Ik heb met deze samenvatting een 8.5 voor het tentamen gehaald. Het is een uitgebreide samenvatting van week 1 tm 7. Alles wordt stap voor stap uitgelegd, en het is makkelijk te lezen. Daarnaast is het ook een overzichtelijke samenvatting van contractenrecht.
SBR 3 nrs 1 – 21 – Algemene inleiding
SBR 3 nrs 22 – 75 - Totstandkoming
SBR 3 81 – 124 – vertegenwoordiging en volmacht
SBR 4 5 – 25 – de verbintenis in het algemeen
Algemene inleiding
Het ontbreken van een begripsomschrijving van het begrip rechtshandeling, neemt niet weg
dat de wet aanwijzingen bevat over wat de wetgever zich bij het verschijnsel
rechtshandeling heeft voorgesteld. Artikel 3:33 geeft aan wat voor een rechtshandeling
nodig is: een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een
verklaring heeft geopenbaard. Het wezenskenmerk van de rechtshandeling komt hierdoor
aan het licht: haar gerichtheid op een of meer rechtsgevolgen. In de literatuur wordt de
rechtshandeling dan ook vaak gedefinieerd als een handeling die op rechtsgevolg is gericht,
of een handeling waarmee rechtsgevolg wordt beoogd. Daarbij is onder rechtsgevolg te
verstaan het ontstaan, gewijzigd raken of tenietgaan van een bepaalde juridische relatie.
Rechtshandelingen versus andere handelingen
Het gegeven dat zij op het intreden van rechtsgevolg moet zijn gericht, onderscheidt de
rechtshandeling van gewone handelingen. Een onrechtmatige daad is weliswaar een voor
het recht relevante handeling, en roept ook een rechtsgevolg in het leven (er ontstaat een
verbintenis tot schadevergoeding) maar daarmee is zij nog geen rechtshandeling: het gedrag
is hier op puur feitelijk gevolg gericht. Rechtshandelingen zijn uitsluitend de handelingen die,
naar hun aard gericht zijn op een of meer rechtsgevolgen.
Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen
De rubriek van de rechtshandelingen kan worden ontleed in meerzijdige en eenzijdige
rechtshandelingen.
Meerzijdige rechtshandeling is een rechtshandeling – dus een op rechtsgevolg gerichte
handeling – die door meer dan 1 persoon wordt verricht. Bijvoorbeeld de overeenkomst.
Eenzijdige rechtshandeling is een rechtshandeling die door slechts 1 persoon tot stand
wordt gebracht. Voor de geldigheid van veel van deze eenzijdige rechtshandelingen is
vereist, dat de bewuste handeling tot een bepaalde andere persoon wordt gericht. Die
andere persoon brengt de handeling niet zelf mede tot stand (zijn instemming is niet nodig,
maar hij fungeert als ontvanger van de verklaring. Te denken is bijvoorbeeld aan de
vernietiging van een koopovereenkomst of aan de opzegging van een huur- of
arbeidscontract.
Eenzijdige niet-gerichte is een rechtshandeling waarbij voor de totstandkoming de
instemming van een andere persoon of de ontvangst van een persoon niet noodzakelijk is.
Bijvoorbeeld het maken van een testament en de verwerping of aanvaarding van een
erfenis.
De obligatoire overeenkomst
,Een overeenkomst in de zin van titel 6.5 is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of
meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (artikel 6:213 lid 1).
Iedere overeenkomst is een rechtshandeling, maar niet iedere rechtshandeling is een
overeenkomst. Volgens de omschrijving van artikel 6:213 lid 1 wordt de overeenkomst
gekenmerkt door haar verbintenisschepende (obligatoire) karakter.
Een overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide partijen een verbintenis op zich
neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover jegens
haar verbindt. Overeenkomsten die niet aan deze omschrijving voldoen, heten eenzijdig.
Overeenkomsten die zijn recht op een rechtsverhouding te doen ontstaan voor bepaalde of
onbepaalde tijd staan bekend als duurovereenkomsten (zoals huur).
Grondbeginselen van contractenrecht
Het recht betreffende de obligatoire overeenkomst wordt beheerst door een drietal – met
elkaar samenhangende – grondbeginselen: de contractsvrijheid, de vormvrijheid (het
consensualisme) en de verbindende kracht van de overeenkomst (pacta sunt servanda).
Tezamen genomen leiden deze principes tot het uitgangspunt dat iedere overeenkomst, hoe
ook gesloten, rechtens als verbindend zal worden aangemerkt.
