100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802) $6.51   Add to cart

Summary

Samenvatting - Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de cursus inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802) op volgorde van de studietaken met alle tentamenstof uit de cursus en bijbehorende reader en podcasts. Ik heb het tentamen zelf met een 8.3 gehaald.

Preview 4 out of 42  pages

  • November 28, 2024
  • 42
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Inleiding in de wetenschappelijke methode

Studietaak 0, Wat is kennis?
Wetenschap is een manier om tot kennis te komen; maar wat is kennis dan precies? Epistemologie houdt zich bezig met
vragen naar kennis; ook wel kennisleer. De wetenschap is dus een specifieke epistemologische benadering, en een
voortvloeisel uit de klassieke filosofie. Kennis heeft de volgende criteria: 1) Het is een opvatting; 2) De opvatting moet waar
zijn; 3) er moet een rechtvaardiging bestaan voor de opvatting. Bij complexe beweringen, is het moeilijker om met
zekerheid te beweren dat een opvatting daadwerkelijk kennis betreft. Een vraag is of en hoe we kunnen bepalen welke
opvattingen kennis betreft; onthoud wat kennis in de kern is: een opvatting, die waar en gerechtvaardigd is.
Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor nieuwe of aangepaste opvattingen te komen en levert ons nieuwe kennis op.
Meningen, zijn ook een soort opvatting; maar ze hebben een gebrekkige rechtvaardiging voor de opvatting; maar het is ook
niet nodig om een sterke rechtvaardiging ervoor te geven. Er is wel een verschil tussen meningen die geen enkele
rechtvaardiging hebben (zoals, blauw is de mooiste kleur) en meningen die enigszins gerechtvaardigd kunnen worden; aan
de hand van argumenten.

Twijfel en zoektocht
In 1877 schreef Charles Sanders Peirce (filosoof) het artikel ‘The fixation of belief’; waarin stond dat de mens van nature
bepaalde zekere opvattingen over de wereld wil hebben en dat twijfel over bepaalde opvattingen een gevoel van onrust
veroorzaakt. De mens kan zich daardoor in twee bepaalde toestanden bevinden: een overtuigingstoestand en een toestand
van twijfel. Bij twijfel voel je je onrustig, en wil je meteen is doen; op zoek gaan naar een opvatting die de twijfel wegneemt.
Dit kon volgens Peirce het best behaald worden via wetenschappelijk onderzoek, maar er zijn ook alternatieve methoden:
Methode van volharden en vermijden, het voorkomen dat je aan info blootgesteld wordt die voor twijfel over de opvatting
kan zorgen; alle situaties en personen die twijfel in ons kunnen oproepen gaan we uit de weg. Bv: Interactie op de werkvloer
wanneer die ene collega eigenlijk geen zin heeft om nieuwe suggesties voor een bepaalde aanpak te horen.
Methode van autoriteit, je kan opvattingen ook ‘fixeren’, door een beroep op autoriteit te doen. Bv. dat je op tv meerdere
professoren en artsen iets hoort zeggen, en dan zelf ook overtuigd wordt van de opvatting. Hierbij leggen we dus de
verantwoordelijkheid voor de vorming van onze overtuigingen deels bij de mensen om ons heen; bv. doen wat de monteur
zegt wat betreft de auto, of de behandeling doen die de tandarts voorstelt.
A-priori-methode, wanneer het niet mogelijk is om twijfel te voorkomen door blootstelling aan info via andere personen,
dan komt deze methode van toepassing; je laat je overtuiging afhangen van dergelijke voorkeuren. Het is te begrijpen in
termen van smaak; sommige opvattingen bezitten eigenschappen die hen aantrekkelijk maakt (dat klinkt logisch, of wat een
geruststellend idee) of lijken anderszins goed aan te sluiten bij bepaalde voorkeuren en opvattingen die we hebben.
Wetenschappelijke methode, dit is de relatief beste (niet de makkelijkste) methode om twijfel over onze opvattingen te
verminderen, onder het mom van the truth is out there. Peirce stelt dat onze opvattingen onafhankelijk van de werkelijkheid
bestaan. Om onze opvattingen meer in lijn met deze werkelijkheid te krijgen, kunnen we actief zoeken naar empirische
gegeven om onze opvatting te toetsen. Het verzamelen van nieuwe data over de wereld, om zo opvattingen te vormen die
meer stroken met de werkelijkheid, is de essentie van wetenschap.

