100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Biologische psychologie II: functies $8.61
Add to cart

Summary

Samenvatting - Biologische psychologie II: functies

 195 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting is gebaseerd op zowel de lessen van vorig jaar met Prof. Kris Baetens als de actuele lessen van dit jaar. Het document bevat uitgebreide notities, samengesteld op basis van de PowerPoint-presentaties en de behandelde leerstof in de lessen. Volgens mij is dit een grondige samenvatt...

[Show more]
Last document update: 1 day ago

Preview 10 out of 82  pages

  • December 5, 2024
  • December 17, 2024
  • 82
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
HET ZICHT

• fotonen door kernfusie in zon uitgezonden, evolutie zorgt voor adaptatie op
aanwezigheid van licht --> meer licht = eten
‣ fotosynthese = licht omzetten in energie
• Licht is snel & onmiddelijk
• Belangrijk bij lokaliseren objecten



Begint bij fotonen -->opgevangen
in retina --> optische zenuw -->
occipitale kwab

2 grote stromen
• naar boven
• Naar beneden




1) Het Oog
1.1 de stimulus: licht

Licht= elektromagnetische straling
‣ Range uitgedrukt in nanometer
‣ Lichtsnelheid = constant maar golflengte
varieert & zorgt dat we kleuren zien.
• Infrarood: heel groot
• Ultraviolet: heel klein

Hoe groter de golflengte, hoe lager de frequentie.
(Hoe langer de golf erover doet om een loop te maken)

Waarom is de lucht blauw?
= de manier waarop de fotonen tot bij jou komen. De fotonen gaan soms botsen
tegen bepaalde dingen (atmosfeer) en geraken verspreid in de lucht.

Zonsondergang -> verstrooing van deeltjes in de atmosfeer voor ze tot bij je
ogen komen verlopen op een andere manier en zorgen voor een ander kleur.

,Belangrijke begrippen

• FOTONEN
‣ Reizen heel ver en snel
‣ Hebben zelf GEEN kleur of vorm
• OBJECTEN
‣ Laten licht niet/deels door
‣ Absorberen/weerkaatsen van golflengtes = kleur zien
• KLEUR
‣ Objecten absorberen licht
‣ Tint = bepaald door golflengte
‣ Intensiteit = bepaald door amplitude
‣ Verzadiging = bepaald door mate van zuiverheid golflengtes


1.2 anatomie van het oog


= belangrijk

• optische zenuw
• Ciliaire spier
• Netvlies
• Lens




A) Macro anatomie

• Retina & oogzenuw
‣ Onderdeel van CZS!
• Bevat GEEN schwann-cellen
• WEL -> astrocyten en oligodendrocyten
‣ Kan niet regenereren, beschadiging = permanent
‣ Schede optische zenuw
= verlenging subarchnoïdale ruimte: ruimte tussen hersenvliezen
pia en arachnoid mater met cerebrospinaal vocht.

Druk in schedel is een indicatie voor een letsel in het brein.
> papil oedeem
= vloeistof in ruimte drukt op schedel.

Optische zenuwhoofd = geen waarneming
Fovea = meest scherpe zicht in het oog
foveloa = centrum fovea, kern scherp
zicht

,Focus op het plusje > verder of dichterbij slide komen > groende bal zal
scherper worden of juist verdwijnen
‣ Verdwijnen : blinde vlek

• fixatie en oogbewegingen

Fixatie = licht valt op fovea, relatief eenvoudig bij stilstaande objecten
maar vergt voorspelling bij bewegende objecten.


3 types oogbewegingen
A. Vergentie
= beide ogen bewegen tegelijk in tegenovergestelde richting
B.Volgbewegingen
= fixeren op een bewegend object
C. Saccades
Bv: lezen, snelheid maximaal
- microsaccades: behoud van beeld ondanks inhibitie van actieve cellen
bij gelijk beeld zal adaptatie tegen gaan

• evolutie

Euglena Gracilis
‣ Flagellum om zich voort te bewegen
‣ Heeft pigmentvlek > schermt fotoreceptor af voor licht vanuit 1
richting = locatie van licht kan wordne bepaald, gevoel van richting.
‣ Moleculen voor fotosensitiviteit lijken op deze van de mens.

