Hoofdstuk 4.1 – 4.10 (4.3 en 4.9 niet), 4.12 | 4.14 en 4.15
Hoofdstuk 6.1 – 6.3 | 6.5 – 6.6 | 6.10 – 6.14
Hoofdstuk 9.1 - 9.2 en 9.4 - 9.17 (Fig.9.16 en Fig. 9.19) | 9.21 en 9.23 – 9.24 (Fig. 9.34)
Hoofdstuk 11.1 – 11.2 | 11.6 – 11.7 en 11.11 | 11.13 – 11.14 en 11.16 | 11.18 – 11.20 en 11.22
Practicum Fagocytose
Werkgroep B-cellen (B-cel)
,IMM4 Hoorcollege maandag 11 november
Antilichamen zijn de liganden voor de effectorcelreceptoren
Plasmacellen scheiden antilichamen uit (humorale respons)
Antilichamen ondersteunt je innate immuunsysteem. Complementsysteem doet dit ook, maar dit is
<< minder specifiek.
Immunoglobuline is overkoepelende naam voor B cel receptor en antilichamen. Als immunoglobuline
vast zit is het een b cel receptor en als het wordt uitgescheiden een antilichaam
Hinge region zorgt voor flexibiliteit, zorgt dat antilichaam kan buigen en zorgt hiermee dus voor
optimale binding. Het zorgt er dus voor dat BEIDE kanten van het antilichaam beter kunnen binden,
dus de kant die op het antigen bindt en op het pathogeen/immuuncel
Immuuncellen (bv fagocyten) kunnen worden geactiveerd door de Fc staart van een antilichaam
Constante deel antilichaam (Fc staart, zware deel) bepaalt het isotype van je antilichaam
Afhankelijk van isotype heb je activatie van je effectorcel.
Variabele deel wordt ook wel Fab regio genoemd en constante deel wordt ook wel Fc regio genoemd
Isotype is belangrijk om de verschillende typen effectorcellen te activeren:
1. Neutralisatie
2. Opsonisatie
, 3. Complementsysteem ondersteunen
Dit wordt bepaald door de constante regio van het antilichaam.
B-cel kan een intact antigen binden. Hiervoor is de 3D structuur heel belangrijk. Alleen het peptide
doet dus (meestal) niks. Het moet gevouwen zijn.
Mentimeter vragen!!!
1. Deel van het antilichaam dat de binding tot een antigen bepaalt is het variabele deel, en dan
zowel de zware als de lichte keten.
2. Het type antigen dat een antilichaam kan binden zijn meestal intacte antigenen (niet alleen
multivalent, niet alleen monovalent en niet alleen lineaire).
▪ Chains are connected by the hinge-region
➢ Gives flexibility (IgG and IgA)
▪ Both chains consist of a variable and constant region
➢ Constant regions determine isotype and effector function
Isotypes: IgG | IgM | IgD | IgE | IgA
Effector function: complement activation, neutralization, opsonization ➢ Variable regions of heavy-
and light-chain form the antigen-binding site o Antigen binding dependent on structure of the intact
antigen ▪ Multivalent antigens contain multiple epitopes – 3D structure important for binding ➢
carbohydrates or proteins ➢ linear or discontinuous epitopes
Antibodies are secreted immunoglobulins and consist of two heavy- and light-chains
▪ Chains are connected by the hinge-region
➢ Gives flexibility (IgG and IgA)
, ▪ Both chains consist of a variable and constant region
➢ Constant regions determine isotype and effector function
Isotypes: IgG | IgM | IgD | IgE | IgA
Effector function: complement activation, neutralization, opsonization ➢ Variable regions of heavy-
and light-chain form the antigen-binding site o Antigen binding dependent on structure of the intact
antigen ▪ Multivalent antigens contain multiple epitopes – 3D structure important for binding ➢
carbohydrates or proteins ➢ linear or discontinuous epitopes