Wetenschap als zoektocht naar kennis
Er is niet één wetenschappelijke methode, de moderne wetenschap hanteert verschillende methoden. Ryle (filosoof) sprak
in zijn boek The concept of mind over het verschil tussen weten dat (fundamenteel onderzoek) en weten hoe (toegepast
onderzoek); dit onderscheid is handig om de verschillende doelen van wetenschap te begrijpen. Bv. dat iemand kan weten
dat het brein uit allerlei verschillende structuren bestaat en deze wellicht op detailniveau benoemen, maar daarmee is niet
bekend hoe deze kennis gebruikt kan worden om een depressie te behandelen.
Fundamenteel onderzoek: het doel om kennis en begrip te verkrijgen; deze onderzoekers rapen willekeurige stukjes kennis
bij elkaar; beschrijven systematisch de werkelijkheid; en verklaren waarom dingen zijn zoals ze zijn. Dit gebeurt meestal
door het construeren van hypothesen en theorieën die kunnen bijdragen aan het verklaren van het fenomeen. In de
psychologie zijn er meerdere theorieën ontwikkeld die proberen te verklaren waarom mensen bepaald gedrag vertonen.
Toegepast onderzoek: hierbij legt de onderzoeker niet de nadruk op het beschrijven of verklaren van bepaalde fenomenen,
maar op het uitoefenen van controle op bepaalde gebeurtenissen of fenomenen, of het inzetten van kennis om technologie
te ontwikkelen. Dus de verworven kennis wordt toegepast, om dingen op te lossen, verbeteren of ontwikkelen. Toegepaste
gezondheidspsychologen willen die kennis over gedrag gebruiken om mensen aan te zetten om gezonder te worden.
Fundamenteel en toegepast onderzoek zijn met elkaar in samenspel. In de zoektocht naar kennis leunt de wetenschapper
niet alleen op eigen onderzoek, maar ook op het onderzoek van anderen, via de wetenschappelijke literatuur. Het is
belangrijk dat je tijdens het gebruiken van literatuur of andere bronnen, goed oog houdt op de kwaliteit en
betrouwbaarheid van dergelijke bronnen. Je kan dan de CRAAP-criteria hanteren; currency (recent), relevance (relevantie),
authority (autoriteit van de auteur), accuracy (nauwkeurigheid) en purpose (doel van de auteur bij het schrijven)

Definities van wetenschap, een eenduidig antwoord op de vraag ‘wat is wetenschap’ is moeilijk te formuleren; Wetenschap
wordt gekenmerkt door de methoden en werkwijzen die zij hanteert; het is een traditie met een eigen geschiedenis. Een
alledaagse definitie van wetenschap: een verzameling van kennis die afkomstig is van de zintuigen; een belangrijk kenmerk
is dat het empirisch is: werken op basis van ervaringen en waarnemingen. Dit in tegenstelling tot de leunstoel-filosoof: dit
door logische analyse tot nieuwe inzichten probeert te komen. Het empirische karakter heeft een lange geschiedenis, met

,als start de wetenschappelijke revolutie (halverwege de 16 e eeuw), toen Copernicus voorstelde om het geocentrisch model
(de aarde als middelpunt van het universum) ter vangen door het heliocentrisch model (de zon als middelpunt). Belangrijk
bewijs voor dit nieuwe model, werd gegeven door Galileo Galilei aan de hand van directe waarnemingen via de door hem
ontwikkelde telescoop. Maar wetenschap is meer dan een verzameling van empirische kennis; het gebruikt en leunt ook op
theorie: ideeën, gedachten en modellen. Er is een complex samenspel tussen theorie en empirie.

