Samenvatting Economie over schaarste en welvaart.
Duidelijke overzichtelijke samenvatting met stukjes uitleg, theorie, voorbeelden en begrippen.
Handig voor het leren van Economie toetsen, tentamens en examens.
Gemaakt met: Economie Integraal 2017 Havo bovenbouw H1. Schaarste en welvaart
Veel ...
1.1 Inkomen en welvaart:
Reële inkomen: De koopkracht van het inkomen, dit geeft aan hoeveel producten je met het
geld kunt kopen.
Nominale inkomen: Het inkomen uitgedrukt in een geldeenheid.
Welvaart: De mate waarin je je kunt voorzien in je behoeften.
Welvaart in ruime zin: De mate waarin mensen zich kunnen voorzien in hun behoeften
Welvaart in enge zin: de koopkracht van het gemiddelde inkomen per inwoner.
Welzijn: De mate waarin je je gelukkig voelt.
Schaarste: Te weinig producten vergeleken met de vraag. Hoe schaarser een product, hoe
hoger de prijs.
1.2 Schaarste en kiezen:
Prioriteiten stellen: Keuzes maken, dit moet wanneer je behoeften groten zijn dan je
middelen.
Alternatief aanwendbaar: Productiemiddelen zijn op meerdere manieren in te zetten.
Opofferingskosten: de opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
Budgetlijn: Een lijn met alle denkbeeldige productcombinaties die je bij de gegeven prijzen
en een gegeven budget kunt kopen.
1.3 Arbeidsverdeling, welvaart en ruil:
Arbeidsverdeling: Het verdelen van de verschillende taken over personen en bedrijven,
hierdoor kan de arbeidsproductiviteit toenemen. Arbeidsverdeling en specialisatie leiden in
het algemeen tot kostenvoordelen.
Arbeidsproductiviteit: de productie per werkende per tijdseenheid.
Transactie kosten: De bijkomende kosten bij de aankoop of verkoop van een product, buiten
de prijs van het product zelf om. Voorbeelden zijn zoektijd, reiskosten of transportkosten.
1.4 Ruilen en geld:
Directe ruil: Ook wel ruil in natura genoemd, men ruilt goederen tegen goederen.
Indirecte ruil: Geld wordt gebruikt als ruilmiddel/
Chartaal geld: Munten en biljetten in handen van het publiek.
Giraal geld: Het geld op betaalrekeningen en direct opvraagbare spaarrekeningen bij de bank
in handen van het publiek.
De maatschappelijke geldhoeveelheid: Chartaal en giraal geld samen.
Monetaire financiële instellingen (mfi’s): Bestaat uit banken en de Rijksoverheid.
Functies van geld:
Ruilfunctie: Geld vergemakkelijk de ruil van/met producten.
Rekenfunctie: Geld wordt gebruikt om de waarde van producten met elkaar te vergelijken.
Oppotfunctie: Je kunt je geld oppotten, er tijdelijk niks mee doen. Je bewaart je geld in een
kluis, je portemonnee of op je bankrekening.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BaukjeAvK. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.