsgeldig als ze in overeenstemming zijn met (onder meer) de wet en
met de zogenoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beginselen zijn in de loop van
de jaren in de praktijk van het bestuursrecht ontstaan.Tegen een beschikking kan de burger bezwaar
maken bij het bestuursorgaan dat de beschikking uitvaardigde. Hoger beroep is mogelijk.
5.3 Het strafrecht
Kenmerkend voor het strafrecht is dat het bepaalde gedragingen bedreigt met straf. Het materiële
strafrecht geeft aan welke gedragingen strafbaar zijn, wie dader is en welke straffen voor het plegen
van strafbare feiten kunnen worden opgelegd. > Wetboek van Strafrecht (Sr).Het formele strafrecht of
strafprocesrecht bevat voorschriften omtrent de gang van zaken bij de opsporing van strafbare feiten,
het onderzoek ter terechtzitting en de tenuitvoerlegging van de straf. Strafvordering (Sv).
1. Natuurlijke personen
2. Rechtspersonen
De bevoegdheid om tot strafrechtelijke vervolging van een strafbaar feit over te gaan is voorbehouden
aan het openbaar ministerie.
• Gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboeteArt. 16 Grondwet en art. 1 lid 1 Sr. Bepaald
dat een feit alleen strafbaar is als het voordien strafbaar is gesteld in een wettelijke
strafbepaling.
5.4 Het burgerlijk recht
In het materiële privaatrecht kan men twee hoofdgroepen van relaties onderscheiden; regels
betreffende de persoon en regels betreffende het vermogen van een persoon. De regels betreffende de
persoon kennen twee te onderscheiden gebieden: het personen- en familierecht en het
rechtspersonenrecht.
Een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die zelfstandig aan het rechtsverkeer kan
deelnemen.Het vermogensrecht is het geheel van regels over het vermogen van een persoon. Een
vermogen is de optelsom van alle rechten en verplichtingen van een persoon die op geld waardeerbaar
zijn en in beginsel ook overdraagbaar zijn.
5.5 het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht
Het arbeidsrecht wordt omschreven als het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de
arbeidsverhouding van personen die in loondienst werkzaam zijn. Het arbeidsrecht omvat zowel de
private als de publieke sector, en daarmee zowel werknemers als ambtenaren.
6. Publiekrecht en privaatrecht
Voor het onderscheid tussen publiek en privaatrecht moet worden gezocht in het verschil in de
belangen die worden beschermd. Gaat het om regels die het algemeen belang direct of indirect tot
onderwerp hebben, dan is sprake van publiekrecht.Op dit criterium valt vooral af te dingen dat alle
regels van privaatrecht ook het algemeen belang raken.
Een tweede verschil zou gevonden worden in het onderwerp van het rechtsgebied. Het privaatrecht
betreft dan de rechtsverhoudingen tussen individuen onderling, terwijl het publiekrecht de
rechtsverhouding tussen Staat en individu tot onderwerp heeft. Tegen deze opvatting is als bezwaar
aangevoerd dat de Staat in het rechtsverkeer regelmatig op gelijke voet met een particulier optreedt.
Alleen als de overheid handelt 'als overheid' is zij op het terrein van het publiekrecht. Door deze
onduidelijke afbakening spreekt men ook wel van 'osmose'. Het publiekrecht wordt verticaal gezien,
privaatrecht horizontaal.
! 3!
, 7. Andere indelingen van het recht
Hoewel rechterlijke uitspraken vrijwel altijd op schrift worden vastgesteld, behoort de rechtspraak toch
tot het ongeschreven recht. Dat komt omdat rechters zich bij hun uitspraak doorgaans richten naar
eerdere uitspraken in soortgelijke gevallen. Dit verschijnsel heet precedentwerking.
Hoofdstuk 6: Burgerlijk recht - kernbegrippen
1. Het burgerlijk wetboek
Boek 1: Personen- en familierecht
Boek 2: Rechtspersonen
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: Erfrecht
Boek 5: Zakelijke rechten
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: Internationaal privaatrecht
Een gepland boek 9 BW over de rechten op voortbrengselen van de menselijke geest wordt bij nader
inzien niet ingevoerd.
Drie rechtsgebieden: het personen- en familierecht (boek 1) het rechtspersonenrecht (boek 2) en
het vermogensrecht (overige boeken). Onder een vermogen wordt verstaan het geheel van op geld
waardeerbare rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand toekomt.
Het vermogensrecht omschrijft de subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen
kunnen zijn. Onder een subjectief recht verstaan we de bevoegdheden die iemand in een concreet
geval aan een regel van objectief recht ontleent.
Het vermogensrecht valt uiteen in het goederenrecht en het verbintenissenrecht.Het
goederenrecht heeft betrekking op de verhouding tussen persoon en goed, en het verbintenissenrecht
op de verhouding tussen twee of meer personen in de hoedanigheid van schuldeiser en schuldenaar.
2. Het rechtssubject
Als gezegd benoemt het objectieve recht de verhoudingen tussen personen in termen van
bevoegdheden (rechten) en verplichtingen (plichten). De drager van die rechten en plichten wordt
rechtssubject genoemd: natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijke personen
Bij de dood eindigt de rechtssubjectiviteit en gaan de rechten en plichten óf over op de erfgenamen óf
teniet. Rechtssubjectiviteit komt toe aan iedere natuurlijke persoon, zo is af te leiden aan art. 1:1 BW.
Rechtspersonen
Naast natuurlijke personen worden ook bepaalde , nauwkeurig omschreven groepen en organisaties
van mensen door het objectieve recht aangewezen als rechtssubject: de rechtspersonen.De
belangrijkste privaatrechtelijke rechtspersonen zijn de vereniging, de stichting, de besloten
vennootschap (de BV) en de naamloze vennootschap (NV). Voorbeelden van publiekrechtelijke
rechtspersonen zijn de Staat, provincies, de gemeenten en de waterschappen (art. 2:1 BW). Volgens art.
2:5 BW staat een rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft gelijk aan een natuurlijk
persoon. Als een natuurlijk persoon optreedt namens een rechtspersoon is sprake van
vertegenwoordiging. Elke rechtspersoon heeft een eigen vermogen.
! 4!
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisa8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.75. You're not tied to anything after your purchase.