Cognitie en Gedrag samenvatting deeltentamen 1 (boek: 'Brain and Cognition', Custom Edition, 4th Edition)
16 views 0 purchase
Course
Cognitie en gedrag (201500054)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Custom: Brain and Cognition
Dit is een volledige samenvatting voor het eerste deeltentamen van het vak Cognitie en Gedrag. De samenvatting bevat een uitgebreid overzicht van Kalat H5 en H6 en Goldstein H3, H4 en H5! Succes met leren :)
Law of specific nerve energies = Dat wat een bepaalde zenuw exciteert heeft een speciale energie
uniek voor die zenuw. De hersenen interpreteren actiepotentialen van de auditieve zenuw
bijvoorbeeld als geluid en die van de olfactory zenuw als geuren.
Het oog:
- Licht komt binnen via de pupil
- Het focust met de lens (aan te passen) en cornea (niet aan te passen)
- Dit licht komt dan binnen in de retina (heeft visuele receptoren): de linkerhelft van de
wereld komt terecht op de rechterhelft van de retina en licht van boven komt terecht aan de
onderzijde van de retina
Route in de retina:
1. Signalen gaan van de receptoren aan de achterkant van het oog naar de bipolar cells (dicht
bij centrum oog)
2. De bipolar cells sturen de signalen door naar de ganglion cells (dicht bij centrum oog)
Amacrine cellen krijgen ook informatie van de bipolar cells en sturen dit naar andere bipolar,
ganglion of amacrine cellen
3. De axonen van de ganglion cells bundelen samen (zodat de optische zenuw ontstaat) en
gaan (weer?) richting de hersenen (dit creëert een blind spot, omdat het geen receptoren
heeft)
Fovea (gele vlek) = centrale punt van de retina, die je gebruikt om details te zien. Bloedvaten en
ganglioncellen zijn hier nauwelijks aanwezig en daardoor heeft de fovea een bijna niet belemmerde
visie. Door de vele receptoren op deze plek ontstaat perceptie van detail. Elke receptor in de fovea is
gebonden aan een individuele bipolar cell, die weer is verbonden met een individuele ganglion cell
(in de fovea heten deze midget ganglion cells) en deze heeft een axon naar de hersenen. Elk kegeltje
heeft dus een eigen route naar de hersenen.
Richting de rand van de retina zijn meer en meer cellen verbonden met bipolar en ganglion cells,
waardoor de hersenen niet exact kunnen vaststellen wat de vorm van zo’n lichtbron van de rand is.
Deze omtrek/rand is wel beter voor sensitiviteit voor gedimd licht.
Fovea = detail & Omtrek = gedimd licht
De retina heeft 2 soorten receptoren:
- De staafjes (rods) = veel aanwezig bij de omtrek van de retina en reageren op zwak licht en
niet nuttig in daglicht
- De kegeltjes (cones) = veel aanwezig rondom de fovea en minder actief bij zwak licht en
essentieel voor visie met kleur
Door de verdeling van kegeltjes en staafjes heb je goede kleurenvisie in de fovea, maar niet in de
omtrek van de retina.
Kegeltjes en staafjes hebben beiden fotopigmenten (photopigments). Dit zijn chemicaliën die
energie vrijlaten wanneer er energie op valt.
De kortste golflengte waarbij wij kleur zien is violet van 400 nm en de langste is rood van 700 nm.
Deze golflengten zijn licht en worden gedetecteerd door de receptoren in de ogen.
,Trichromatic (3 kleurige) theory of color vision / Young-Helmholtz theory = De mens ziet kleur door
reacties van drie verschillende kegeltjes, elke sensitief voor een andere golflengte. Meer intense licht
verhoogt de activiteit van alle drie de soorten, maar er is dan weinig verandering in de ratio van hun
reacties.
Lange en medium golflengtes zijn meer overvloedig dan korte golflentes, waardoor het makkelijker
is om een kleine rode stip dan een kleine blauwe stip te zien. De blauwe kegeltjes zijn wel even
verdeeld over de retina, maar in minder hoeveelheden dan de groene en rode.
Visual field = het deel van de wereld wat je ziet, voordat je de kleur kunt identificeren.
Negative color afterimage = Je ziet de omgekeerde kleur van hetgeen waar je naar hebt gestaard:
paarse banaan gele banaan.
Oponent-process theory = we zien kleur als het tegenovergestelde. De hersenen hebben een
mechanisme dat kleur ziet op een continuüm van bv. rood en groen of zwart en wit. Na een tijdje
naar een bepaalde kleur staren wordt de reactie op de kleur verzwakt/vermoeid en wordt de kleur
het tegenovergestelde.
