Inhoud Samenvatting literatuur C&I
Artikel 1: Haslam, S.A. & N. Ellemers (2005). Social identity in industrial psychology: concepts,
controversies and contributions.............................................................................................................3
Artikel 2: “How Can You Do It?”: Dirty Work and the Challenge of Constructing a Positive Identity
Ashfort & Kreiner....................................................................................................................................6
Artikel 3: Where there is light, there is dark: A review of the detrimental outcomes of high
organizational identification Conroy, shore & stelma............................................................................7
Artikel 4: why the powerful dont listen Tost Gino & Larrick...................................................................9
Artikel 5: shooting the messengers, Esposo, Hornsey en Spoor...........................................................10
Artikel 6: RESPONSES TO AND THE CONSEQUENCES OF THREATS TO INDIVIDUALS’ IDENTITIES
Petriglieri..............................................................................................................................................10
Artikel 7: The impact of employee communication and perceived external prestige on organizational
identification Smidts.............................................................................................................................11
Artikel 8: Keeping an Eye on the Mirror: Image and Identity in Organizational Adaptation Dutton &
Dukerich...............................................................................................................................................12
Artikel 9: Communication, procedural justice, and employee attitudes: Relationships under conditions
of divestiture= afstoting. Gopinath & Becker.......................................................................................12
Artikel 8: Wigboldus, D. H. J., & Douglas, K. (2007). Language, stereotypes and intergroup relations. 14
Artikel 9: Roberson, Q. M., & Stevens, C. K. (2006). Making sense of diversity in the workplace:
Organizational justice and language abstraction in employees' accounts of diversity-related incidents.
..............................................................................................................................................................14
Artikel 10: The Link Between Leadership and Followership: How Affirming Social Identity Translates
Vision Into Action, Haslam en Platow...................................................................................................15
Artikel 11: the queen bee does it still exists? And if so why? Faniko en Ellemers................................17
Artikel 12: "Beyond the Glass Ceiling: The Glass Cliff and Its Lessons for Organizational Policy
Bruckmüller, Ryan, Rink, Haslam..........................................................................................................19
Artikel 13: Initial Impressions Determine Behaviours: Morality Predicts the Willingness to Help
Newcomers Pagliaro, S., Brambilla, M., Sacchi, S., D’Angelo, M., & Ellemers, N..................................19
Artikel 14: Neuroscience and the Social Origins of Moral Behavior: How Neural Underpinnings of
Social Categorization and Conformity Affect Everyday Moral and Immoral Behavior Ellemers, N; & van
Nunspeet, F..........................................................................................................................................20
Artikel 15: CORPORATE SOCIAL RESPONSIBILITY AS A SOURCE OF ORGANIZATIONAL MORALITY,
EMPLOYEE COMMITMENT AND SATISFACTION Ellemers, N., Kingma, L., van de Burgt, J., & Barreto,
M. (2011...............................................................................................................................................21
Artikel 16: moral disengagement in processes of organizational corruption Moore............................21
Artikel 17: Blind forces: Ethical infrastructures and moral disengagement in organization Martin, Kish
Gephart, Detert....................................................................................................................................25
Artikel 18: Part-time and partly equal : gender and work in the Netherlands......................................26
,Artikel 19: The valuation impact of gender quotas in the boardroom: Evidence from the European
markets Fernandéz Mendez- Shams Pathan........................................................................................28
Artikel 20: First do no harm: the role of negative emotions and moral disengagement in
understanding the relationship between workplace aggression and misbehavior..............................28
Artikel 21: workplace bullying Bartlett.................................................................................................29
Impact op Individuen en Organisaties..........................................................................................29
Artikel 22: DE&I Tessema, M. , Hulback, T. , Jones, J. , Santos-Leslie, R. , Ninham, K. , Sterbin, A. and
Swanson, N. (2023) Diversity, Equity, and Inclusion: History, Climate, Benefits, Challenges, and
Creative Strategies................................................................................................................................30
Artikel 23: de ongezellige kant van diversiteit en inclusie...............................................................31
McCormick, H. (2015). The real effects of unconscious bias in the workplace.....................................33
,Artikel 1: Haslam, S.A. & N. Ellemers (2005). Social identity in
industrial psychology: concepts, controversies and
contributions.
De sociale identiteitsbenadering (of sociale-identiteitstheorie) is een sociaalpsychologisch
raamwerk dat de manier onderzoekt waarop mensen hun identiteit vormen en begrijpen in relatie
tot de groepen waartoe ze behoren.
Binnen de sociale psychologie ontwikkelde het idee van sociale identiteit zich vanuit het besef dat
groepen belangrijk zijn voor hoe we de wereld zien en ons gedragen. Dit idee gaat verder dan alleen
het erkennen van groepen als externe, objectieve eenheden. Het suggereert ook dat de groepen
waartoe we behoren diep van invloed zijn op ons zelfbeeld en ons gedrag.
De specifieke aanleiding voor dit inzicht was een reeks (nu beroemde) studies die Tajfel en zijn
collega's in de vroege jaren '70 uitvoerden (Tajfel, 1970; Tajfel, Billig, Bundy, & Flament, 1971). Deze
studies waren bedoeld om de minimale voorwaarden te identificeren waardoor leden van een groep
in hun eigen groep bevooroordeeld zouden worden ten opzichte van een andere groep. Om dit te
bereiken werden deelnemers toegewezen aan groepen die zo leeg en betekenisloos mogelijk waren
– het doel was om betekenis aan de situatie toe te voegen om te ontdekken op welk punt mensen
zouden beginnen met discrimineren tegen de andere groep. De deelnemers werden ervan overtuigd
dat de groepsindeling op basis van triviale kenmerken gebeurde.
