Hoofdstuk 4 personenrecht
1 inleiding
Boek 1 BW bevat op verschillende plaatsen bepalingen die vooral op de persoon zelf betrekking
hebben en niet op zijn relatie met anderen. Het gaat daarbij om het ontstaan van de persoonlijkheid
en andere algemene bepalingen, het naamrecht, de woonplaats van een persoon (titels 1 t/m 3). Ook
de in titels 4 en 18 geregelde akten van Burgerlijke Stand en afwezigheid en vermissing worden
gerekend tot het personenrecht.
2 algemene bepalingen
2.1 vrijheid en geen persoonlijke dienstbaarheden
Boek 1 BW begint met een artikel dat is afgeleid van artikel 1 Grondwet en bepaalt dat allen in
Nederland vrij en bevoegd zijn tot het genot van burgerlijke rechte. Deze vrijheid en dit genot
worden voor sommige groepen personen zoals asielzoekers wel weer beperkt, maar het
uitgangspunt dat discriminatie verboden is, blijft overeind. Persoonlijke dienstbaarheden, waarbij
gedacht moet worden aan slavernijachtige situaties, zijn verboden.
2.2 rechten van ongeboren kind
Ieder persoon is drager van rechten en plichten. Dit geldt in beginsel pas wanneer een persoon
levend ter wereld is gekomen, maar art. 1:2 BW maakt het mogelijk dat een kind al voor de geboorte
als rechtssubject wordt beschouwd. Zo is het mogelijk dat een kind van wie een vrouw zwanger is
mede-erfgenaam is van een familielid dat tijdens de zwangerschap overlijdt.
De fictie dat een kind dat al wel is verwekt maar nog niet is geboren, als geboren geldt en drager is
van rechten, kent twee beperkingen. Het kind wordt geacht nooit te hebben bestaan als het dood ter
wereld komt. In de tweede plaats wordt het kind alleen als reeds geboren beschouwd als zijn belang
dat vordert. Belangen van derden doen hierbij niet ter zake.
erkenning voor de geboorte is mogelijk, maar tussen foetus en erkenner ontstaat op dat moment
nog geen familierechtelijke betrekking; deze ontstaat pas indien het kind levend ter wereld komt.
Voor de opvatting dat de verplichting om zijn kind te verzorgen en daarbij verantwoordelijkheid te
hebben voor het welzijn en de veiligheid van het kind (art. 1:247 lid 1 en 2 BW) ook zou gelden voor
de zwangere verslaafde vrouw, ontbreekt een duidelijke juridische basis. Het IVRK kent rechten toe
aan kinderen die geboren zijn en bevat alleen in de preambule een verwijzing naar ongeboren
kinderen. Desondanks oordelen (lagere) rechters wel met enige regelmaat dat ondertoezichtstelling
van ongeboren kinderen mogelijk is, als dit noodzakelijk is om een ernstige bedreiging van de
ontwikkeling af te wenden.
2.3 verwantschap
Het in art. 1:3 BW beschreven begrip verwantschap valt uiteen in bloedverwantschap en
aanverwantschap. Het eerste ontstaat tussen personen die juridisch van elkaar afstammen of tussen
personen die een gemeenschappelijke stamvader hebben. Een biologische band is niet vereist.
Aanverwantschap ontstaat door huwelijk of geregistreerd partnerschap: tussen de ene echtgenoot of
partner en de bloedverwanten van de andere echtgenoot of partner is sprake van aanverwantschap.
Aanverwantschap eindigt niet door het eindigen van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap
(art. 1:3 lid 3 BW). Verwantschap wordt uitgedrukt in graden en loopt in de rechte lijn of in de zijlijn.
Een kleinkind en een opa zijn tweedegraads bloedverwanten van elkaar in de rechte lijn.
,3 naamrecht
3.1 inleiding en kenmerken
In ons land bestaat de naam uit een of meer voornamen en een achternaam. Sinds 1998 is het voor
ouders mogelijk om een achternaam te kiezen voor hun kinderen. Hoewel in de meeste gevallen
kinderen de achternaam van de vader krijgen, kan ook gekozen worden voor de achternaam van de
moeder. De bij het eerste kind te maken keuze geldt voor alle kinderen.
