Ondernemingsrecht begrepen, tweede druk
leerdoelen per paragraaf in het boek uitgesplitst:
Rechtspersonen, algemene thema’s
De student:
1.2 ✓ kan uitleggen wat de aard van een rechtspersoon is en op welke wijze hij
kan deelnemen aan het rechtsverkeer.
1. Rechtssubjectiviteit: een natuurlijk persoon is in het recht een drager van
rechten en plichten. Aks hij een onderneming wil beginnen zal dat tot gevolg
hebben dat hij gebonden is aan iedere overeenkomst die ten behoeve van de
onderneming wordt gesloten. Dit kan enkele ongewenste gevolgen met zich
meebrengen.
Het vermogen van een onderneming zal deel uitmaken van het vermogen van
de natuurlijk persoon/ondernemer; hiertussen bestaat geen scheidslijn. En dat
betekent dus dat eventuele schuldeisers van ‘de onderneming’ zich eveneens
kunnen verhalen op al het privévermogen van de ondernemer. Er is ook een
risico dat een ondernemer arbeidsongeschikt wordt of komt te overlijden;
daarmee staat direct de continuïteit van ‘de onderneming’ op het spel. En die
continuïteit is juist van belang voor een externe financier.
Om voorgaande te ondervangen kan het wenselijk zijn om ‘de onderneming’
onder te brengen in een zelfstandig vehikel, een voor het rechtsverkeer
zelfstandige ‘persoon’.
De juridische ‘vondst’ voor dit probleem is de rechtspersoon. De aan een
natuurlijk persoon inherente problemen van ziekte of overlijden kent een
rechtspersoon niet. Een rechtspersoon wordt voor onbepaalde tijd opgericht
(art 2:17 BW). Door de oprichting komen de belangen van de betrokken
personen, zoals werknemers, leveranciers, klanten en vermogensverschaffers
samen in een organisatie die niet meer gebonden is aan één natuurlijk persoon
die alle beslissingen neemt. In tegenstelling tot de onderneming van een
natuurlijk persoon is de continuïteit van een rechtspersoon dus niet afhankelijk
van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van één persoon. De
totstandkoming van rechtspersonen heeft daarom in de negentiende en
twintigste eeuw een grote vlucht genomen. Er zijn namelijk rechtspersonen die
bedoeld zijn om er een onderneming mee te drijven. Maar ook voor niet-
commerciële doelen zijn rechtspersonen in het leven geroepen. De regels voor
het functioneren ervan vinden we in boek 2 BW.
Door introductie van een ‘rechtspersoon’ in het recht ontstaat echter wel de
vraag hoe deze handen en voeten krijgt in het rechtsverkeer. Denk aan: Hoe
worden de missie en de visie van de organisatie bepaald? Wie bepaalt de
strategie om het doel van de organisatie te bereiken? Voor het bepalen van ‘zijn
wil’ is menselijk denken en handelen vereist want een rechtspersoon kan dat
niet zelf.
2. Gelijkstelling met natuurlijk persoon: dat een rechtspersoon een rechtssubject
is, bepaalt de wet in art 2:5 BW. Deze bepaling luidt: ‘Een rechtspersoon staat
wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de
wet anders voortvloeit. Dus in beginsel zijn al de wettelijke regels die op een
natuurlijk persoon van toepassing zijn ook voor de rechtspersoon van
toepassing. Onder het vermogensrecht vallen onder andere de Boeken 3-10 BW.
, Dus wanneer een rechtspersoon bijvoorbeeld een laptop koopt
(koopovereenkomst), dan gelden hiervoor onder andere de regels van titel 7:1
BW.
Gaan we nog even nader in op de koop van de laptop door de rechtspersoon,
dat is hierop art 7:1 BW van toepassing, dat bepaalt dat koop de overeenkomst
is waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om de prijs in geld
te betalen. De rechtspersoon verplicht zich dus om de prijs van de laptop aan de
verkoper te betalen. Vervolgens zal de rechtspersoon na levering ook de
eigenaar worden van de laptop. Dit eigendomsrecht komt de rechtspersoon toe.
Overeenkomstig art 5:1 BW is dit het meest omvattende recht dat een persoon
op een zaak kan hebben.
Hiervoor zagen we dat een rechtspersoon ook zelf drager is van de rechten en
plichten die voortvloeien uit rechtshandelingen. Maar daarnaast kunnen ook
feitelijke handelingen aan de rechtspersoon toegerekend worden, denk dan
bijvoorbeeld aan de onrechtmatige daad.
