dit is een volledige samenvatting van alle literatuur van het vak bedrijfseconomie I en II. hierbij is uitgegaan van de boeken van P.R. de Geus en is tevens informatie van de hoorcolleges en kennisclips verwerkt
Week 1: Introductie, financiële gebeurtenissen, boekhouden &
vermogensvergelijking
Hoofdstuk 1: De jaarrekening: balans & winst-en-verliesrekening
H1.1 – Inleiding
De belangrijkste groepen die geïnteresseerd zijn in de financiële gang van zaken van
een onderneming zijn:
● Het management: interne stukken die vaak heel gedetailleerd zijn. Het
management gebruikt deze om de onderneming draaiende te houden en om
waar nodig bij te sturen. Ze geven vaak een goed beeld van sterke en zwakke
punten van ondernemingen. In de praktijk zal het lastig zijn deze stukken te
bemachtigen.
● De fiscus: doel van de fiscus is om de grondslag te bereken waarover
belasting wordt geheven. De ondernemer wil normaal gesproken de winst
zoveel mogelijk naar beneden bijstellen om een lagere belasting te
bewerkstelligen. Fiscale cijfers wijken daarom vaak af van gepubliceerde
cijfers.
● De externe belanghebbende, uitgezonderd de fiscus: externe
belanghebbenden kunnen informatie verkrijgen uit de jaarstukken die door
een groot aantal ondernemingen op grond van de wet gepubliceerd dienen te
worden. Belangrijk onderdeel is de jaarrekening.
H1.2 – De balans en de winst-en-verliesrekening
Een jaarrekening bestaat uit een balans, een winst-en-verliesrekening en een
toelichting. Gegevens voor de jaarrekening moeten hoofdzakelijk uit de boekhouding
worden gehaald. Voor de meeste rechtspersonen geldt de verplichting om de
jaarrekening te publiceren bij de Kamer van Koophandel.
H1.2.1 – De balans
De balans bevat een overzicht van het op een bepaald tijdstip in de onderneming
vastgelegde vermogen (= momentopname).
Debet (Activa) (Passiva) Credit
Vaste activa Eigen vermogen
Vlottende activa Vreemd vermogen
= Totaal vermogen = Totaal vermogen
Debet
Hier staat het geld dat is geïnvesteerd in de verschillende bezittingen van de
onderneming. Ook wel activa/bedrijfsmiddelen. Activa kunnen worden onderscheiden
in vaste en vlottende activa. Het onderscheidende criteria is de tijd een actief
dienstbaar is aan de onderneming. Vaste activa gaan in de regel langer dan één
productieproces mee, zoals een bedrijfspand en inventaris. Bij aankoop van vaste
activa wordt gesproken van een investering. Vlottende activa gaan in de regel één
productieproces mee, zoals voorraden, vorderingen en banktegoeden. Vlottende
activa zijn over het algemeen weer snel om te zetten in geld.
,Credit
Aan de creditkant staan de bronnen van het vermogen. Hier staat de wijze van
financieren. De vermogensbronnen zijn te onderscheiden in vreemd en eigen
vermogen. Vreemd vermogen is het vermogen dat door derden is verschaft. Eigen
vermogen wordt door de eigenaren ingebracht (storting vanaf privérekening of
aandelenkapitaal). De wijze van financieren wordt onder meer bepaald door de aard
van de activa, dus door de samenstelling van de debetkant van de balans.
H1.2.2 – Het boekhoudkundig evenwicht
De balans is per definitie in evenwicht. Elke euro die in een bezitting is geïnvesteerd
moet ook op een of andere manier zijn verkregen. Het evenwicht kan ook in een
vergelijking worden uitgedrukt:
Bezittingen = eigen vermogen + vreemd vermogen
🡪 Bezittingen -/- vreemd vermogen = eigen vermogen
Waar iedere ondernemer naar streeft is dat het eigen vermogen in de loop van de tijd
toeneemt door winst uit onderneming. Van winst wordt in de bedrijfseconomie
gesproken als de opbrengsten van de ondernemersactiviteiten hoger zijn dan de
kosten. Deze bedrijfsmatige veranderingen (opbrengsten en kosten) van het eigen
vermogen worden administratief getoond in een winst-en-verliesrekening die ook wel
de resultatenrekening, exploitatierekening of staat van baten en lasten wordt
genoemd.
H1.2.3 – De winst-en-verliesrekening
Ook een winst-en-verliesrekening kan in scronto-vorm worden opgesteld. Onder
debet staan de kosten en onder credit de opbrengsten.
De scronto-vorm is gebaseerd op het boekhoudkundige evenwicht. In de te
publiceren jaarrekening wordt een andere presentatiewijze gebruikt. De
winst-en-verliesrekening wordt dan in staffelvorm opgezet. De opbrengsten en de
kosten staan onder elkaar waarbij de kosten van de opbrengsten worden afgetrokken
en als saldo het resultaat wordt berekend.
Opbrengsten zijn de vergoedingen die de ondernemer in rekening brengt voor
geleverde goederen of verleende diensten en worden ook wel de omzet genoemd.
Het eigen vermogen stijgt daardoor.
,De ondernemer moet echter ook offers brengen om de productie of de diensten te
kunnen leveren en de onderneming draaiende te houden. Dit worden kosten
genoemd. Kosten verlagen het eigen vermogen van de ondernemer.