Een belangrijk beginsel is de eenheid van familienaam: kinderen in eenzelfde gezin zouden zo veel
mogelijk dezelfde achternaam moeten hebben. Voor het rechtsverkeer is de naam van grote
betekenis. Ook speelt in het namenrecht een belangrijke rol de betrouwbaarheid van de
overheidsadministratie. Dit leidt ertoe dat wijzigingen van de naam beperkt mogelijk zijn.
3.3 internationaal recht
Het recht op een voor- en achternaam valt binnen de werking van artikel 8 EVRM.
Uit art. 8 EVRM vloeit geen recht op een dubbele naam voort, maar onder omstandigheden kan wel
een dubbele achternaam worden verkregen.
Het hof van Justitie heeft verder bepaald dat uit art. 18 EG-Verdrag (discriminatieverbod op grond
van nationaliteit) kan voortvloeien dat een lidstaat een in een andere lidstaat aan een kind gegeven
dubbele achternaam erkent.
3.4 verkrijgen en wijzigen voornaam
Een kind heeft de voornaam of voornamen die in zijn geboorteakte zijn opgenomen. De keuzevrijheid
voor ouders om hun kind de door hen gewenste voornamen te geven, kent slechts twee
beperkingen; de ambtenaar van de Burgerlijke Stand zal geen voornamen inschrijven die ongepast
zijn of die overeenkomen met een bestaande achternaam. Dit laatste tenzij het gaat om een
geslachtsnaam die tevens als voornaam wordt gebruikt (art. 1:4 lid 1 en 2 BW).
Indien bij de aangifte geen voornamen worden opgegeven of de opgegeven voornamen ongepast
zijn, zal de ambtenaar van de Burgerlijke Stand het kind ambtshalve één of meer voornamen geven.
Zijn de ouders onbekend, zoals bij een vondeling, dan neemt de ambtenaar in de geboorteakte een
voorlopige voor- en achternaam op (art. 1:5 lid 10 BW). Indien bij adoptie de voornamen van het kind
niet bekend zijn, stelt de rechter één of meer voornamen vast. Hij gaat hiertoe over nadat hij de
adoptant of adoptanten en het kind, indien het 12 jaar of ouder is, heeft gehoord (art. 1:227 lid 5
BW).
3.5 verkrijgen achternaam
Art. 1:5 BW geeft de mogelijkheden voor de ouders om een naam te kiezen en regelt daarnaast
welke achternaam het kind krijgt wanneer de ouders geen keuze maken.
In het geval het kind slechts één juridische ouder heeft, verkrijgt het de achternaam van die ouder
(art. 1:5 lid 1 BW). Indien een kind door erkenning (ook van een ongeboren kind) of door
gerechtelijke vaststelling van het ouderschap een tweede juridische ouder verkrijgt, hebben de
ouders samen het recht van naamskeuze. Een belangrijke beperking van de mogelijkheid van
naamskeuze is dat alleen voor het eerste kind kan worden gekozen, dat slechts tussen de
achternamen van de beide ouders gekozen kan worden en dat de gekozen achternaam voor alle
volgende kinderen geldt (art. 1:5 lid 13 BW, waar de meemoeder gelijkgesteld is met de vader). Is bij
de erkenning een eerste naamskeuze gemaakt, dan kunnen de ouders samen ter gelegenheid van de
volstrekking van hun huwelijk of geregistreerd partnerschap op een later moment alsnog een keuze
voor de naam van de andere ouder maken (art. 1:5 lid 2 BW).
