Hoofdstukken Sociaal Recht
HS.1: Terreinverkenning
De mensen met een betaalde baan, worden tot de onzelfstandige beroepsbevolking gerekend.
De 6.3 miljoen mensen die dit betreft kunnen we onderverdelen:
1. Werknemers in de private sector
2. Ambtenaren in de publieke sector
3. Werknemers in de semipublieke sector
Deze zijn verbonden met de private sector, die financieel afhankelijk zijn van de overheid.
Onder de wél zelfstandige beroepsbevolking scharen we hen die tijdens de uitoefening van hun
werkzaamheden niet onderworpen zijn aan opdrachten van anderen. Dit zijn vooral veel zzp’ers.
Het sociaal recht, het arbeidsrecht, heeft betrekking op de rechtspositie van de werknemer (in de
private sector, het bedrijfsleven), de ambtenaar (in de publieke sector) en de werknemer in de
semipublieke sector. Allen werken ze in dienstverband, dus in ondergeschiktheid. De ambtenaren
behoren nog maar sinds 2020 tot deze categorie, door de Wet normalisering rechtspositie
ambtenaren (Wnra): voor het overgrote deel van de ambtenaren is nu het arbeidsrecht van
toepassing wat ook geldt voor werknemers in de private sector
Uitzondering op de Wnra zijn:
- De Ambtenarenwet die alleen van toepassing is op de publieke sector, voor hen die
bijvoorbeeld een verbod om giften aan te nemen, of de geheimhoudingsplicht, regelen.
- De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT), ook wel bekend als de
Balkenendenorm: niemand in de publieke en semipublieke sector mag per jaar meer
verdienen dan 130% van het jaarsalaris van de minister-president: €229.000 bruto.
De WNT geldt niet voor de private sector, dus voor het bedrijfsleven. Dit is terecht omdat
de (semi)publieke sector gefinancierd wordt uit belastinggelden.
Rechtsbronnen voor de werkrelatie tussen werkgever en werknemer:
1. Het arbeidsovereenkomstenrecht
Het Burgerlijk Wetboek kent regels voor de verhouding tussen de individuele werkgever en
de werknemer, vooral in Boek 7 titel 10 BW. De indeling hiervan staat op pagina 16 in het
boek Sociaal Recht. Belangrijke wetten van Titel 7:10 BW zijn
- Wet flexibiliteit en zekerheid (1999)
Het doel van deze wet is dat werkgever flexibeler en slagvaardiger over personeel
kunnen beschikken. Door mondialisering moeten werkgevers sneller reageren op
veranderingen in de markt. Anderzijds wil de wetgever bepaalde kwetsbare groepen
extra bescherming en zekerheid bieden. Het is geen opzichzelfstaande wet, maar het is
een wet die verwerkt in is andere wet, vooral in Titel 7:10 BW.
- Wet werk en zekerheid (2015)
Om een einde te maken aan de ontwikkeling dat steeds minder mensen een vast
arbeidscontract krijgen, dus minder tijdelijke, oproepkrachten en zzp’ers. Ten tweede om
een einde te maken aan ongewenste ontwikkelingen op het gebied van ontslagrecht. Ten
derde moesten overheidsuitgaven teruggedrongen worden, wat leidde tot minder lange
uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet. Het is ook geen opzichzelfstaande wet.
- Wet arbeidsmarkt in balans (2020)
Om de niet-gehaalde doelstellingen van de WWZ alsnog te realiseren. Het geeft aandacht
aan de positie van oproepkrachten + aan versoepeling van het ontslagrecht van de WWZ.
, 2. Het vermogensrecht in het algemeen
De arbeidsovereenkomst is obligatoire overeenkomst, er vloeien dus verbintenissen uit
voort, met rechten en plichten. (Loon betalen en arbeid verrichten bijvoorbeeld.) De
arbeidsovereenkomst wordt dus gesteund door het vermogensrecht. Soms blijken deze
regels niet met elkaar overeen te stemmen: de oplossing is dan dat de speciale regeling (art.
7:610 e.v. BW) vóór de algemene regeling gaat. Geeft echter de speciale regeling geen
duidelijk antwoord, pas dan de algemene regeling uit het vermogensrecht toe. (Boek 3 en 6)
3. Overige wetten met betrekking tot de private sector
Deze worden later behandeld: de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wetten op
terrein van de gelijke behandeling in de werkrelatie, de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet
op de collectieve arbeidsovereenkomst, de Wet op de ondernemingsraden, de Wet melding
collectief ontslag en de verschillende wetten op het terrein van de sociale zekerheid.
De algemene bepalingen moeten wijken voor de sociaalrechtelijke wetten bij ongelijkheid.
4. De jurisprudentie (rechtersrecht)
Naast de wetgever (nummer 1-3) kan ook de rechter optreden als rechtsvormer, meestal
wanneer bij een geschil geen toepasselijk wetsartikel voorhanden is. Of de betreffende
bepaling is nogal abstract en vereist dus nadere interpretatie. De regels die zo ontstaan zijn
ook van toepassing op de arbeidsverhoudingen in de private sector. Het geheel van
gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke colleges, noemen we jurisprudentie. De
arresten van de Hoge Raad spelen hierin een centrale rol. Ze worden door lagere rechters
gebruikt als leidraad bij hun beslissingen.
5. De cao
Wordt meestal jaarlijks of tweejaarlijks gesloten tussen een individuele werkgever en één of
meer werkgeversorganisaties enerzijds en vakbonden anderzijds. Deze regelingen kunnen
afwijken, zodat ze gunstiger uitpakken voor de werknemer. Ook staan er regels in die
überhaupt niet in een wet(artikel) geregeld zijn, zoals lonen, pensioenen, arbeidstijden.
6. Het verdrag
Dit is op internationaal gebied, maar werken door in onze nationale rechtsorde. Een verdrag
is een overeenkomst tussen twee of meer landen. In een aantal gevallen kunnen burgers zich
er rechtstreeks op beroepen. Het verdrag gaat dan ook boven een nationale wet.
De EU-verdragen zijn een belangrijke bron van internationaal (Europees) sociaal recht. Op
grond van deze verdragen zijn veel richtlijnen uitgevaardigd, die de aangesloten lidstaten
moeten omzetten in nationale regelgeving (‘implementatie’).
De werknemer is afhankelijk van de werkgever. Hij is verplicht hem te gehoorzamen, en hij is zijn
financiële bron. Zo kan het dat de werknemer arbeidsvoorwaarden accepteert tegen zijn wil in. Om
dit te voorkomen zijn er regels ter bescherming van de werknemer. Dit kan door dwingend recht:
- Regels waarvan werkgever en werknemer in het geheel niet mogen afwijken.
- Regels die niet ten nadele van de werknemer mogen afwijken. Er worden dan rechten
toegekend waarop de werknemer zich kan beroepen.
Deze regels van dwingend recht hebben altijd voorrang, zelfs als andere afspraken op papier staan.
Je hebt dus
1. Dwingend recht: niet in het geheel of niet ten nadele van afwijken.
2. Driekwartdwingend recht: vakbonden of werkgeversorganisaties kunnen overleggen, met
een cao als resultaat, zodat er een andere regeling ontstaat dan in de wet opgenomen.
3. Semidwingend recht: kun je individueel van af wijken, mits het schriftelijk gebeurt.
4. Aanvullend recht: er is de vrijheid er van af te wijken, mits beide partijen het eens zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissavatsamen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.