ALGEMEEN
Immuunsysteem bestaat uit zowel specifiek als aspecifiek afweersysteem tegen
antigenen (niet lichaamseigen materiaal) om ons lichaam te beschermen
Aspecifiek = breed spectrum aan antigenen
Specifiek = gericht tegen 1 specifiek antigeen
CELLEN VAN HET IMMUUNSYSTEEM
Vrije/migrerende cellen en vaste cellen
Vrije cellen = leukocyten die overal in het lichaam bewegen
Door de circulatie van bloed kan de lymfe ons lichaam bewaken
Vaste cellen = mesenchymale of epitheliale cellen (vormen stroma van lymfoïde
organen)
Ze creëren een micro-omgeving in deze organen waardoor de leukocyten zich er
kunnen in ontwikkelen + hun functie beoefenen
Leukocyten worden aangetrokken naar de organen door receptoren (=
addressines) die aanwezig zijn op vasculaire endotheelcellen in de organen
Eens de leukocyten ter plaatse zijn worden ze MINDER mobiel zodanig dat er
efficiënte interactie is tussen stroma, het antigeen en de leukocyten
Vaste cellen:
Reticulair BW vormt stroma van de lymfoïde organen
BW wordt gekenmerkt door aanwezigheid van stervormige stromale cellen met
lange cytoplasme uitlopers
Uitlopers maken onderling contact + worden ondersteund door fijne
reticulinevezels => 3D netwerk waarbij de ruimten van het netwerk sinussen
worden genoemd
Sinussen worden ingenomen door ofwel bloed, lymfe of beenmergcellen + vaste
macrofagen en verschillende cellen van immuunsysteem
Binnen de stromale cellen onderscheiden we reticulumcellen en folliculaire
dendrietcellen:
1. Reticulumcellen = meestal van fibroblast natuur en synthetiseren
reticulinevezels die sterk vervat zijn met celopp
- Lange vertakte celuitlopers => basisskelet of stroma van lymfoïde organen
- Reticulumcellen van Bursa van Fabricii en de thymus = epitheliale
oorsprong (primair lymfoïd orgaan)
- Secundaire lymfoïde organen = mesenchymale oorsprong
2. Folliculaire dendrietcel = afgeleid van fibroblasten (mesenchymale oorsprong)
- Komen voor in lymfefollikels/lymphonoduli
- Lange uitlopers => basisstructuur lymfefollikels
, - Kunnen lange tijd antigeen-antilichaamcomplexen vasthouden op hun opp
en door deze complexen na een tijdje terug vrij te geven kan er een
immuunrespons opgewekt worden => na lange tijd zorgt dit voor blijvende
immuniteit tov bepaald antigeen
- GEEN DENDRIETCELLEN want deze zijn van hematopoietische oorsprong
thv beenmerg en zijn belangrijk voor antigeenpresentatie
VRIJE CELLEN/LYMFOCYTEN
Ontwikkeling en maturatie van lymfocyten:
Kleine cellen met chromatinerijke kern, dunne cytoplasma-mantel en weinig
lysosomen
Stamcellymfocyten uit beenmerg; daar differentiëren ze tot pre-B en pre-T-
lymfocyten
De pre lymfocyten migreren naar de primaire lymfoïde organen = daar rijpen ze tot
mature lymfocyten
Pre-B-lymfocyten = bij vogels migreren die naar de Bursa Fabricii EN bij zoogdieren
blijven ze in het beenmerg of gaan ze eventueel naar de Peyerse platen om daar
verder uit te rijpen tot mature B
Pre-T-lymfocyten = gaan naar de thymus om daar verder te rijpen
Mature T en B zijn nog niet in contact geweest met vreemd materiaal DUS mature
naïeve lymfocyt
Vervolgens verlaten de naïeve lymfocyten de primaire organen om op zoek te gaan
naar secundaire lymfoïde organen en op zoek te gaan naar antigenen =>
antigeencontact zorgt voor immuunrespons
Membraangebonden receptoren
B en T lymfocyten onderscheiden obv hun antigeenreceptor
B-cellen = membraan-gebonden antistofmolecule
T-cel = specifiek molecule => T-cel Receptor (TCR)
Antigeenreceptoren zorgen dat beide lymfocyten te herkennen zijn op weefselcoupes
T-cel herkent via zijn TCR het antigeen onder de vorm van kleine peptidefragmenten
NOOD aan antigeen-presenterende cel die de fragmenten presenteert in combo met
moleculen die behoren tot lichaamseigen major histocompatibility complex (MHC)
B-cel kan volledig antigeen herkennen via zijn antigeenreceptor dus GEEN nood aan
presenterende cel
Naast B en T lymfocyten ook groep ZONDER antigeenreceptor = NATURAL KILLER
cellen
Ontstaan in beenmerg (hond, muis en mens = grote granulaire lymfocyten; rund =
groot zonder cytoplasmatische granules)
CD moleculen worden ook gebruikt om verschillende lymfocyten te onderscheiden
, CD3 bvb is geassociëerd met TCR dus kan gebruikt worden om T cel te identificeren
Helper T cellen bezitten dan de CD4, cytotoxische en suppressor T cellen brengen dan
weer CD8 tot expressie
CD moleculen worden dus vr immuunrespons gebruikt + herkennen van de
verschillende populaties
Differentiatie tot geheugen- en effector lymfocyten
1st contact met vreemd antigeen => B en T lymfocyten worden geactiveerd = primaire
imuunrespons
Activering wordt gekenmerkt door proliferatie van T en B lymfocyten waardoor een
populatie van identieke B en T lymfocyten ontstaat (celkloon = celpopulatie ontstaan
uit 1 cel)
Differentiatie van die celpopulatie tot geheugen en effector cellen
Geheugencellen = lang levende cellen zorgen bij volgend antigeencontact voor een
versnelde immuunrespons
Effectorcellen = zorgen voor beschermend effect van immuunrespons
B lymfocyten differentiëren tot geheugen en effector B lymfocyten (= plasmacellen)
De plasmacellen => gaan antistoffen aanmaken die bindingsplaats hebben voor
antigeen dat aan basis ligt van de immuunrespons
Immuunrespons is antigeen-specifiek WANT antigeen activeert B lymfocyt waarna
een populatie ontstaat waarvan een deel differentieert tot plasmacel en deze zorgt
voor binding van dat antigen
Immunoglobulinen of antistoffen kunnen opgedeeld worden in klassen IgA, IgG, IgM,
IgD en IgE
IgM = wordt vnl geproduceerd na 1ste antigeencontact
IgG zit in het serum
IgA = wordt gesecreteerd thv mucosae
IgE belangrijk bij overgevoeligheidsreacties
Binnen de plasmacellen die specifiek tegen 1 bepaald antigen werken kunnen er
verschillende Ig zijn
Onder invloed van een T helper cel kan de plasmacel wel een andere klasse van Ig
worden
De B-lymfocyten zorgen voor de humorale respons => antistoffen worden in
lichaamsvochten (=humor)
T lymfocyten differentiëren na contact ook tot geheugen en effector cellen
T helper cellen behoren tot effectorcellen en secreteren verschillende cytokines die
inwerken op andere cellen van het immuunsysteem => helpende, modulerende en
onmisbare rol voor immuunrespons
Cytotoxische ook deel van effectorcellen waarbij deze direct na contact met doelcel
de doelcel vermoord => T lymfocyten zorgen voor cellulaire immuunrespons want
cellen zijn zelf betrokken bij afweerfunctie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller morganedesamblanc. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.