Ontdekking: de meest eenvoudige groepsindelingen zijn al genoeg om mensen te laten
neigen naar voorkeur voor hun eigen groep.
sociale identiteit maakt deel uit van je gevoel van 'wie je bent' in verband met de groepen waartoe je
behoort. Dit verschilt van persoonlijke identiteit, die gaat over de unieke eigenschappen van een
persoon zelf. Sociale identiteit gaat over de groepslidmaatschappen die je internaliseert en de
waarde die je daaraan hecht.
Sociale identiteitstheorie
Tajfel en Turner (1979) merkten op dat sociale identiteit helpt om iemands plaats in de maatschappij
te bepalen. Zodra mensen zichzelf als lid van een groep zien, ze hun zelfbeeld willen verbeteren door
hun eigen groep positiever te onderscheiden van andere groepen ook in werkomgevingen. Zowel
binnen organisaties: eigen groep ten opzichte van andere groep, maar ook buiten: organisaties tov.
Concurrenten: beste zorgverlener ter wereld.
Volgens de sociale identiteitstheorie is ingroup-begunstiging niet automatisch een gevolg van
groepslidmaatschap. Tajfel en Turner (1979) stelden dat drie factoren bepalen of mensen voorkeur
geven aan hun eigen groep:
1. Hoe sterk mensen zich identificeren met hun groep en hoe belangrijk die groep voor hun
zelfbeeld is.
2. Of de situatie gelegenheid biedt voor vergelijking en competitie tussen groepen.
3. Hoe relevant de andere groep is voor de vergelijking, wat afhangt van de status van de eigen
groep
Het Interpersoonlijke–Intergroeps Continuüm en Strategieën voor Zelfverbetering
Hoewel de minimale groepsstudies vaak worden genoemd bij sociale identiteitstheorie, geven ze
maar een klein deel van de theorie weer. Een belangrijker idee is hoe ons gedrag verandert
afhankelijk van of we met individuen of met groepen omgaan.
, Tajfel (1978) stelde dat gedrag op een continuüm kan worden geplaatst. Aan de ene kant van dit
continuüm gaat het om interacties die puur gebaseerd zijn op de persoonlijke eigenschappen en
motivaties van een individu (interpersoonlijk gedrag). Aan de andere kant gaat het om gedrag dat
voortkomt uit iemands groepslidmaatschap (intergroepsgedrag). Tajfel beweerde dat
intergroepsgedrag en interpersoonlijk gedrag fundamenteel verschillend zijn: groepen zijn niet
zomaar verzamelingen van individuen, en groepsgedrag kan niet volledig worden begrepen door
alleen naar de individuen te kijken.
Tajfel dacht dat waar iemand zich op deze lijn van interpersoonlijk naar intergroepsgedrag plaatst,
afhangt van zowel sociale als psychologische factoren. Een belangrijke psychologische factor is hoe
iemand denkt over sociale veranderingen en mobiliteit.
Er zijn twee hoofdideeën:
1. Sociale Mobiliteit: Dit is de overtuiging dat mensen vrij zijn om van groep te veranderen om
hun sociale status te verbeteren of te behouden. Dit gaat ervan uit dat groepen flexibel zijn
en dat je gemakkelijk van groep kunt wisselen.
2. Sociale Verandering: Dit idee stelt dat je niet kunt ontsnappen aan je groep om als individu
vooruit te komen. In plaats daarvan moet je als groep samenwerken om veranderingen te
maken of problemen op te lossen
Als mensen denken dat ze van groep kunnen wisselen (d.w.z. dat de groepsgrenzen flexibel zijn) en
dat hun huidige groep een onzekere positie heeft, zullen ze proberen hun persoonlijke identiteit te
verbeteren door van groep te wisselen naar een meer gewaardeerde groep. Dit is vooral van belang
voor leden van groepen met een lage status, die vaak proberen persoonlijke verbeteringen te
bereiken door over te stappen naar een meer prestigieuze groep.
Sociale creativiteit: Wanneer mensen uit groepen met lage status denken dat ze niet kunnen
veranderen van groep (dus de groepsgrenzen zijn niet doorlatend), zullen ze proberen hun situatie te
verbeteren door op andere manieren creatief te zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld proberen om de
waarde van hun eigen groep te herdefiniëren door te benadrukken wat ze wel hebben, zoals
vriendelijkheid, zelfs als ze minder rijk zijn dan anderen.
Zelfcategorisatietheorie
=breidt de sociale identiteitstheorie uit door te onderzoeken hoe mensen zichzelf categoriseren en
hoe deze categorisatie hun gedrag beïnvloedt.
Zelfcategorisatietheorie
Zelfcategorisatietheorie, ontwikkeld door Turner en zijn collega's in de jaren '80, breidt de sociale
identiteitstheorie uit door te onderzoeken hoe mensen zichzelf categoriseren en hoe deze
categorisatie hun gedrag beïnvloedt.
Wat is Zelfcategorisatietheorie?
Breder dan Sociale Identiteitstheorie: Terwijl sociale identiteitstheorie zich vooral richt op
groepslidmaatschap en voorkeur voor de eigen groep, kijkt zelfcategorisatietheorie verder
naar hoe mensen zichzelf en anderen categoriseren, wat invloed heeft op hun gedrag.
Bijvoorbeeld, iemand die zichzelf als arts ziet, voelt zich gelijk aan andere artsen, maar
anders dan verpleegkundigen of patiënten.
Zelfconcept: Turner stelde voor dat het zelfconcept, dat wil zeggen hoe mensen zichzelf zien,
kan variëren van persoonlijke identiteit (hoe iemand zichzelf als individu ziet) tot sociale
identiteit (hoe iemand zichzelf ziet in termen van hun groepslidmaatschap).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annelotkruijtzer46. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.77. You're not tied to anything after your purchase.