Wetenschap: normatief versus descriptief
Objectiviteit is belangrijk binnen de wetenschap. In hoeverre de wetenschap daadwerkelijk een dergelijk objectief karakter
kan aannemen, is een punt van discussie. Logisch-positivisten stellen dat kennis vrij moet zijn van waardeoordelen en niet-
verifieerbare claims.
Het is goed om onderscheid te maken tussen descriptieve (wat is) en normatieve (wat wenselijk is) uitspraken. De wereld
van ‘wat is’ bestaat in principe los van de wereld van ‘wat wenselijk is’. Voorbeelden van descriptieve ‘wat is’- beweringen
zijn: ‘sporters leven langer’, ‘rokers leven korter’, en ‘een IQ van 90 is beneden gemiddeld. Voorbeelden van normatieve ‘wat
wenselijk is’-beweringen: ‘je moet voldoende sporten, want dat is gezond’, ‘je moet niet roken, want dat is ongezond’. Bij
deze laatste voorbeelden wordt dus een normatief oordeel gekoppeld aan een descriptieve uitspraak. Het is niet
vanzelfsprekend om een descriptieve uitspraak zomaar door te trekken naar een normatieve uitspraak. Sommigen vinden
dat de wetenschap zich enkel moet richten op descriptieve uitspraken, zonder zich bezig te houden met normatieve
oordelen; dat past meer bij de filosofie. Anderen stellen dat het onvermijdelijk is dat wetenschappelijke uitkomsten
bepaalde normatieve implicaties hebben.

Studietaak 1, wetenschappelijke revolutie
De vraag hoe wij de wereld kunnen leren kennen, duikt als eerst concreet op bij de oude Grieken rond 600 voor Christus; ze
waren niet de enige of eersten, de antieke Chinese en Indiase denktradities hielden zich hier ook mee bezig.
De katholieke kerk formuleert op basis van Aristoteles het Aristotelische-Christelijke wereldbeeld: beschrijft hoe het
universum in een perfecte, goddelijke balans is, met de aarde als middelpunt; de enige die dit balans kan verstoren in de
mens. Het doel is hierbij niet om achter de ware aard van de wereld te komen, maar om de zondige mens voor te schrijven
hoe de wereld en de plaats van de mens, begrepen moet worden. Kritische vragen over hoe de wereld nu echt is,
verdwijnen naar de achtergrond.
Na de middeleeuwen ontstaat de wetenschappelijke revolutie: het dogmatische kerkelijke wereldbeeld werd verlaten en
men ging de wereld op een meer mechanisme manier zien. Deze mechanisering van het wereldbeeld maakte ook de
wetenschappelijke studie van die wereld mogelijk; het begin van deze revolutie wordt meestal gewezen naar de publicatie
De Revolutionibus Orbium Coelestium van Nicolaus Copernicus (1543): Hierin beschrijft hij een heliocentrisch model van
ons zonnestelsel, om zo de bewegingen van planeten, maan en zon op een veel eenvoudigere manier te verklaren dan het
algemeen geaccepteerd, meer dan 1000 jaar oude, geocentrisch model van Claudius Ptolemaeus.
Als reactie op deze gebeurtenissen, komen o.a. Johannes Kepler en Galileo Galilei in actie, die met verdere mathematische
modelering en uitgebreide observaties het wereldbeeld van Copernicus ondersteunen; en sluit af met Isaac Newton die in
zijn Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (1687) het principe van zwaartekracht omschrijft, en laat zien hoe met
een drietal eenvoudige natuurwetten de beweging van alle objecten kan worden beschreven. Nadat hij de klassieke
mechanica ontwerpt, is daarmee de mechanisering van het wereldbeeld in de natuurkunde en feit. De publicatie van On
the Origin of Species door Charles Darwin kan aangewezen worden als de voltooiing van de wetenschappelijke revolutie.
O.a. Wilhelm Wundt, William James en Sigmund Freud zijn de grondleggers van de moderne psychologie. Als het gaat om
het systematisch mechaniseren van ons mensbeeld, heeft Skinner veel invloed gehad met zijn behavioristische programma;
maar kan ook aangewezen worden als de voltrekking van de wetenschappelijke revolutie in de psychologie.