Gedeeltelijke uitleg van dit proces:
Stel dat een bipolaire cel excitatie van korte golflengte en inhibitie van lange en medium golflengtes
krijgt. Dan wordt de activiteit van de reactie op kortgolvige stralen (blauw) dus verhoogd en het
vermindert dan de reactie op geel-achtig licht. Na een tijdje ernaar te kijken verzwak je en ga je
opeens geel zien.
Afterimages hangen ook af van de hele context en dus je surroundings en niet alleen van het licht op
individuele receptoren. De cerebrale cortex is hier verantwoordelijk voor en niet de bipolaire of
ganglioncellen.
Color constancy = de mogelijkheid om kleuren te herkennen, ondanks de verandering van
licht(inval).
Een bepaalde soort golflengte van licht kan eruitzien als verschillende kleuren wanneer de
achtergrond anders is. Zo zien we felheid van een object ook door het met andere objecten te
vergelijken.
Retinex theory = de cortex vergelijkt informatie van verschillende delen van de retina om de felheid
en kleur van elke plek te bepalen. Visuele perceptie heeft ook redenering nodig van jezelf en niet
alleen retinale stimulatie.
Color vision theory = kleurenblindheid. Kleur vindt plaats in de hersenen en niet in het licht of het
object zelf.
, Kalat – Hoofdstuk 5.2
Staafjes en kegeltjes (retina) horizontale cellen (inhibitoir contact met) bipolar cellen (maken
synapsen) amacrine cellen en ganglioncellen
Axonen van de ganglioncellen vormen de optische zenuw. Deze verlaat de retina en gaat naar de
lagere oppervlakte van de hersenen. De twee optische zenuwen vormen samen bij de optic chiasm
(hier ‘crossen’ ze naar de andere kant). De meeste ganglion axonen gaan naar de lateral geniculate
nucleus (onderdeel thalamus, hier eindigt optische zenuw) en een klein deel gaat naar de superior
colliculus en andere gebieden (hypothalamus waken en slapen controle). De laterale geniculate
nucleus stuurt daarna axonen naar andere delen van de thalamus en de visuele cortex.
Laterale inhibitie = de manier van de retina om randen te verscherpen en contrast te versterken. De
reductie van neuron activiteit in het ene neuron door activiteit in het andere neuron. (Niet alleen in
zien, maar ook andere zintuigen).
De receptoren exciteren bipolaire cellen en sturen signalen (excitatie) naar de horizontale cellen,
zodat deze de bipolaire weer een beetje zullen inhiberen.
Licht op de kegeltjes en staafjes vermindert hun inhibitie, waardoor excitatie ontstaat.
Horizontale cellen zijn lokaal en inhiberen dus alleen de bipolaire cellen naast zich. De buitenste
bipolaire cellen van een bepaald lichtveld wat op de cellen valt, krijgen dus maar vanuit 1 kant
inhibitie, waardoor de buitenste cellen het meest reageren op licht. De cellen net buiten het
lichtveld en naast de buitenste cellen, worden wel geinhibeerd door de horizontale cel, maar hebben
geen excitatie, waardoor deze meer inhibitie hebben dan cellen verder van de licht/excitatie plek.
Het contrast/de rand van laterale inhibitie wordt dus gevormd, doordat de neuronen net binnen het
lichtveld de meeste excitatie ervaren en de neuronen net buiten het lichtveld de meeste inhibitie
ervaren.
Receptive field = Elke cel heeft een receptive field in het visuele system van de hersenen. Dit is een
plek in visuele ruimte dat het exciteert of inhibeert.
Een kegeltje of staafje heeft een klein receptive field, alleen maar de plek in de ruimte vanuit waar
het licht op de cel komt. Bipolaire cellen hebben een grotere receptive field, omdat meerdere
receptoren hiermee verbonden zijn (met meerdere kegeltjes en staafjes). Een ganglioncel is weer de
combinatie van meerdere bipolaire cellen.
3 soorten ganglioncellen:
1. Parvocellular neurons = kleine cellichamen en kleine receptive fields, vooral dicht bij de
fovea.
- Goed voor details
- Reageren op kleur, elke neuron reactie op bepaalde golflengte
- Hoge sensitiviteit voor details en kleur, komt door locatie dicht bij de fovea: veel kegeltjes
daar
2. Magnocellular neurons = grotere cellichamen en receptive fields, liggen even verdeeld over
de gehele retina.
- Sterke reactie op bewegingen en grotere patronen, geen reactie op kleur of detail
3. Koniocellular neurons = kleine cellichamen en kleine receptive fields, maar liggen op de
gehele retina.
- Verschillende functies, axonen op veel locaties
Primary visual cortex (Area V1/striate cortex) = In de Occipital cortex. Informatie van de lateral
geniculate nucleus komt hier terecht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vmajanssen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.39. You're not tied to anything after your purchase.