100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting bestuurskunde jaar 1 $3.20
Add to cart

Summary

Samenvatting bestuurskunde jaar 1

10 reviews
 656 views  57 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting is gebaseerd op de hoorcolleges van bestuurskunde 1 en het boek 'Profiel van de Nederlandse overheid' van P.M. Wiebinga. In deze samenvatting wordt allereerst de geschiedenis van bestuur besproken en vervolgens wordt de begrippen 'overheid', 'algemeen belang' en 'beleid' duidelijk...

[Show more]

Preview 3 out of 21  pages

  • No
  • H2, h3, h4 en h5
  • March 24, 2020
  • 21
  • 2019/2020
  • Summary

10  reviews

review-writer-avatar

By: remys_96 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: rdnluijte • 1 year ago

review-writer-avatar

By: rensvredenbregt • 1 year ago

review-writer-avatar

By: charlotteisakroon • 2 year ago

review-writer-avatar

By: yousella • 3 year ago

review-writer-avatar

By: zuzannasikorazusja • 3 year ago

review-writer-avatar

By: timvandenberg3 • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting Profiel van de Nederlandse overheid bestuurskunde 1


Hoofdstuk 2;
Geschiedenis van bestuur
Staat moet voldoen aan 3 criteria om van een staat te kunnen spreken:
1. Er is sprake van (afgegrensd) grondgebied.
2. Er is een aanwezig (geaccepteerd) bestuursgezag. Hierbij speelt soevereiniteit (=
hoogste macht/gezag) een belangrijke rol.
3. Er moet een (te onderscheiden) staatsvolk zijn.
Er zijn twee pijlers die ten grondslag liggen aan de inrichting van hun bestuur: de scheiding
tussen kerk en staat & de scheiding van de drie machten. In vroegere tijden bestond er geen
scheiding tussen de kerk en staat; de kerk wás de staat. Tegenwoordig kennen we een
scheiding tussen beide, in ieder geval in de westerse samenleving.
Er bestaan een aantal verschillende soorten samenlevingen:
 Samenlevingen op basis van gelijkheid (denk aan: jagers-verzamelaarssamenleving)
 Samenlevingen met rangorde (denk aan: agrarische samenleving)
 Samenlevingen met gelaagdheid (denk aan: gelaagdheid van geestelijkheid, adel,
boeren en burgerij  standensamenleving)
3 machten (trias politica  Franse filosoof Montesquieu) die de basis vormen van het
staatsbestel:
1. Wetgevende macht
2. Uitvoerende macht
3. Rechtsprekende macht
Deze machten zijn in principe gelijkwaardig, daarom wordt er gesproken van horizontale
machtenscheiding. Elk van de machten kent eigen grondslagen, regels, bevoegdheden en
mechanismen om te corrigeren. Op rijksniveau (Nederland) de drie machten onderscheiden:
de Staten-Generaal (wetgevende macht), de ministeries (uitvoerende macht) en
onafhankelijke rechters (rechterlijke macht). Echter is dit niet helemaal strikt. Tot eind jaren
’80 bestond ‘administratief beroep’: een vorm van rechtspraak door de uitvoerende macht
zelf  geen sprake van onafhankelijke rechtspraak. Politici horen daarnaast rechterlijke
uitspraken niet te beïnvloeden.
Ambtenarenapparaat oftewel bureaucratie = 4e macht.  ze kunnen d.m.v. beleidsadviezen
de minister sterk sturen.
De media, lobbyisten en advies- en organisatieadviseurs worden ook machten genoemd. 
achter de schermen politieke besluitvorming beïnvloeden.

,Staatsinrichting Nederland 1848: vond grondwetswijziging (door Johan Rudolf Thorbecke)
plaats die het begin betekende van de ‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’  Grondwet die
bestaat uit klassieke grondrechten waar de overheid zich niet mee mag bemoeien (begin
‘moderne tijd’)  ontwikkelingen die de samenleving steeds complexer maken 
overheidsrol beperken tot garanderen van veiligheid (‘nachtwakersstaat’)  begin 20e eeuw
neemt rol v/d overheid toe door grote maatschappelijke problemen uit die tijd  Na WOII
gaat de overheid zich steeds meer met de samenleving bemoeien.
Codificatie = het op schrift stellen van recht, letterlijk ‘het maken van een boek’ wetten
opstellen die passen bij geconstateerde ontwikkelingen
Modificatie = aanpassen/sturen  de overheid wil continu inspelen op de ontwikkelingen in
de samenleving en mogelijk zelfs daarop vooruitlopen en ontwikkelingen beinvloeden
De overheid gaat de samenleving dus sturen en hier komt de ‘verzorgingsstaat’ uit voort
(sociale voorzieningen en sociale verzekeringen). De toenemende vergrijzig (kosten voor de
zorg omhoog), een verslechterde economische situatie (aantal werklozen en uitkeringen
stijgt) en veranderde maatschappelijke patronen (aantal eenpersoons- of kleinere
huishoudens neemt toe).
Huidige situatie: ‘post-verzorgingsstaat’  mag niet worden bezuinigd (vangnet voor
zwakkeren), maar tegelijkertijd is er herziening van dit stelsel nodig, omdat de overheid te
veel verantwoordelijkheden heeft genomen die bij mensen zelf horen 
verantwoordelijkheid moet meer bij de burger, de werknemer, of werkgever liggen  taken
worden waarschijnlijk steeds meer aan de markt overgelaten