De wetenschappelijke geschiedenis in hoofdlijnen
600 v. CHR. – 200 v. CHR.: Griekse filosofie vormt de basis voor ons wetenschappelijk denken met de tegenstelling tussen
rationalisme en empirisme.
200 v. CHR. – 500 n. CHR: Romeinse filosofie baseert zich op de oude Grieken en richt zich vooral op praktische zaken als
ethiek, recht en politiek.
500 - 1500: Middeleeuwse geestelijken vermengen kerkelijke dogma’s met antieke filosofie om christelijke wereldbeeld te
ondersteunen.
1500 – 1700: Wetenschappelijke revolutie vindt plaats waarin het Aristotelische-Christelijke wereldbeeld wordt vervangen
door het mechanisme wereldbeeld.
1700 – 1800: Periode van de Verlichting waarin dogmatisch geloof in autoriteiten wordt ingeruild voor het gebruik van het
kritisch verstand.
1800 – heden: Moderne tijd waarin de wetenschap een hoge vlucht neemt en aanzet tot de industriële en digitale
revolutie.

De wetenschappers en filosofen
Socrates – 470 v.Chr. – 400 v.Chr. scepticisme
Plato – 427 v.Chr. – 347 v.Chr. rationalisme
Aristoteles – 384 v.Chr. – 322 v.Chr. empirisme
Francis Bacon – 1561 – 1626 combinatie van rationalisme en empirisme; idolen

,René Descrates – 1596 – 1650 rationalisme; cogito ergo sum
John Locke – 1632 – 1704 empirisme; primaire en secundaire kwaliteiten
George Berkeley – 1685 – 1753 idealisme; esse est percipi
David Hume – 1711 – 1776 empirisme; wetenschap als mensenwerk
Immanuel Kant – 1724 – 1804 transcendentaal idealisme; synthetisch a priori
Charles Peirce – 1839 – 1914 pragmatisme; truth is what works

Het correspondentieprobleem
De wereld verandert niet werkelijk; het is onze kijk op de wereld die verandert. Het menselijk vermogen om kennis te
vergaren van de wereld, is deels de essentie van de wetenschappelijke revolutie; en dat dit gaat via ons feilbaar perceptueel
en cognitief systeem. Dit zorgt voor een onderscheid in de wetenschapsfilosofie; het verschil tussen ontologie en
epistemologie. Ontologie: ons standpunt over de aard van de werkelijkheid waarin we leven, het beschrijft hoe wij denken
dat de realiteit in essentie is. Bij epistemologie: ons standpunt over hoe we de werkelijkheid kunnen leren kennen; gaat het
juist niet om de wereld zelf, maar over de manier waarop wij iets kunnen weten over de wereld. Het ontologische
uitganspunt van Skinner leidde tot het epistemologische standpunt dat het niet nodig is om in die machine te kijken; maar
dat om te onderzoeken hoe die machine leert van de omgeving, je alleen maar variatie hoeft aan te brengen in de externe
prikkels die de machine moet verwerken, om vervolgen te observeren po welke manier dat leidt tot veranderingen in het
gedrag dat de machine vertoont. Het mechanistische mensbeeld leidde tot een onderzoeksprogramma van experimentele
manipulatie en gedragsobservatie.
De totale verzameling van info-uitwisseling zou je de correspondentie kunnen noemen; als die uitwisseling compleet is, is er
een volledige afstemming en kun je spreken over een perfecte correspondentie. Het probleem van de wetenschapper is
deze correspondentie met de wereld; Correspondentieprobleem: draait om de vraag hoe de inhoud van ons bewustzijn
samenhangt met de werkelijkheid. Hoe is de mens in staat om de materiële wereld te leren kennen, en hoe kunnen we
achterhalen of onze ideeën hierover samenhangen met die werkelijkheid zelf;