De winst-en-verliesrekening geeft de bedrijfsmatige veranderingen weer in de
omvang van het eigen vermogen over een bepaalde periode. De
winst-en-verliesrekening wordt gemaakt van de periode die verstrijkt tussen het
opmaken van de balans aan het begin en de balans aan het eind van die periode. De
sluitpost op de winst-en-verliesrekening bestaat uit het resultaat. Dit is het verschil
tussen de opbrengsten en kosten. Het resultaat kan een winst of verlies zijn. Bij winst
is het eigen vermogen bedrijfsmatig per saldo gestegen, bij verlies is het eigen
vermogen bedrijfsmatig per saldo gedaald. Mochten opbrengsten en kosten
(praktisch) gelijk aan elkaar zijn, dan is er sprake van een ‘break-even’ situatie.
Voor de winst-en-verliesrekening bestaan twee soorten modellen.
Bij categoriale opstelling zijn de kosten naar categorieën ingedeeld:
Netto-omzet
-/- Kosten:
Kosten van grond- en hulpstoffen
Lonen en salarissen
Afschrijvingen
Overige bedrijfskosten
Bedrijfsresultaat
-/- Rente
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen
-/- Belastingen
Resultaat na belastingen
De functionele indeling geeft een indeling van de kosten naar functie:
Netto-omzet
-/- Kostprijs van de omzet
Bruto-omzetresultaat
-/- Verkoopkosten
-/- Algemene beheerskosten
Netto-omzetresultaat
-/- Rente
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen
-/- Belastingen
Resultaat na belastingen
Er wordt een mix van de twee modellen gebruikt:
Omzet
-/- Kostprijs van de omzet
Brutomarge
-/- Afschrijvingen
-/- Bedrijfskosten
-/- Rentekosten
Winst
, H1.2.4 – Privé-mutaties
De omvang van het eigen vermogen verandert dus door het resultaat, maar kan ook
veranderen doordat de ondernemer zelf vermogen in de onderneming stort of er juist
aan onttrekt. Van een storting wordt gesproken als de ondernemer vanuit privé geld
of geldswaarden in de onderneming stort. Omgekeerd moet de ondernemer met een
eenmanszaak regelmatig gelden uit de onderneming onttrekken om in zijn
levensonderhoud te kunnen voorzien. De onderneming heeft dan geen salariskosten
voor het werk dat de ondernemer verzet. In de winst van de eenmanszaak zit daarom
nog een component die men wel het ondernemersinkomen zou kunnen noemen. Om
op de lange duur levensvatbaar te zijn moet een normaal te noemen
‘ondernemersinkomen’ uit de winst kunnen worden onttrokken. Privé-mutaties zijn
niet bedrijfsmatig en mogen daarom niet in de winst-en-verliesrekening worden
verantwoord.
H1.2.5 – Opbrengsten en kosten versus ontvangsten en uitgaven
Het accrualbeginsel, ook wel het aangroeibeginsel of toerekeningsbeginsel, bepaalt
dat opbrengsten en kosten worden verantwoord in de periode waarop ze betrekking
hebben, ongeacht of zij tot ontvangsten of uitgaven in diezelfde periode hebben
geleid. Opbrengsten en kosten zijn dus niet per definitie gelijk aan ontvangsten en
uitgaven.
Bedrijfseconomische beginselen rekenen opbrengsten en kosten toe in de tijd:
● Realisatiebeginsel: rekent opbrengsten toe aan de periode waarin een goed of
een dienst wordt geleverd (prestatie). De realisatie staat dus los van de
ontvangsten die eerder of later kunnen plaatsvinden. Wordt er niet contant
betaald dan ontstaat er een vordering op de afnemer, ook wel debiteur
genoemd, en die vordering heeft waarde en wordt dan ook op de balans
opgenomen. Pas op het moment van betaling is er sprake van een ontvangst.
Er is dan sprake van niets anders dan een wijziging binnen de activa op de
debetzijde van de balans: een vordering verdwijnt; het saldo op de bank
neemt toe. Voor de winst-en-verliesrekening heeft dit geen consequentie,
daarin is de opbrengst reeds verantwoord en wel op het moment dat de
levering heeft plaatsgevonden. Blijkt onverhoopt in een later stadium een
vordering niet of slechts gedeeltelijk inbaar, dan brengt het
voorzichtigheidsbeginsel met zich mee dat de waarde van de vordering naar
beneden bijgesteld. Een dergelijke afboeking op de vordering vindt plaats ten
laste van het resultaat.
● Matchingsbeginsel: houdt in dat de uitgaven die samenhangen met de omzet
als kosten worden verantwoord in dezelfde periode als waarin deze omzet is
geboekt (product matching). Als de uitgaven eerder zijn gedaan dan op het
moment waarop de omzet wordt gerealiseerd dan worden die uitgaven
geactiveerd op de balans. Voor niet direct met de omzet samenhangende
bedrijfskosten geldt dan deze moeten worden toegerekend aan de periode
waarin men er baat bij heeft (period matching). Als bijv. de verzekeringspremie
voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor één jaar vooruit wordt
betaald mag dat niet in één keer het resultaat drukken maar moet aan elke
maand een twaalfde deel als kosten worden toegerekend.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loikasior. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.81. You're not tied to anything after your purchase.