- Contractsvrijheid houdt in dat het partijen vrijstaat een overeenkomst te sluiten met
wie zij wensen, met de inhoud welke zij wensen, en op het moment dat zij wensen.
De contractsvrijheid vindt zijn grens waar de uitoefening ervan in een concrete
situatie in conflict komt met een belang van hogere orde. Dan verklaart artikel 3:40
de overeenkomst nietig in geval van strijd met een dwingende wetsbepaling, met de
goede zeden of met de openbare orde.
- Consensualisme en verbindende kracht. Het tweede grondbeginsel, dat van de
vormvrijheid, is neergelegd in artikel 3:37 lid 1: tenzij anders is bepaald kunnen
verklaringen in iedere vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen
besloten liggen. Omdat voldoende is dat op enigerlei wijze consensus
(wilsovereenstemming) tot uitdrukking komt, wordt dit beginsel wel als dat van het
consensualisme aangeduid.
Niet-obligatoire overeenkomsten
Een liberatoire overeenkomst is een overeenkomst waarbij partijen een of meer tussen hen
bestaande verbintenissen tenietdoen; een voorbeeld vormt de afstand van een
vorderingsrecht op de voet van artikel 6:160.
Op het terrein van het overeenkomstenrecht is ook inspirtatie te putten uit een drietal
internationale studies die de afgelopen decennia het licht hebben gezien: de Principles of
International Commercial Contracts (PICC), de Principles of European Contract Law (PECL) en
het Draft Common Frame of Reference (DCFR) zijn aanbevelingen en hebben geen
bindende werking.
Hoofdstuk 2 – totstandkoming
Het begrip totstandkoming duidt het feit aan dat de rechtshandeling doet ontstaan. Het
inzicht dat de rechtshandeling keuzevrijheid van het individu veronderstelt, heeft de
,rechtswetenschap geïnspireerd tot de theorie van wilsverklaring, waarvan de essentie is
weergegeven in artikel 3:33.
De rechtshandeling is meer dan de uitoefening van een keuzevrijheid door een individueel
rechtssubjecten alleen; de wilsverklaring richt zich tot anderen die bij het bepalen van hun
positie op de inhoud ervan afgaan. Bescherming van het vertrouwen van hen die bij de
rechtshandeling betrokken zijn (als wederpartij, geadresseerde of derde), is om die reden
een tweede leidend beginsel van de regeling van de totstandkoming (artikel 3:35 en 36).
Vorm van de verklaring
Wat het gevolg is van de overtreding van een wettelijk vormvoorschrift staat in artikel 3:39.
Behalve de wet kan ook een voorafgaande rechtshandeling het in acht nemen van een
bepaalde vorm voorschrijven: de algemene voorwaarden bijvoorbeeld.
Stilzwijgende verklaring
Volgens artikel 3:37 lid 1 kunnen verklaringen ook in een of meer gedragingen besloten
liggen. Met een handgebaar of een hoofdknik kan met zijn wil evengoed verklaren als met
woorden stilzwijgende wilsverklaring.
Niet alleen wat de inhoud van de wilsverklaring aangaat, maar ook wat betreft de vraag of er
wel een wilsverklaring is afgelegd, is de wilsvertrouwenleer (artikel 3:33-35).
Ontvangsttheorie
‘Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die
persoon hebben bereikt’ (artikel 3:37 lid 2). Dat betekent in de eerste plaats dat de
verklaring die de wederpartij niet of niet tijdig bereikt, nimmer werking verkrijgt. De
afzender heeft weliswaar zijn wil verklaard, maar hij heeft dat niet gedaan ten opzichte van
zijn wederpartij. Uit artikel 3:37 lid 3 volgt behalve dat de verklaring die de wederpartij niet
of niet tijdig bereikt geen werking heeft, ook dat het moment van bereiken beslissend is voor
het tijdstip waarop de verklaring haar werking krijgt en waarop derhalve de rechtshandeling
tot stand komt (ervan uitgaande dat aan de geldigheid van de rechtshandeling niets in de
weg staat).
De in artikel 3:37 lid 3 neergelegde opvatting dat het moment van ontvangst beslissend is,
duidt men aan als de ontvangsttheorie. Het arrest Centavos/ Stichting Nieuwenhuis aan de
begrippen ‘bereiken’ en ‘ontvangen’ een normatieve betekenis en gaat het er volgens dat
arrest om of de verklaring een adres heeft bereikt waarvan de afzender redelijkerwijs mocht
aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt.