De Griekse oudheid
Socrates zijn standpunt is, dat we nooit zekere kennis zullen bezitten; het scepticisme: zeker weten dat je niet weet; want
iedereen kijkt vanuit een ander perspectief naar dingen, en zal daardoor een andere werkelijkheid zien. Zijn antwoord op
het correspondentieprobleem was dan ook; we kunnen niet zeker weten of de kennis in ons bewustzijn correspondeert met
de wereld buiten ons bewustzijn. Een scepticus gaat dus niet uit van waarheden, maar staat onderzoekend in de wereld.

Rationalisme en deductie, Plato heeft een kritische reactie op het scepticisme van zijn leraar Socrates; hij vind de empirie
ook onbetrouwbaar, maar hij legt zich hier niet bij neer. Zijn standpunt is, dat we kennis moeten ontlenen aan het verstand,
omdat we in dit verstand aangeboren zekerheden bezitten (en ons zintuigelijk systeem is imperfect); dit is het rationalisme;
een rationalist gaat dus uit van het denken. Deze ware aard van de werkelijkheid, noemt hij de wereld van de Ideeën; hij
gaat ervanuit dat deze ideeënwereld zich door een vorm van reïncarnatie in ons nestelt; en door het herinneren van de
kennis, komt het terug in ons verstand. We leren dus nooit iets nieuws, we herinneren alleen maar wat al in ons aanwezig is.
Ook gebruikt hij een vorm van deductie: een redenering van een algemeen principe naar specifieke gevallen.
Een vorm hiervan is syllogisme, bestaande uit twee premissen: majorpremisse: algemene kennis en de minorpremisse:
kennis die de majorpremisse met een specifieke instantie verbindt, en een conclusie. Voorbeeld: 1. Alle mensen zijn
sterfelijk (major); 2. Jeroen is een mens (minor); 3. Dus, Jeroen is sterfelijk (conclusie). Je kan niet de onderdelen van de
syllogisme door elkaar halen, dan wordt de geldigheid van de redenering aangetast. Dat kan leiden tot het fundamentele
probleem van deductie: uit geldigheid volgt niet per definitie waarheid. En daarnaast levert het nooit nieuwe kennis op.

Empirisme en inductie, Aristoteles, leerling van Plato, vind dat we juist zintuigen moeten gebruiken, dit is het empirisme.
We moeten de wereld waarnemen om nieuwe kennis op te doen over de wereld; en dat we door al die specifieke kennis
samen te voegen komen tot een opvatting in de vorm van een wereldbeeld. Hij stelt dat we geboren worden als tabula rasa
(blanco kleitablet), waarop de omgeving indrukken achterlaat nadat we onze ogen openen. Bij het empirisme beredeneren
we vanuit inductie: een specifieke observatie naar een algemene opvatting; en door deze met elkaar te verbinden, stapelen
we specifieke zekerheden op tot algemene kennis. Voorbeeld: 1. Socrates is een mens en is sterfelijk; 2. Plato is een mens en
is sterfelijk; 3. Koningin Elizabeth is een mens en is sterfelijk 4. …; 5. Dus, alle mensen zijn sterfelijk. De verschillende
observaties, zorgen er dus voor dat we een veronderstelling vormen over de wereld. Maar de beperking is, dat je met elke
observatie die je veronderstelling bevestigd, de waarschijnlijkheid van je veronderstelling verhoogt, maar hem nooit met
zekerheid waar maakt. Alleen waarnemingen zijn dus niet voldoende om tot kennis over de wereld te komen; we bereiken
algemene kennis met behulp van onze intuïtie: hij stelt dat dit een speciale eigenschap van onze geest is, die helpt om op
basis van een aantal waarnemingen toch tot algemene kennis te komen.

