Taalontwikkeling. De basisbeginselen van taal: van geluiden naar
symbolen
Taal: De systematische, betekenisvolle ordering van symbolen die de basis
vormt van communicatie. Taal is symbolisch en is dus niet zomaar op te pakken.
Het is een afspraak van symbolen die eigenlijk zelf niks zeggen. Je stem is een
triling. De afspraak die er is gemaakt is dat door die trillingen achter elkaar te
zetten er je betekenis in kan zien. Dat is ook waar je mee begint als je baby bent,
dan hoor je trillingen en de afspraak dat er betekenis aan vast zit die weet je nog
niet. Al redelijk snel kom je tot de ontdekking dat het iets betekent en daarna
komt je tot de ontdekking dat je dat zelf ook maakt. Het zijn niet alleen maar
afspraken, maar is ook de basis voor de communicatie.
Fonologie: Basisklanken. Begint met klinker (“e” en “a”) daar komen de
medeklinkers bij en dat maakt het weer wat complexer.
Morfemen: Kleinste taaleenheid met een betekenis (ww-vervoegingen). Een
zelfstandig naamwoord bijvoorbeeld. Ze hebben een betekenis op zich, de
vervoegingen komen daarachter.
Semantiek: Regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen. Wat moet
je hebben als iets in het verleden gebeurd is, hoe moet je dan een werkwoord
vormgeven etc.
Syntaxis: Combineren van woorden en frasen tot zinnen. Het in staat zijn om
woorden achter elkaar te kunnen zetten en een lopende zin kunnen maken.
Pragmatiek: Afspraken om effectief met anderen te communiceren. Afspraken
die je met elkaar gemaakt hebt om goed te communiceren. Hoe praat je anders
tegen de een dan tegen de ander.
Vroege geluiden en communicatie
Voordat iemand begint met taal te produceren, kan die het wel al begrijpen. Het
begrijpen gaat vooraf aan het produceren. Het heeft zeker niet om tegen een
kind te praten die zelf nog niet kan praten, dit zorgt voor een goede
taalontwikkeling. Prelinguïstische communicatie is communicatie die je hebt
voordat het talig is, voordat de symboliek d.m.v. taal wordt overgebracht. Je zou
dit non-verbale communicatie kunnen noemen, maar dan wel met een kind die
nog helemaal niet praat. Prelinguïstische communicatie is het brabbelen, het
klanken gebruiken zonder taal maar ook het naar elkaar kijken en nadoen. Waar
je contact hebt met elkaar wat niet via taal gaat, spreek je van Prelinguïstische
communicatie. Vanaf 2 maanden begint een kind te brabbelen, klanken
gebruiken om geluid te maken. Daarvoor is het vooral huilen waarmee een baby
communiceert. Brabbelen is een soort eerste communicatie, waar er geoefend
wordt met eerst klinker en na een maand of 5 komen daar ook medeklinkers bij.
In de eerste tijd is het brabbelen voor elke baby hetzelfde, een basis brabbel.
Vanaf een maand of 6 ga je verschil horen tussen een baby die in canada is
geboren en een baby die in Japan is geboren etc., dat geeft een cultureel sausje
van de taalontwikkeling. Vanuit dat brabbelen komen er klanken die gaan lijken
op een woord. Tussen de 10 en 14 maanden zit het eerste woord in het
vocabulaire (als het woord echt gebruikt wordt en vaker wordt gezegd). Dat is
begin van kunnen communiceren.