Wat in het geval van toepassing van de risicocorrectie het moment is waarop de
rechtshandeling tot stand komt, zegt artikel 3:37 niet. Voor het geval van een niet of niet
tijdig ontvangen aanvaarding, gaat artikel 6:224 uit van het tijdstip waarop de aanvaarding
zonder de storende omstandigheid zou zijn ontvangen.
Het intrekken van een verklaring
Een verklaring die nog niet is ontvangen, kan men intrekken door haar met een door een
sneller communicatiemiddel overgebrachte verklaring ‘in te halen’; de verklaring houdende
intrekking moet de wederpartij eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring
, bereiken (artikel 3:37 lid 5). De mogelijkheid van intrekking hangt samen met het beginsel
dat een verklaring eerst door ontvangst haar werking krijgt. Zolang de in te trekken
verklaring nog niet is ontvangen, werkt ze niet en intrekking voorkomt dat ze bij ontvangst
alsnog zal oden.
De wilsvertrouwenleer
Bij het vraagstuk van de totstandkoming van rechtshandelingen is de theorie van de
wilsverklaring het uitgangspunt. De verklaring moet de uitdrukking zijn van een op een
rechtsgevolg gerichte wil. Volgens artikel 3:35 gaat de uiterlijke schijn van de verklaring
boven de interne wil van de handelende persoon, voor zover de wederpartij (of
geadresseerde) er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat de verklaring welgemeen was.
Vertrouwde de wederpartij inderdaad gerechtvaardigd, dan komt de rechtshandeling tot
stand, ondanks het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil. Het stelsel
van artikel 3:33 en 3:35 pleegt men aan te duiden als de ‘wilsvertrouwenleer’.
Voor de wilsleer is de interne wil van de handelende persoon van doorslaggevend belang.
Op grond van de theorie van de wilsverklaring moet hij intussen zijn wil verklaren, zodat bij
het uiteenlopen van wil en verklaring geen rechtshandeling tot stand komt conform zijn wil.
Bij gebreke van een overeenstemmende wil blijft de verklaring zonder gevolg.
Het andere uiterste wordt gevormd door de verklaringsleer. In deze opvatting is alleen de
verklaring van belang. De rechtshandeling komt tot stand conform hetgeen de handelende
persoon heeft verklaard, of de verklaring nu overeenstemde met de interne wil of niet.
Volgens de vertrouwensleer is voor het tot stand komen van de rechtshandeling het
vertrouwen van de wederpartij doorslaggeven. Mocht zij op grond van de verklaring
vertrouwen dat jegens haar een bepaalde prestatie zou worden verricht, dan is die persoon
die deze verklaring aflegde tot het verrichten van die prestatie gehouden. In tegenstelling tot
de vertrouwensleer betrekt de in artikel 3:33-35 neergelegde wilsvertrouwenleer het
vertrouwen, in plaats van op de toegezegde prestatie, op de wil van de handelende persoon
om zich te binden.
Oneigenlijke dwaling
Wil en verklaring kunnen in allerlei opzichten uiteenlopen. De belangrijkste gevallen zijn die
van wat men ‘oneigenlijke dwaling’ noemt: partijen hadden een onjuiste voorstelling
(dwaalden) omtrent de inhoud van de door hen uitgewisselde verklaringen. Oneigenlijke
dwaling moet men onderscheiden van de in artikel 6:228 geregelde (eigenlijke) dwaling. In
het geval van oneigenlijke dwaling heeft de verkeerde veronderstelling van de dwalende
betrekking op de betekenis van de afgelegde verklaring, in het geval van artikel 6:228 slechts
op de eigenschappen van het object waarop de afgelegde verklaring betrekking heeft of van
de persoon tot wie de verklaring zich richt: in geval van artikel 6:228 stemmen wil en
verklaring dus overeen.
Op de verklaring die zich richt tot een niet-bedoeld persoon (afdwaling) zijn derhalve de
artikelen 3:33 en 3:35 van toepassing; op de verklaring die zich richtte tot een persoon die
bepaalde veronderstelde eigenschapen mist (persoonsdwaling) daarentegen 6:228.
Gevallen van oneigenlijke dwaling
a. De inhoud van de verklaring berust op een verspreking of verschrijving de
verkoper die een prijs van 100 EUR noemt maar 100 dollar bedoelt, wil niet wat hij
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller denisemollee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.20. You're not tied to anything after your purchase.