Functie – dieren
Hoofdstuk 1: Homeostase
1.1. Organisatie van cellen (p. 38-42)
Van molecule – tot organisme – van cellulair tot organisamaal niveau:
- Relatie tussen structuur (morfologie) en functie (fysiologie)
1.2. Homeostase
- >> La fiseté du milieu intèrieur est la condition de la vie libre >>
- Claude Bernard (Franse bioloog 1813-1878)
- Homeostase = het in stand houden van het interne milieu zodat cellen goed blijven functioneren
o Van Dale: het bestaan van onderling op elkaar afgestemde processen die voor het leven
noodzakelijke toestanden constant houden
o Veranderingen en fluctuaties in het externe milieu kunnen worden gecompenseerd door
fysiologische regulatie zodat het interne milieu relatief constant blijft
- Organisatie van een multicellulair organisme in drie compartimenten:
o Het transport en
relatiesystemen: continue
aanpassing van het extra en
intracellulaire milieu zodat
homeostase bewaard blijft
▪ Vb. ion en osmotische
regulatie van water en
zoutbalans
o Het interne extracellulaire:
▪ Circulatie in bloedbanen
▪ Interstitiële vloeistof (tussen cellen)
o Het interne intracellulaire milieu
- Reactie op veranderingen in het externe milieu:
o Sommige veranderingen in externe
milieu worden niet gereguleerd zodat
organisme, ook intern, deze
veranderingen ondergaat =
conformatie
o Terwijl andere processen binnen
bepaalde grenzen intern constant
worden gehouden = regulatie
1
, o Vb. koudbloedige organismen (poikilotherm) hebben geen constante lichaamstemperatuur –
warmbloedige organismen (homeotherm) houden lichaamstemperatuur constant
o Nomenclatuur:
▪ Poikilo: eury (grote tolerantie) OF steno (kleine tolerantie)
▪ Homeo: eury OF steno
- Vergelijking van ion en osmoregulatie in twee krabben:
o Spinkrap leeft in open zee waar zoutgehalte constant blijft (35g/l)
▪ Poikilo-osmotische organisme
o Strandkrab leeft in getijdenzone en estuaria waar zoutgehalte kan
fluctueren
▪ Homeo-osmotische regulator (steno)
o Ionenconcentraties en osmolariteit van extracellulaire milieu gelijk is
aan deze van externe milieu
1.3. Oppervlakte van cellen – membraan functies (p. 45-52)
Organisatie van een plasmamembraan:
- Barrière tussen extra en intracellulair milieu
- Hoewel flinterdun vormt de fosfolipiden dubbellaag van
de plasmamembraan een zeer efficiënte barrière voor
wateroplosbare stoffen:
o Alleen vetoplosbare moleculen kunnen
doorheen de barrière
o Zoutionen uit eigen plasma kunnen niet
doorheen barrière
o Vb. Na+, K+, Ca2+, Mg2+, Cl-, SO42-, F-, PO43- en CO32-
- Fosfolipen samengesteld uit:
o Polair hoofd dat positieve en negatieve ladingen draagt
o Alifatische koolstofketen die het interne van de membraan uitmaakt
- Fosfolipiden dubbellaag bevat cholesterol die rol speelt in regulatie van de vloeibaarheid (fluiditeit)
van de membraan (o.a. in functie van de temperatuur)
- Voorbeeld van epitheelstructuur (darm):
o Oppervlaktevergroting aan apicale zijde =
microvilli
o Verschillende types van juncties tussen naast
mekaar gelegen cellen
- Type transport:
o Transepitheliaal transport: transport doorheen
epitheel van de cel zelf
o Paraepitheliaal transport: transport doorheen
epitheel van naburige cellen
Eiwitstructuren doorheen membraan:
- Functie: transport van ionen en andere
polaire moleculen doorheen de fosfolipiden
dubbellaag
- Dergelijke eiwitten worden soms ook
permeases genoemd
o Correlatie met enzymen maar