Sprong door de tijd
De discussie over werkelijkheid en waarheid verdwijnt naar de achtergrond. Het Europese machtscentrum verschuift van
Athene naar Rome, waardoor Latijns meer de voertaal in de filosofie wordt en raakt de Griekse kennis in onbruik; de
denkbeelden uit de Griekse filosofie worden erg aanbeden, en vormen de grondslag voor de Romeinse ethika en politika,
die voorschrijft hoe men zich moet gedragen en hoe de samenleving georganiseerd moet worden. Als het Romeinse Rijk
uiteenvalt, verschuift de aandacht in de filosofie naar Plato; dit sluit goed aan bij het Christendom, omdat God dan de

, veroorzaker van alles is. Deze vermenging van antieke filosofie en christelijke dogma’s neemt in de middeleeuwen steeds
sterke vormen aan. Naarmate het Heilige Roomse Rijk zicht uitbreidt, vindt er een kentering plaats in deze ontwikkeling;
mensen komen in aanraking met aangrenzende culturen, en er worden vele originele Griekse werken teruggevonden, die
inmiddels doorontwikkeld zijn. In deze periode, waarin de kerkelijke filosofie zich weer gaat vermengen met het wereldlijke
leven, wordt ook de herwonnen kennis over het werk van Aristoteles belangrijk gevonden; dit is een eerste aanwijzing dat
de filosofie zich weer gaat bezighouden met wereldse zaken. Vanaf dat moment verschijnen en langzaam barsten in het
heersende kerkelijke wereldbeeld, wat leidt tot de publicatie van Copernicus in 1543.

Francis Bacon, de ware revolutie van Copernicus zit niet in de kennis zelf, maar in de verandering van het denken en de
manier waarop; gebaseerd op observaties en logica, hij onttrekt zich aan de heersende opvattingen en baseert het op zijn
eigen waarnemingen en denken. Hiermee legt hij de basis voor ons begrip van de natuur, die de industriële revolutie zal
uitlokken. Het wereldbeeld wordt niet langer bepaald door autoriteit en dogmatiek, maar door empirie en ratio. Deze
revolutie is goed te zien in het werk van Francis Bacon, hij pleit voor een nieuwe methode van systematische
kennisvergaring die tot praktische vooruitgang moet leiden in het menselijke begrip van de wereld waaruit concrete
verbeteringen kunnen volgen. Hij publiceert Novum Organum, waarin hij stelt dat om de werkelijkheid te begrijpen we niet
moeten luisteren naar dogma’s en autoriteiten, maar naar de werkelijkheid zelf; door de wereld te observeren. Hij is dus
een empirist, maar minder radicaal; hij vond namelijk niet dat we tabula rasa zijn waarop zomaar kennis wordt verzameld;
maar juist dat de kennis die wij opdoen via onze zintuigen fundamenteel vertekend raakt.
Deze vertekeningen worden veroorzaakt door idolen (bias); deze zijn verankerd in onze geest en zorgen ervoor dat wij niet
onbevooroordeeld naar de wereld kunnen kijken. Hij beschrijft vier categorieën van dergelijke vertekeningen:
1. De idola tribus (idolen van de stam): de aangeboren neiging om te snel conclusies te trekken en daaraan vast te houden,
of om onze neiging om successen uit te vergroten en mislukkingen te negeren. Ook zijn onze zintuigen fysiologisch beperkt
waardoor we niet alles kunnen waarnemen.
2. De idola specus (de idolen van de grot of het nest): persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding,
gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling; zoals de ongewone voorliefde voor specifieke
uitgangspunten, vastgeroeste gewoonten.
3. De idola fori (de idolen van de marktplaats): ontstaat door verwarrend taalgebruik; zoals onduidelijke betekenissen,
onzorgvuldig woordgebruik, de veronderstelling dat abstracties de werkelijkheid presenteren; dit leidt tot onjuiste
aannamen, lege discussies en taalspelletjes die geen betrekking hebben op de realiteit.
4. De idola theatri (de idolen van het theater): volgens Bacon zijn het niet meer dan fraaie theaterstukken, die niet
gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observaties, maar die we enkel accepteren op basis van hun autoriteit.
Als we kennis willen vergaren via de waarneming, dan moeten we deze idolen afwerpen, en als eerste de idolen van het
theater; het volgen van autoriteit is de grootste fout die een wetenschapper kan maken. De andere idolen zijn veel lastiger
van ons af te schudden; we moeten daarvoor eerst alert zijn op onze fouten, zorgvuldig observeren en nauwkeurig
redeneren, om te voorkomen dat we gemakzuchtig toegeven aan onze neigingen, gewoonten en taalspelletjes.
Bacon gebruikt hier een analogie over mieren, spinnen en bijen. De mier is een harde werker, maar verzamelt enkel stukjes
materie en gooit deze op een grote hoop; geen verbanden (empirist). De spin bouwt een prachtig spinnenweb, maar dat
louter samenstelt uit zijn eigen substantie; geen verbinding met de echt wereld (rationalist). Bacon stelt dat wetenschappers
zich als een bij moeten gedragen. De bij bouwt een mooie constructie (spin), maar doet dat met materiaal dat hij in de
wereld heeft verzameld (mier); vergelijkbaar moet een wetenschapper niet uitsluitend empiristisch of rationalistisch te
werk.