,1.3 De retina

A) opbouw

3 lagen

‣ Fotoreceptoren
◦ Geen axonen, geen
actiepotentiaal
◦ Maken contact via cellichaam
◦ Staafjes & kegeltjes
‣ Bipolaire cellen
◦ Geen axonen & dus geen actiepotentiaal
‣ Ganglioncellen
◦ Eerste actiepotentiaal!
◦ Grote convergentie

‣ Horizontale cellen en amacrine cellen
= liggen horizontaal op de lagen


> Gevoelig voor randen, contouren & verandering


Fotoreceptoren het verste van inkomend licht
-> licht moet door de vezels van oogzenuw >
ganglioncellen en bipolaire cellen om de
fotoreceptoren te bereiken.

VOORDELEN
• terugkaatsing van licht op achterkant, om
alsnog licht op te vangen.
• Epithelium van het oog licht achteraan
= betrokken bij fagocytose en recyclage van
versleten fotopigmenten.

• Ligging: nabijheid van haarvaatjes zorgen
voor veel suiker & bloed

,B) fotoreceptoren
= geen actiepotentialen
• binnenste laag: cellichaam
• Buitenste laag: fotopigment & membraanlamellen
‣ Retinal
• Lipide = vitamine A (wortelen eten)
• Opsine = bepalen geoveligheid golflengte
‣ Fovea= scherpste zicht door grote concentratie
fotoreceptoren.
‣ Hoe VERDER van fovea, hoe GROTER & VERDER
uit elkaar



Retina bevat 100 miljoen staafjes &
5 miljoen kegeltjes.
‣ Meer staafjes
‣ Meer rode & groene dan
blauwe
‣ Rood > groen
‣ GEEN staafjes in fovea

Functionele specialisatie!

Witte streep: optische zenuw

Hoe sterren beste waarnemen?
= naast de ster kijken want daar zitten kegeltjes (periferie) en deze zijn het
meeste scherp bij weinig licht.




• scotopisch = nachtzicht,
staafjes
• Mesopisch = kleur, beetje
kegels
• Fotopisch = saturatie
staafjes, duidelijke kleur &
beste scherpte (kegels)

,• bij alle gewervelde dieren --> hyperpolarisatie wanneer door licht geraakt,
depolarisaite als er geen licht op valt.
• Geen generatie van actiepotentialen in fotoreceptoren WANT hebben geen
axonen
-> WEL afgifte van glutamaat
‣ Hyperpolarisatie > weinig glutamaat
‣ Depolarisatie > veel glutamaat



C) bipolaire cellen
= GEEN actiepotentiaal, krijgen info van kegels & staafjes.
‣ Reageren niet rechtstreeks op licht maar op vrijgeven van glutamaat
‣ Kegeltjes
= 2 soorten bipolaire cellen OOK verbonden met ganglion cellen
• ON bipolaire cellen : depolarisatie door licht (aan)
• OFF bipolaire cellen: hyperpolarisatie door licht (uit)
!Beide zijn essentieel voor snelle detectie & reactie op meer of minder licht!


‣ Staafjes
= 1 soort bipolaire cel
• Allemaal ON cellen
• Indirecte verbinding met ganglioncelen via amacrine cel




Ganglioncellen gaan zorgen dat informatie doorstroomt van bipolaire cellen.

,D) ganglioncellen
= wel actiepotentialen door axonen van ganglioncellen --> vormen oogzenuw

Types
‣ ON/OFF
‣ Receptief veld: invloed van minder/meer fotoreceptoren
‣ Transiënt vuren (volgehouden vuren)
‣ Kleurgevoelig of niet
‣ Groot en klein receptief veld


Projectie naar....


1) thalamus (LGN)
= magno, konio en parvocellulaire lagen.

2) superieure colliculus
= primitief zicht, snelle reacties

3) suprachiasmatische nucleus
= biologisch ritme




Uitzondering: ganglioncellen die rechtstreekt op licht reageren en gevoelig
zijn voor fotonen. (Pas op! Dit is een heel kleine hoeveelheid)
‣ Aansturen dag en nacht ritme
‣ Pupilreflex (snel kunnen reageren)
bv: als licht uitvalt, object dat dichter bij komt
‣ Bewuste visuele processen, vooral bij schemering


Ganglioncellen die naar thalamus (LGN) projecteren:




Examen: waar projecteren ze naar?