Stroming Kernwoord
Liberalisme Vrijheidsbeginsel
Christendemocratie Christelijke beginselen
Socialisme Gelijkheidsbeginsel
Tabel 1: Stromingen in de Nederlandse politiek


Het begrip ‘overheid’
‘de overheid’ (één overheid) bestaat niet. De overheid bestaat uit ene heleboel verschillende
overheden. Elke overheidsorganisatie heeft zijn eigen doelstellingen en belangen. De
doelstellingen en belangen van verschillende overheden hoeven niet met elkaar in
overeenstemming te zijn. Toch is het niet fout om ‘de overheid’ te gebruiken, aangezien
bijna iedereen het zo zegt (spreektaal). De taak van de overheid is altijd ernaar streven om
één overheid te zijn.
Actoren = iedereen die betrokken is bij het beleidsproces.
Kenmerken van de Nederlandse overheid:
1. Scheiding van de 3 machten

, 2. Het is een gedecentraliseerde eenheidsstaat = veel taken en bevoegdheden zijn aan
andere overheidsorganen dan de centrale overheid toebedeeld. Decentralisatie = het
verdelen van de bevoegdheden tussen 3 bestuurslagen: rijksoverheid, provincies en
gemeenten (ook wel verticale machtenscheiding genoemd). Wanneer andere
overheidsorganen dan de centrale overheid een bepaald gebied besturen, is er
spraken van territoriale decentralisatie. Wanneer zo’n ander overheidsorgaan is
ingesteld ter behartiging van een bepaald doel, hebben we het over functionele
decentralisatie (bijvoorbeeld waterschap). Het rijk houdt schuil achter het begrip
‘eenheidsstaat’. Er is een zekere mate van centralisatie en samenhang. De provincie
heeft vooral een coördinerende taak. De gemeenten hebben vooral de uitvoerende
taak en staan het dichtst bij de burgers. Bij het bespreken van deze taken is het
begrip autonomie erg belangrijk. Dit betekent dat gemeenten en provincies hun
‘eigen huishouding’ hebben. Provincies en gemeenten hebben naast autonome taken
ook medebewindstaken. Medebewind = het uitvoeren van rijkstaken door de lagere
overheden. Tegenwoordig zijn er veel discussies over een vierde bestuurslaag in de
vorm van zelfstandige samenwerkingsverbanden (‘gewesten’)
3. Deconcentratie = het zich fysiek over ene land verspreiden van delen van de
overheid. Het zijn als het ware ‘filialen’ van een ministerie (bijvoorbeeld
belastingdienst). Het verschil tussen deconcentratie en decentralisatie is dat er bij
deconcentratie geen overdracht van taken en bevoegdheden plaats vindt. Motieven
voor deconcentratie:
 Communicatie met ‘Den-Haag’ verbeteren
 Grip krijgen op regionale zaken, door er fysiek dichterbij te gaan zitten
 Compromis tussen behoefte aan decentralisatie in de regio en behoefte van
het rijk om de touwtjes in handen te houden
Vormen van deconcentratie:
1. Inspecties; betrekking op toezicht, controle, coördinatie (denk aan: Inspectie van het
Onderwijs, Inspectie voor de Gezondheidszorg etc.)
2. Directies; technisch uitvoerend van aard (denk aan: regionale directies van de
Rijkswaterstaat)
3. Consulentschappen; voorlichting en advisering (veel consulentschappen zijn
inmiddels opgeheven)


Het begrip ‘algemeen belang’
Hoofdtaak overheid: behartigen van het algemeen belang. De overheid moet hierbij kiezen
uit deelbelangen. Geld en politieke winst spelen vaak een doorslaggevende rol. Iedere
afdeling of ieder individu binnen een organisatie heeft eigen doelstellingen. Het begrip ‘het
algemeen belang’ is dus niet eenduidig: vaak vindt er een afweging of soms zelfs een strijd
plaats tussen deelbelangen.
Het poldermodel: aan alle deelbelangen zover mogelijk is, tegemoet komen. Het
poldermodel leidt dus altijd tot compromissen, maar zelden tot heldere beslissingen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JuliaKoppelaar19. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20  57x  sold
  • (10)
Add to cart
Added