De vonk van de verlichting
Met de boodschap van Bacon dat nieuwsgierigheid en een constructieve kritische houding meer inzicht opleveren dan op
het vertrouwen van autoriteiten; breekt de periode de Verlichting aan. Dit was het loslaten van religie als bron van kennis
en de terugkeer van het kritische denken. Na Bacon kwamen er snel andere filosofen om te vertellen hoe wij onze kennis
over de wereld moeten begrijpen; Ze zijn allemaal op hun eigen manier bezig met het correspondentie probleem, en dus
met de vraag hoe de beelden in ons bewustzijn samenhangen met de realiteit buiten ons.
In de klassieke uitleg is de wetenschappelijke revolutie een proces dat eerst plaatsvond in de natuurwetenschappen, en dat
daarna overging naar de mechanisering van ons wereldbeeld; dat was een wijziging in onze ontologisch opvatting over de
aard van de wereld. De verlichting is een proces dat gebeurde in de filosofie, en ging over het gebruik van ons kritisch
verstand om tot inzicht te komen over de wereld; dit was een epistemologische discussie over hoe we de kennis over de
wereld kunnen verzamelen. Wetenschappelijke revolutie – ontologisch/ verlichting – epistemologisch.
De grens tussen deze twee processen ligt meestal rond 1700, maar in deze tijd vertoonden die processen ruimte overlap; de
mechanisering vond plaats in de biologie in de 19 e eeuw, en in de psychologie in de 20e eeuw; toen was de periode van
verlichting allang weer voorbij.

Rene Descrates, hij trekt de twijfel van Bacon extreem door. Hij stelt dat we onze zintuigen nooit kunnen vertrouwen; en dat
we ons verstand nodig hebben om dit op te lossen. Ook zegt hij dat als we die twijfel over alles doorzetten, net zolang tot
we iets tegenkomen waaraan niet te twijfelen valt, weten we zeker dat we een absolute waarheid hebben bereikt;
rationalisme: hij gebruikt het verstand om al zijn vooronderstellingen te beoordelen en terzijde te leggen zodra hij merkt dat
ze te betwijfelen zijn. Ook stelt hij dat we kunnen twijfelen over alles wat we denken; en wanneer we accepteren dat al onze
ervaringen feilbaar zijn, dan zijn alle zekere uitgangspunten feilbaar. Door op deze manier alles weg te redeneren bereikt hij

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FvAgteren. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.51
  • (0)
  Add to cart