,Art. 1:5 lid 3 BW betreft de situatie dat het kind na adoptie twee juridische ouders heeft. De wet
onderscheid hier partneradoptie en reguliere adoptie. In het geval van (partner)adoptie waarbij het
kind er door adoptie één juridische ouder bij krijgt, is de regel dat het kind de naam behoudt die het
had, tenzij de beide ouders samen kiezen voor de achternaam van de nieuwe ouder, maar ook om de
eigen achternaam van de ouder. Het kan immers zijn dat het kind ten tijde van de adoptie de
achternaam had van de ex-partner van de ouder. Krijgt het kind door adoptie twee juridische ouders
die én gehuwd zijn, én van verschillend geslacht, dan bepaalt lid 3 eerste volzin dat het kind de
achternaam van de man verkrijgt, tenzij gezamenlijk gekozen wordt voor de achternaam van de
vrouw. In andere gevallen, de adoptanten zijn niet gehuwd of wel gehuwd maar van hetzelfde
geslacht, behoudt het kind de naam die het had, tenzij de beide adoptanten gezamenlijk verklaren
dat het kind de achternaam van een van hen verkrijgt.
De leden 4 en 5 betreffen het verkrijgen van een achternaam in het geval een kind door geboorte
twee juridische ouders heeft. De ouders kunnen tot uiterlijk bij de aangifte van de geboorte
gezamenlijk verklaren welk van hun beider achternaam het kind zal hebben. Indien de naamskeuze
door de beide juridische ouders van het kind niet uiterlijk bij de aangifte van de geboorte is gedaan,
verkrijgt het kind de achternaam van de vader of in geval van twee juridische moeders, van de
meemoeder (art. 1:5 lid 5 en 13 BW).
Voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte kunnen de ouder en niet-ouder gezamenlijk
verklaren welke van hun beider achternaam aan het kind zal worden gegeven. Indien niet of niet
tijdig een verklaring omtrent naamskeuze wordt afgelegd, verkrijgt het kind de achternaam van de
moeder uit wie het kind is geboren (art. 1:5 lid 4, 5 en 13 BW).
De mogelijkheid van naamskeuze bestaat ook bij de in de artikelen 1:253t en 282 BW beschreven
situaties waarin na tussenkomst van de rechter gezamenlijk gezag ontstaat voor een ouder en een
niet-ouder respectievelijk voor twee niet-ouders. In deze gevallen is het de rechter die op gezamenlijk
verzoek kan beslissen dat het kind de achternaam van de ouder of de niet-ouder krijgt of in de situatie
van artikel 1:282 BW de achternaam van een van de beide voogden. De rechter wijst het gezamenlijk
verzoek om wijzingen van de achternaam af, indien het kind van 12 jaar of ouder niet instemt met dit
verzoek, indien het belang van het kind zich tegen toewijzing ervan verzet of indien het verzoek om
toekenning van gezamenlijk gezag wordt afgewezen (art. 1:253t lid 5 en art. 282 lid 7 BW).
Art. 1:5 lid 6 BW ziet op de situatie dat de moeder met succes het vaderschap of moederschap van de
overleden echtgenoot of geregistreerde partner ontkent (art. 1:199 onder b en 198 lid 2 BW) en zij
ten tijde van de geboorte en de ontkenning was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten
registreren. In dat geval kan zij gezamenlijk met haar nieuwe echtgenoot of geregistreerde partner
verklaren dat het kind de achternaam van een van hen beiden verkrijgt.
Indien een kind 16 jaar of ouder is op het moment van het ontstaan van de familierechtelijke
betrekking met beide ouders, is de naamskeuze aan de oudere minderjarige gelaten (art. 1:5 lid 7
BW).
Indien een van de ouders voorafgaand aan het tijdstip waarop de naamskeuze uiterlijk moet zijn
gedaan, is overleden, kan de andere ouder, indien de naamskeuze nog niet is gedaan, de betreffende
verklaring afleggen (art. 1:5 lid 9 BW). Dit kan betekenen dat het kind de achternaam krijgt van de
vriend van moeder die het kind voor de geboorte had erkend, maar voortijdig overleed. Ditzelfde
artikel geeft aan dat wanneer een ouder wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder
curatele is gesteld of wanneer ten behoeve van hem een mentorschap is ingesteld, de andere ouder
alleen bevoegd is de naamskeuze te doen.