Kortom, overal waarin de wet ‘iemand’ of ‘een persoon’ staat, kunnen we dus
ook de rechtspersoon lezen. Een rechtspersoon is zelfstandig en moet niet
vereenzelvigd worden met de personen die de rechtspersoon hebben opgericht
of bestuurder zijn. Een schuldeiser kan de rechtspersoon aanspreken tot
nakoming van de verbintenis, maar niet de bij de rechtspersoon betrokken
personen zoals een aandeelhouder, lid, bestuurder of commissaris. Daarom kan
de schuldeiser bij niet-nakoming van de verbintenis zijn vordering verhalen op
het vermogen van de rechtspersoon, en niet op het vermogen van de bij de
rechtspersoon betrokken personen.
Art 2:5 BW bevat aan het slot wel de beperking ‘tenzij uit de wet anders
voortvloeit’. Uit de wet vloeit bijvoorbeeld voort dat een werkgever een
arbeidsovereenkomst slechts met een werknemer/natuurlijk persoon en niet
met een werknemer/rechtspersoon kan sluiten. Ook al staat het er niet letterlijk,
dat is nu eenmaal de strekking van die rechtsregel. Evenmin gelden de vele
consumentenbeschermingsregels voor rechtspersonen. De bedoeling van deze
regels is dat slechts de consument/natuurlijk persoon wordt beschermd omdat
deze in het algemeen in een economisch zwakkere positie verkeert. Een
rechtspersoon heeft bescherming niet.
3. Organen: een rechtspersoon bestaat niet uit eigen kracht, maar omdat hij ooit
om een bepaalde reden door één of meer personen is opgericht. Bepaalde
personen hebben er dus om uiteenlopende redenen belang bij dat de
rechtspersoon (voort) bestaat. Zoals een natuurlijk persoon feitelijk kan
bewegen door het gebruik van zijn ledematen, zo kan een rechtspersoon
functioneren door middel van zijn zogeheten organen.
Bij een vereniging, coöperatie en owm hebben we te maken met leden; bij de nv
en bv met de aandeelhouders. Deze leden en aandeelhouders hebben in
beginsel belang bij het (voort)bestaan van de rechtspersoon. En deze leden of de
aandeelhouders vormen dan weer gezamenlijk de algemene vergadering. Dit is
een orgaan van de rechtspersoon. Onder een orgaan verstaan we dus een
persoon of een groep personen die bijdragen of uitvoering geven aan het
handelen van een rechtspersoon. De spelregels waar dit orgaan zich aan moet
houden, zijn te vinden in de wet of de statuten van de rechtspersoon. De wet en
de statuten van de rechtspersoon kennen aan de algemene vergadering
bepaalde taken en bevoegdheden binnen de rechtspersoon toe. Denk
bijvoorbeeld aan de bevoegdheid bestuurders te benoemen die de
,rechtspersoon besturen.
De (enig) bestuurder of de gezamenlijke bestuurders vormen het bestuur, de
dagelijkse ‘handen en voeten’ van de rechtspersoon. Het bestuur is eveneens
een orgaan van de rechtspersoon. Ook van dit orgaan vinden we de taak en de
bevoegdheden, de spelregels waar zij zich aan moeten houden, in de wet en de
statuten van de rechtspersoon.
Er kan ook sprake zijn van een raad van commissarissen (RvC); dat is eveneens
een orgaan van de rechtspersoon. In beginsel zijn commissarissen benoemd om
toezicht op het bestuur te houden en om deze bij belangrijke beslissingen te
adviseren. De commissaris of de gezamenlijke commissarissen vormen de RvC.
Oorspronkelijk werd de RvC bij een nv of bv vooral beschouwd als een
toezichthouder en adviseur namens de aandeelhouders, maar tegenwoordig
wordt zijn taak veel ruimers opgevat; hij dienst zich bij de vervulling van zijn taak
te richten naar het belang van de rechtspersoon en de met hem verbonden
onderneming of organisatie.
Bij rechtspersonen waar in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, zal
tevens een ondernemingsraad (OR) worden ingesteld. De OR zal met name
opkomen voor de belangen van deze mensen. De bevoegdheden van de
ondernemingsraad vinden we niet in Boek 2 BW omdat ook niet-rechtspersonen
met dit aantal werkzame personen een OR moeten instellen. Dat neemt niet
weg dat op grond van de door art 2:8 BW gevorderde aanvullende werking van
redelijkheid en billijkheid in het rechtspersonenrecht de ondernemingsraad en
zijn leden volwaardig deel uitmaken van de kring van betrokkenen bij de
organisatie van de rechtspersoon. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de IKON-uitspraak.
Bij een stichting ligt dit iets anders. Een stichting heeft geen leden, dus is er ook
geen orgaan als de algemene vergadering. Ze kent uiteraard wel een bestuurder.
Als er bij de oprichting eveneens gekozen is voor een toezichthoudend orgaan
zoals hiervoor omschreven over een RvC, dan wordt dit meestal aangeduid met
de term raad van toezicht (RvT), maar soms ook wel RvC. De functie van de raad
van toezicht is hetzelfde als die van de een RvC.