enzymen zetten molecule om van A
2
, naar B terwijl transmembranaire eiwitten moleculen verplaatsen van A naar B
- Type transporter:
o Kanalen: meest primitieve vorm een buis (meestal geen zuivere kanalen)
o Carriers: moleculen worden door de carriers doorgegeven naar de andere zijde van het
membraan (dragertjes van de grote drager)
- Gated-transporter:
o Chemically-gated: signaalmolecule of ligand bindt aan transporter
o Voltage-gated: potentiaalverschil over membraan
o Mechanische stimulus: vormverandering > conformatieverandering (vb. rekreceptoren in
pezen)
- Verschil passief en actief transport:
o Passief transport: geen energie is nodig ter hoogte van de transporter
▪ Voor een potentiaalverschil is er wel ATP nodig maar niet ter hoogte van de
transporter
o Actief transport: energie nodig ter hoogte van
de transporter, transporteiwit werkt als een pomp
(energie in de vorm van ATP)
▪ Vb. Na-K ATPase pomp: 3 Na+ ionen uit
de cellen gepompt en 2 K+ ionen door de
cel worden opgenomen
Endocytose:
- Grotere moleculen, conglomeraten en zelfs kleine cellen kunnen door cellen worden opgenomen
door vorming van membraanvesikels
- Fagocytose: “cell eating”, methode onder
protozoa en metaoz
- Pinocytose: invagineren van cellen in kleine
vesikels (caveolae)
- Endocytose: moleculen (liganden) binden aan
receptoren (clathrin, clathrin-coated pits) en
worden geinvagineerd als vesikels, endosomen
Osmose en diffusie:
- Passief diffusietransport over
fosofolipidenmembraan wordt
gekarakteriseerd door lineaire toename
van opnamesnelheid van de stof met
de concentratie in het extracellulaire
milieu
- Gefaciliteerd transport wordt
gekarakteriseerd door het bereiken van
een maximale opnamesnelheid waarna
de opnamesnelheid niet meer toeneemt
- Michaelis-menten kinetiek:
𝑽𝒎𝒂𝒙∗𝑺
o 𝒗= 𝑲𝒎+𝑺
o S = substraatconcentratie
o Km = constante, maat voor de affiniteit van transporter en ligand
▪ Lage Km = hoge affiniteit
o Vmax = maximale transportsnelheid
3
, 1.4. Water en leven (p. 22-24)
Moleculaire structuur van water:
- Vorming waterstofbruggen
- Netwerk van waterstofbruggen tussen watermoleculen
- Dipoolmoment
- Oplossen van zoutionen (Na+ en Cl-) vanuit kristalstructuur
(NaCl)
o Vorming watermantel (hydratie) rond individuele
ionen
▪ Eerste mantel: nauw gekoppeld met anion of kation
▪ Tweede mantel
▪ Derde mantel: nog nauwelijks associëren met anion of
kation
▪ ! watermoleculen zijn dynamisch en niet gekoppeld aan een
bepaalde mantel
- In sommige meren kan het zoutgehalte heel hoog worden
o Vb. Dode Zee waar totale zoutgehalte ongeveer 340 g/l bedraagt
1.5. Water & osmotische regulatie (p. 667-668)
Relatie tussen de olijf-water partitiecoëfficiënt en membraanpermeabiliteit voor meer of minder
wateroplosbare moleculen:
1.6. Intern vloeistof milieu (p. 687-688)
Drie compartimentenorganisatie van een dier met aanduiding van de uitwisselingstructuren en richting van
het transport:
intercellulair compartiment: gezamenlijke vloeistof in alle
cellichamen
extracellulair compartiment: vloeistof uit en rond de cellen
De aanwezigheid van meer en minder selectieve kanalen en pompen in de plasmamembraan zorgen voor
een actief onderhouden onevenwicht tussen extra- en intracellulaire milieu)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolienvanaelst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.46. You're not tied to anything after your purchase.