HC4: CORRELATIONEEL ONDERZOEK
I
13 september 2024
CORRELATIONEEL ONDERZOEK
In correlationeel onderzoek kijken onderzoekers naar relaties tussen eigenschappen.
Onderzoekers beginnen weer met een onderzoeksvraag die voortkomt uit de theorie.
Een onderzoeksvraag van een correlationeel onderzoek bevat de volgende elementen
(CAPS):
Construct: de kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten
en waartussen er een verband verwacht wordt
Association: de onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie er verwacht wordt
Population: de groep mensen die de onderzoeker wilt onderzoeken
Setting: de specifieke locatie/plek waar het onderzoek zich op richt
ASSOCIATION: CAUSALITEIT
We spreken van causaliteit wanneer één bepaald kenmerk een verandering in een
ander kenmerk veroorzaakt. Er bestaan drie voorwaarden voor causaliteit:
1. Covariantie: er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
2. Temporal precedence: de oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
3. Interne validiteit: alternatieve verklaringen voor de relatie moeten zijn
uitgesloten
Bij causaliteit spreken we over onderzoeksvragen die een oorzaak-gevolg
verband beschrijven.
DATAVERZAMELINGSMETHODEN: OBSERVATIEONDERZOEK
Bij observatieonderzoek worden gegevens verzameld door feitelijk gedrag te
observeren: dit gaat door middel van kijken, luisteren, en beoordelen.
1
, Antwoord geven op (bijvoorbeeld) een hoe-vraag
Een onderwerp onderzoeken waar nog weinig over bekend is
Personen of fenomenen in hun natuurlijke setting bestuderen
DATAVERZAMELINGSMETHODEN: VRAGENLIJSTEN
Vragenlijsten worden gebruikt om gedrag, houding, kennis, vaardigheden, opinies of
andere persoonskenmerken te meten.
Dit kan op papier, maar ook face-to-face, online of telefonisch
Met een vragenlijst worden meerdere vragen gesteld over hetzelfde onderwerp. Er
wordt nauwkeuriger gemeten en verschillende aspecten van hetzelfde
theoretische begrip kunnen worden gemeten.
HET METEN VAN KENMERKEN
Kenmerken van personen kunnen in twee soorten worden onderverdeeld:
1. Fysieke kenmerken: kenmerken die eenvoudig te meten zijn (zoals: lengte,
gewicht, etc.)
2. Theoretische begrippen (constructs): kenmerken die eerst op een of andere
manier meetbaar gemaakt moeten worden voordat ze gebruikt kunnen worden
Het meten van theoretische begrippen wordt onderverdeeld in twee stappen:
1. Conceptuele definitie: het definiëren van het begrip/theoretisch concept; wat
bedoelt de onderzoeker precies met het begrip?
2. Operationele definitie: het kiezen/bepalen van het meetinstrument; hoe gaat
de onderzoeker dit begrip meten?
Wanneer een fysiek kenmerk of een theoretisch begrip eenmaal is geoperationaliseerd,
resulteert dit in een variabele (met numerieke waarden).
VERSCHILLENDE VARIABELEN
Alle variabelen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten:
1. Categorische variabelen: de waarden geven groepen/categorieën aan
2. Kwantitatieve variabelen: de waarden geven een hoeveelheid aan
Het meetniveau van een variabele bepaalt welke statistische tools je kunt gebruiken.
2
I
13 september 2024
CORRELATIONEEL ONDERZOEK
In correlationeel onderzoek kijken onderzoekers naar relaties tussen eigenschappen.
Onderzoekers beginnen weer met een onderzoeksvraag die voortkomt uit de theorie.
Een onderzoeksvraag van een correlationeel onderzoek bevat de volgende elementen
(CAPS):
Construct: de kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten
en waartussen er een verband verwacht wordt
Association: de onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie er verwacht wordt
Population: de groep mensen die de onderzoeker wilt onderzoeken
Setting: de specifieke locatie/plek waar het onderzoek zich op richt
ASSOCIATION: CAUSALITEIT
We spreken van causaliteit wanneer één bepaald kenmerk een verandering in een
ander kenmerk veroorzaakt. Er bestaan drie voorwaarden voor causaliteit:
1. Covariantie: er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
2. Temporal precedence: de oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
3. Interne validiteit: alternatieve verklaringen voor de relatie moeten zijn
uitgesloten
Bij causaliteit spreken we over onderzoeksvragen die een oorzaak-gevolg
verband beschrijven.
DATAVERZAMELINGSMETHODEN: OBSERVATIEONDERZOEK
Bij observatieonderzoek worden gegevens verzameld door feitelijk gedrag te
observeren: dit gaat door middel van kijken, luisteren, en beoordelen.
1
, Antwoord geven op (bijvoorbeeld) een hoe-vraag
Een onderwerp onderzoeken waar nog weinig over bekend is
Personen of fenomenen in hun natuurlijke setting bestuderen
DATAVERZAMELINGSMETHODEN: VRAGENLIJSTEN
Vragenlijsten worden gebruikt om gedrag, houding, kennis, vaardigheden, opinies of
andere persoonskenmerken te meten.
Dit kan op papier, maar ook face-to-face, online of telefonisch
Met een vragenlijst worden meerdere vragen gesteld over hetzelfde onderwerp. Er
wordt nauwkeuriger gemeten en verschillende aspecten van hetzelfde
theoretische begrip kunnen worden gemeten.
HET METEN VAN KENMERKEN
Kenmerken van personen kunnen in twee soorten worden onderverdeeld:
1. Fysieke kenmerken: kenmerken die eenvoudig te meten zijn (zoals: lengte,
gewicht, etc.)
2. Theoretische begrippen (constructs): kenmerken die eerst op een of andere
manier meetbaar gemaakt moeten worden voordat ze gebruikt kunnen worden
Het meten van theoretische begrippen wordt onderverdeeld in twee stappen:
1. Conceptuele definitie: het definiëren van het begrip/theoretisch concept; wat
bedoelt de onderzoeker precies met het begrip?
2. Operationele definitie: het kiezen/bepalen van het meetinstrument; hoe gaat
de onderzoeker dit begrip meten?
Wanneer een fysiek kenmerk of een theoretisch begrip eenmaal is geoperationaliseerd,
resulteert dit in een variabele (met numerieke waarden).
VERSCHILLENDE VARIABELEN
Alle variabelen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten:
1. Categorische variabelen: de waarden geven groepen/categorieën aan
2. Kwantitatieve variabelen: de waarden geven een hoeveelheid aan
Het meetniveau van een variabele bepaalt welke statistische tools je kunt gebruiken.
2