Benoem de onderzoeksvraag
De student herkent de onderzoeksvraag binnen een onderzoek waarin een korte schets van
de situatie, het probleem f de onduidelijkheid die binnen het onderzoek centraal staat wordt
weergegeven.
Onderscheid drie onderzoeksvragen
- Frequentievragen
Hierbij wordt gekeken naar hoe vaak of hoe veel iets voorkomt. Denk aan een vraag;
‘hoeveel kinderen tussen de 5-10 jaar hebben actieve cariëslaesies?’ ‘Hoe vaak poetsen
ouders de tanden van hun kinderen?’
- Verschilvragen
Je kijkt naar het verschil tussen 2 variabelen. Bijvoorbeeld; ‘zijn er meer mannen of vrouwen
met cariëslaesies?’. Denk ook aan verschil in opleidingsniveau, of sociaal- economische
status. In experimenten kunnen er 2 interventies gemeten worden; twee typen interdentale
borsteltjes, of 2 soorten mondspoeling.
- Samenhangvragen
Vragen die de samenhang van variabelen onderzoekt. Denk aan mate van poetsgedrag bij
ouderen met de kennis over mondgezondheid bij personeel. Hierbij kijk je of er een relatie is
tussen de twee variabelen. Er kunnen vragen gesteld worden zoals; frequentie van poetsen,
of er fluoride wordt gebruikt, wat is de poetstijd? Zo kan je de kenmerken verder
omschrijven en meetbaar maken.
Benoem de doelstelling
Klinisch relevantie hoe zorgen de uitkomsten van het onderzoek voor een verbetering van
mondgezondheid van de patiënt. Het gaat hier echt om de patiënt en zijn benodigde zorg.
Praktisch doel relevantie situaties die in de praktijk verbeterd kunnen worden, omzetten
naar praktijk verandering. Denk aan aanbevelingen en adviezen (voor
mondzorgprofessionals).
Maatschappelijk relevantie de uitkomst van het onderzoek is ter verbetering van de
maatschappij.
Theoretische relevantie om wetenschappelijke kennis te vergroten, er wordt iets nieuws
onderzocht om de kennis over dit onderwerp te vergroten.
Benoem het type onderzoek
- Beschrijvend
Hier wordt voornamelijk beschreven hoe een situatie is, in bepaalde frequenties of
aantallen. Bijvoorbeeld beschrijven hoeveel kinderen 2x per dag poetsen. Er wordt puur
gekeken naar hoe de relatie is, en hoe de huidige situatie is. Er wordt geen verklaring
afgelegd.
, - Exploratief
Hierbij wordt nagegaan waarom bepaalde gegevens verschillen of juist een verband hebben.
Bijvoorbeeld of sociaal- economische status een invloed heeft op het opvolgen van fluoride
basis advies. Er wordt gekeken of er een samenhang of verschil is.
- Toetsend
Er wordt van bepaalde voorkennis of theorieën uitgegaan. Bij een toetsen onderzoek is er
altijd sprake van een hypothese, een nulhypothese of een alternatieve hypothese. In een
toetsend onderzoek wordt er gekeken naar verbanden, uitspraken en verklaringen om te
kijken of deze kloppen.
Benoem onderzoekdesign
Experimenteel onderzoek
Er wordt een bepaalde interventie gevolgd, het is geen vragenlijst of observatie.
- Zuiver experimenteel (RCT)
Onderzoek met een interventie- en controlegroep, ingedeeld middel randomisatie.
- Quasi- experimenteel
Hierbij zijn er verschillende onderzoeken, zonder randomisatie.
1. Voor- en nameting met controlegroep, matchen of homogeniseren.
2. Enkelvoudige tijdsreeks met een enkele en experimentele groep (geen
controlegroep).
3. Meervoudige tijdsreeks met een experimentele en controlegroep, geen randomisatie
maar wel meerdere meetmomenten.
- Pre- experimenteel
Dit onderzoek wordt gebruikt als er geen mogelijkheid is voor een controlegroep.
De verschillende onderwerpen hiervan zijn:
1. Bestaande groep met alleen een nameting
2. Bestaande groep met een voor- en nameting
3. Vergelijking van 2 (bestaande) groepen met alleen een nameting
Wanneer er 1 groep is, met 1 meting of 1 voormeting en 1 nameting, telt het als pre-
experimenteel. Zodra er een controlegroep wordt toegevoegd, is het een quasi-experiment.
Als er randomisatie wordt toegepast is het een zuiver- experiment.
Cross-sectioneel onderzoek meting op 1 moment met dwarsdoorsnede
Longitudinaal onderzoek metingen op meerdere tijdstippen (betrouwbaarder)
Benoem de in- en exclusiecriteria
De student weet wat inclusiecriteria zijn en kan deze benoemen na lezen van een
wetenschappelijk artikel. De student weet wat exclusiecriteria zijn en kan deze benoemen na
lezen van een wetenschappelijk artikel. De student beargumenteert waarom er gekozen is
voor een bepaalde in- en/of exclusiecriteria.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kooijmanmerel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.82. You're not tied to anything after your purchase.