,E) horizontale en amacrine cellen
= maken dwarsverbindingen

• horizontale cellen verbinden nabijgelegen fotoreceptoren en bipolaire cellen
VS amacrine cellen bij bipolaire cellen & ganglioncellen.

Horizontale cellen zorgen voor
‣ Negatieve feedback
• Transiënte respons op aanhoudende stimulus
‣ Laterale inhibitie
• Naburige contacten voor nauwkeurigheid
• Leidt tot "winner takes it all"
= uitvergroting van verschil tussen plaats van sterkste &
minst
• Center surround
= zorgt dat dit tot stand komt, draagt bij tot verhoogde
gevoeligheid voor contouren.

horizontale cellen > contacten bipolaire cellen & fotoreceptoren
amacrine cellen > contacten bipolaire cellen & ganglioncellen


F) centraal en perifeer zicht
= bepaald door distributie van fotoreceptoren en type informatieversturing

• Scherpste zicht in fovea
= 1 op 1 verhouding fotoreceptoren - bipolaire cellen & ganglioncellen.
‣ 1 receptor gaat communiceren met 1 ganglioncel etc.
‣ Niets van deze informatie mag verloren gaan dus GEEN convergentie
‣ Informatie die gebundeld wordt > WEl convergentie


Structuur
‣ ENKEl kegeltjes
‣ Fotoreceptoren zijn kleiner & liggen dicht bij elkaar
‣ Midden fovea = licht valt rechtsteekt op receptoren dankzij lange
vebrinden neuronen wat voor minder brekng van het licht zorgt.




We zien dat op de plaats van de
foveola er minder lagen moeten
doorbroken worden en we dus minder
breking van licht hebben =
scherpste zicht.

,2) HERSENREGIO'S BETROKKEN BIJ VISUELE PROCESSEN
2.1 overzicht visueel circuit
V1
Retina > oogzenuw > optish chiasma > LGN > cortex striata > cortex V2
extrastriata


Linker en visueel veld
‣ Links verwerkt in rechter primaire visuele
cortex
‣ Rechter primaire visuele cortex: info van beide
ogen
‣ Deel gekruist & niet gekruist.

Hierna wordt info naar LGN gestuurd MAAR niet alle info
gaat rechtstreeks naar thalamus:

‣ Soms is deze weg te traag > nood aan snelle route
• Nucleus suprachiasmatis voor biologische klok
• Pupilreflex
• Arousal
• Colliculus superior voor objecten die je wil volgen

Blindsight= primaire visuele cortex krijgt geen info, hierdoor kan de persoon
niet meer zien maar kan motoriek wel nog afstemmen op visuele informatie
doordat superieure colliculus nog intact is.
(Met blinddoek gaat dit niet meer want er moet iets van visuele stimulus zijn)



2.2 LGN

Bestaat uit 6 lagen
◦ Binnenste 2 lagen - magnocellulaire lagen - parasolcellen
◦ Buitenste 4 lagen - parvocellulaire lagen - midgetcellen
◦ Onderste laag: koniocelullaire laag - bistratified
‣ Binoculaire organisatie


2.3 cortex striata (V1)
= zelfde lagenstructuur parvo, magno en koniocellulaire input
‣ Retinotopische organisatie
= wat in visueel veld naast elkaar staat wordt in brein ook naast
elkaar verwerkt

, 2.4 cortex extrastriata (V2)

= visuele associatiecortex
‣ Oriëntatie, beweging en kleuren integreren
‣ Integratie tot op het niveau van objecten & groter
‣ Omringt door cortex striata in occipitale kwab
‣ Bottom up communicatie (naar hogere associatiegebieden)
‣ Hoe hoger hoe...
• Complexer de karakteristieken
• Groter het receptieve veld van neuronen


2 grote aftakkingen

A. DORSALE STROOM (geheel)
= naar pariëtale cortex
‣ Magnocellulaire input
‣ WAAR? Stroom
= navigatie en manipulatie van objecten

Communiceren

B. VENTRALE STROOM (details) met elkaar
= naar inferieure temporale cortex
‣ Input magno, parvo en koniocelullaire lagen via V4
‣ WAT? Stroom
= gericht op kleur, grootte, vorm & textuur

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dahliadewinter1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.61  3x  sold
  • (0)
Add to cart
Added