De reden waarom de rechtspersoon is opgericht vindt haar grondslag in het
zogeheten ‘doel’ van de rechtspersoon. Voor nu is het van belang om te weten
dat de rechtspersoon, via zijn organen, in het belang van het doel handelt.
Hiervoor zullen er rechtshandelingen worden verricht, zoals hiervoor
omschreven met betrekking tot de aankoop van een laptop. Maar ook valt
bijvoorbeeld te denken aan: het sluiten van arbeidsovereenkomsten met
werknemers, koop- en andere overeenkomsten met leveranciers,
dienstverleners en klanten, financieringsovereenkomsten met
kredietverstrekkers en ga zo maar door. Doordat het bestuur beslissingen neemt
om het statutaire doel te bereiken, neemt de rechtspersoon als instituut
duurzaam deel aan het economisch verkeer. Ook de andere organen van een
rechtspersoon nemen beslissingen waarmee aan het maatschappelijk verkeer
wordt deelgenomen, zij het in mindere mate. De organisatie van een
rechtspersoon wordt dus uiteindelijk vormgegeven door aandeelhouders/leden
en algemene vergadering bestuurders en bestuur, commissarissen en raad van
commissarissen.
De onderlinge rechtsbetrekkingen tussen de organen worden primair beheerst
door de wet, de statuten, besluiten van organen en eventueel één of meer
regelementen. Hier vinden we zodoende de taken en de verdeling van de
bevoegdheden van de organen van de rechtspersoon.
, ✓ kan voorbeelden noemen van de aanvullende en derogerende werking van
redelijkheid en billijkheid in het rechtspersonenrecht.
1. Redelijkheid en billijkheid: de kern van het rechtspersonenrecht wordt
gevormd door het al genoemde art 2:8 BW, dat gezien kan worden als een
algemeen beginsel van behoorlijk ondernemingsbestuur. Het eerste lid luidt:
‘een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn
organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen
naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. ‘Wat wordt
hiermee bedoeld?’
In het algemeen vermogensrecht lezen we in art 3:12 BW dat bij de vaststelling
van wat redelijkheid en billijkheid eist, rekening moet worden gehouden met de
in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en
persoonlijke belangen die bij het gegeven geval zijn betrokken. Dit is geen erg
concreet nomen, met name niet omdat rechtsovertuigingen veranderlijk zijn.
Weinig discussie zal evenwel bestaan over de in Nederland breed gedragen
gedachte dat belanghebbenden in beginsel behoren te streven naar consensus.
Met alle belangen moet rekening worden gehouden: die van werknemers,
kapitaalverschaffers en management. Om consensus te bereiken zal men elkaar
over en weer proberen door dialoog te overtuigen van het eigen standpunt.
Naaste de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid die we in het
eerste lid van art 2:8 BW lezen, bepaalt het tweede lid dat deze gedragsregel
ook derogerend kan werken. De regel luidt: ‘Een tussen hen krachtens wet,
gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel is niet van
toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. ‘De regel is dus niet nietig, maar
wordt niet toegepast.
Een belangrijk onderwerp in dit boek is de bevoegdhedenverdeling- en
daarmee machtsverdeling – tussen de organen van een rechtspersoon. Voor
sommige vraagstukken geven we de wet en de statuten duidelijke
antwoorden. Soms ontbreekt duidelijkheid. Art 2:8 BW geeft voor die gevallen
een open norm die in beginsel aanvullend op de regels van het
rechtspersonenrecht werkt. Een op zich duidelijke rechtsregel kan echter ook
zoals in het vorige voorbeeld door toepassing van de redelijkheid en billijkheid
terzijde worden geschoven.
1.3 ✓ kan uitleggen hoe het vermogensrecht voor publiekrechtelijke
rechtspersonen van overeenkomstige toepassing is.
1. Publiekrechtelijke rechtspersonen: naast natuurlijke personen en
privaatrechtelijke rechtspersonen nemen ook publiekrechtelijke
rechtspersonen deel aan het privaatrechtelijk rechtsverkeer. Denk
bijvoorbeeld aan het geval dat een gemeente bouwkavels verkoopt en in
eigendom overdraagt, of een recht van erfpacht vestigt op een stuk
natuurgebied ten behoeve van een burger. De publiekrechtelijke
rechtspersoon verricht in deze voorbeelden een privaatrechtelijke
rechtshandeling.
De bevoegdheid om dit te doen, dat wil zeggen dat bevoegdheid om namens
de publiekrechtelijke rechtspersoon privaatrechtelijk rechtshandelingen te
verrichten, vinden we in de organieke bestuursrechtelijke wetten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meryamelazizi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.