, 3.6 wijzigen achternaam
De achternaam van een kind wordt gewijzigd in geval van een kind door een erkenning, adoptie of
gerechtelijke vaststelling van het ouderschap een andere achternaam kan verkrijgen. Ook kan de
rechter op grond van de art. 1:253t lid 5 of 282 lid 7 BW de achternaam van een kind wijzigen. Het
kind van 12 jaar of ouder heeft hierbij een vetorecht.
De derde mogelijkheid voor wijziging wordt geboden in art. 1:7 BW, waar in lid 5 verwezen wordt
naar het Besluit geslachtsnaamwijziging. Wijziging van de achternaam van een persoon die soms
bestaat uit schrappen of toevoegen van een letter, is mogelijk in een aantal gevallen. Wijziging is
mogelijk in geval van kennelijk onwelvoeglijke of bespottelijke namen, veelvoorkomende namen,
niet-Nederlandse namen, onjuist gespelde namen of Friese namen. De geslachtsnaam van een
minderjarige kan op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger of een pleegouder worden
gewijzigd in die van de ouder, de partner van de ouder of de pleegouder, waarbij in alle gevallen is
vereist dat er sprake is van minimaal drie jaar opvoeding en verzorging. De minderjarige van 12 jaar
of ouder heeft hierbij een vetorecht.
3.7 voeren van de naam van een ander
In het algemeen is het voeren van een andere dan de eigen geslachtsnaam geoorloofd. Onrechtmatig
kan het worden als men door de naam van een ander te voeren, de schijn wekt die ander te zijn of
tot de familie van die ander te behoren (art. 1:8 BW). Personen die gehuwd zijn of een geregistreerd
partnerschap hebben, zijn bevoegd de naam van de echtgenoot of partner te gebruiken, al dan niet
in combinatie met de eigen achternaam. Deze bevoegdheid blijft bestaan na de beëindiging van het
huwelijk of het geregistreerd partnerschap, zolang de persoon geen nieuw huwelijk of geregistreerd
partnerschap is aangegaan. Als er na beëindiging van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap
geen kinderen uit de relatie in leven zijn, kan de rechtbank, wanneer daartoe gegronde redenen
bestaan, de voormalige echtgenoot of partner deze bevoegdheid ontnemen.
4 woonplaats
4.1 inleiding
In het rechtsverkeer mag worden aangenomen dat een natuurlijke persoon een woonplaats heeft en
daar bereikbaar is. Dit is in veel gevallen de plaats waar hij is ingeschreven in de persoonsregistratie
of waar hij in de regel verblijft. De woonplaats is van belang, zowel in het formele als in het materiële
privaatrecht.
Verder is voor het afhandelen van een nalatenschap in het erfrecht de woonplaats van belang. Art.
1:13 BW stelt dat het sterfhuis van een overledene daar is waar hij zijn laatste woonplaats heeft
gehad. Bij het begrip woonplaats kan men onderscheiden tussen de werkelijke woonplaats en de
gekozen woonplaats.
4.2 werkelijke woonplaats
De werkelijke woonplaats heeft betrekking op de algemene uitoefening van burgerlijke rechten en de
nakoming van burgerlijke verplichtingen. Dit kan de zelfstandige (onafhankelijke) woonplaats zijn,
maar ook de afgeleide (afhankelijke) woonplaats.
De zelfstandige woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich volgens art. 1:10 lid 1 BW ‘te
zijner woonstede’, waarmee de wet doelt op zijn vaste woonadres.
Indien er geen vast woonadres kan worden aangewezen, stelt art. 1:10 lid 1 BW dat de woonplaats
van een natuurlijk persoon zich bevindt ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Art. 1:11 lid 1 BW geeft
aan dat iemand zijn woonplaats verliest door daden waaruit blijkt dat hij hier afstand van wil doen.
De wil van diegene speelt hier een belangrijke rol.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller viennavdb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.