Woordenschat
, Na ongeveer 15 maanden kent een kind al 10 woordjes. Als dat zo door gaat ken
je op je 12e ongeveer
100 woorden en dat is niet genoeg. Als dat zo doorgaat kan je heel slecht
communiceren. Het is de bedoeling dat dat sneller gaat. In die tijd van de 15
maanden worden ook de holofrasen bedacht. Holofrasen zijn zinnen van een
woord (Bijv. “Bal” Mijn bal ligt achter het hek kan iemand hem voor mij
pakken). Tussen de 16 en 25 maanden komt dat van ongeveer 50 naar 400
woorden. De opbouw zie je komen. Met 6 jaar kan een kind al ongeveer 15.000
worden onderscheiden. Fastmapping is het proces dat je woorden supersnel kan
leren, sneller dan al het andere (1x horen en je kent het) (van 2 tot 6 jaar). Wat
nog niet zo goed gaat in de peutertijd is woorden verbuigen, zoals meervoud en
verledentijd. Het is een goed idee om kinderen met de juiste taal in aanraking te
laten komen. Niet zeggen dat ze het fout doen, maar zelf het woord goed zeggen
als je het gebruikt. Een kind van een jaar of 6 is al goed op weg om verbuigingen
goed aan te pakken. Als je 10 bent ken je ongeveer 20.000 woorden en dat is het
basisniveau van volwassenen. Verbuigingen worden niet meer fout gezegd en de
woordenschat zit op een goed niveau. Hoe rijker je taalgebruik is hoe meer
woorden erbij komen.
De eerste zinnen
Eenwoordzinnen: holofrasen, daar begin je mee, dat is na het eerste woord.
Tweewoordzinnen bestaat meestal 8 – 12 maanden na eerste woordzin. Dat is
een mijlpaal dat je twee dingen combineert en dat je daar dan iets mee bedoeld
(Bijv. Lolly hebben). Je gaat verder met je ontwikkeling, vaak wel in telegramstel,
de lidwoorden zijn weg, de werkwoorden die je niet nodig hebt zijn er ook niet.
De woorden die niet cruciaal zijn laat je weg.
Onderextensie vs. Overextensie. De zinnen die worden gesproken worden vaak
in onderextensie en Overextensie gebruikt. Onderextensie betekend dat een
woord alleen in een bepaalde context wordt gebruikt in de babytijd en dat die de
bredere context mist, die die eigenlijk zou moeten hebben (bijv. Konijn enkel
gebruiken bij jouw knuffelkonijn). Overextensie is in een te grote context een
woord gebruiken. Hier zie je connectie met Piaget, assimilatie, in een bepaald
schema pak je de nieuwe informatie (bijv. een motor is ook een auto, want die
heeft ook wielen). Woorden in de babytijd zijn nog opzoek naar categorisering.
Referentiële stijl vs. expressieve stijl. Hoe er gepraat wordt is ook
cultuurafhankelijk. In de Referentiële stijl wordt er heel veel gepraat over
spullen/dingen die je aan kan wijzen. Bij baby’s in de westerse wereld begint de
ontwikkeling bij benoemen van objecten. In Japan bijv. is dit meer de expressieve
stijl, emoties en gevoel benoemen.
Taalontwikkeling Peuter
In de peuterleeftijd gaat het in de grammatica een stuk beter. Het telegramstel
wordt een stuk minder. Er worden veel meer lidwoorden gebruikt en zinnen gaan
steeds meer lopen hoe ze horen te lopen. Syntaxis is het vermogen om woorden
tot een zin te combineren, die verbetert super veel. Elke maand is er een
waarneembare verbetering, met meer woorden een zin maken, lidwoorden en
bijvoeglijk naamwoorden erbij etc.) Om woorden tot een zin te maken hebben je
functiewoorden nodig (lidwoorden, voorzetsels etc.), dat leer je in de
peuterleeftijd, je hebt nog wel vaak de inflecties/fouten die je maakt
(meervouden, vervoegingen, verleden tijd), maar je gaat goed naar de complexe
zinnen (vanaf 3 jaar)
Taalontwikkeling schoolkind
Wat je begint in de peuterleeftijd maak je af in de kleuterleeftijd en dat groet
door in de schoolleeftijd. Je maakt steeds minder fouten, gaat de kant op van wat
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charissamarijt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.