100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting : Genetica $7.46
Add to cart

Summary

Samenvatting : Genetica

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van alle leerstof die je moet kennen voor het examen. De cursus, powerpoints, notities, schema's, examenvragen en opgeloste oefeningen die extra worden gegeven en die je moet voorbereiden voor de lessen zit verwerkt in de samenvatting.

Preview 4 out of 51  pages

  • December 10, 2024
  • 51
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting : Genetica
1. Inleiding genetica
Genetica = erfelijkheidsleer
Genetica is de wetenschap die het fenomeen bestudeert van de overerving van eigenschappen van de ouders
op de nakomelingen.

De centrale figuur van de erfelijkheidsleer is pater G. Mendel (1822-1884).

Mendel is de eerste die stelt dat elke eigenschap overerft door middel van deeltjes (nu genen genoemd). Die
deeltjes zijn volgens Mendel in paren aanwezig. Eén ervan komt van de vader en één komt van de moeder. Deze
deeltjes vererven verder in het nageslacht.
=> De mendelwetten

2. De chromosomen
Ten tijde van Mendel wist men nog zeer weinig over de cel. Pas na Mendel werden "structuren" in de cel
ontdekt die we nu kennen als chromosomen. Nog later werd het verloop van de celdeling bekend.
Elke eukaryotische cel bezit naast haar cytoplasma met ingesloten organellen, een kern.
Een kern bevat : - kernlichaampjes = nucleoli
- kernplasma = nucleoplasma
- chromatisch netwerk = chromatine korrels
Tijdens de kerndeling verdwijnt het kernmembraan -> het chromatisch netwerk en de kernlichaampjes gaan
over in de chromosomen = kernlissen
chromosoom bestaat uit 2 chromatiden en een centromeer




De chromosomen zijn op deze wijze slechts zichtbaar in het begin van de deling.
Chromosomen bestaan uit DNA.
In de periode dat er geen celdeling optreedt, zegt men dat de cel in rust is. In principe is dit juist de fysiologisch
actieve periode want het is dan dat de kern het metabolisme van de cel coördineert. Deze periode wordt de
"INTERFASE" genoemd.

Gedurende de interfase is het DNA (van de chromosomen) aanwezig als lange gerekte draden, die men kan
aantonen als chromatinekorrels of als chromatisch netwerk.
Het is dan in het eerste deel van de celdeling (de profase) dat de chromosomen worden gevormd.

De chromosomen zijn de dragers van de genen.
Een gen is een erfelijkheidsfactor. Het is een stukje DNA dat een eiwit specifieert. Op deze manier kan de
genetische aanleg tot uiting gebracht worden (zie later).

Bij de meeste organismen komen de chromosomen in paren voor. De 2 leden van een paar heten homologe
chromosomen. Een organisme heeft dan 2n chromosomen en wordt diploïd genoemd. De zoogdieren en de
mens zijn diploïde organismen. Ze vormen wel haploïde gameten (n chromosomen)

Vooral in het plantenrijk komen regelmatig polyploïde organismen voor, bijv. 3 x chromosomen = triploïd
4 x chromosomen = tetraploïd enz. met x = het aantal chromosomen in het basisstel.

Wat wordt bedoeld met een basisstel van chromosomen?
De verschillende chromosomen van een basisstel hebben allen een verschillende bouw en ze dragen genen
voor andere kenmerken.

,Oefening
1. Tarwe is hexaploïd en heeft 7 chromosomen in zijn basisstel.
2. Hoeveel chromosomen heeft tarwe dan? Hexa = 6 -> 6 x 7 = 42
3. De verschillende chromosomen van een basisstel hebben allen een verschillende bouw en ze dragen
genen voor andere kenmerken.
4. Geef een schematische voorstelling van een diploïd organisme met basisstel van 7 chromosomen.




5. Hoeveel chromosomen moeten er getekend worden? Di = 2 -> 2 x 7 = 14

Alle organismen van eenzelfde soort, bezitten in al hun cellen, allemaal evenveel chromosomen. Dit aantal is
dus vast voor het organisme. Zo is “n” het aantal chromosomen in de geslachtscel. Bij de mens is dit 23.
De mens zijn totaal aantal chromosomen is 46

3. Enkele definities
Gen = erfelijkheidsfactor, eigenlijk is het een stukje DNA dat een eiwitketen specificeert
DNA = DeoxyriboNucleic Acid = DesoxyriboNucleïnezuur(nucleïnezuur=kernzuur)(zuur=acid)
Gameten = vrouwelijk of mannelijke geslachtscellen

Oefening
De gebruikte termen voor de geslachtscellen van dieren en planten zijn verschillend nl.:
Bij dieren: - Mannelijk : zaadcellen of spermatozoa
- Vrouwelijk : eicel
Bij planten: - Mannelijk : stuifmeelkorrel = pollenkorrel
- Vrouwelijk : eikern

Zygote = ontstaat door versmelting van 2 gameten
Chromosoom = drager van de erfstof, kleurbare draadvormige lichaampjes die in de cel, bij de kerndeling,
zichtbaar worden
Genoom = omvat alle genen gelegen op de chromosomen
Plasmoon = alle extra-chromosomale genen, ze worden ook plasma-genen genoemd omdat ze in het
cytoplasma zijn gelegen. Ze liggen dus niet op de chromosomen in de kern.
Allel of allele = één gen van een paar of van een stel genen (in geval van multiple allelen) die op eenzelfde
plaats (of locus) op homologe chromosomen (= dezelfde bouw, kenmerken en genen) zijn
gelegen. Binnen een diploïde cel zal men dus telkens 2 allelen hebben.
Zijn deze allelen gelijk dan is deze celkern homozygoot voor dit gen.
Zijn de allelen ongelijk, dan is de celkern heterozygoot voor die factor.

Oefening
1. Illustreer met een voorbeeld van een diploïd organisme de begrippen “homozygoot t.o.v. heterozygoot”.
Ogen : B = bruin = dominant
b = blauw = recessief
BB = homozygoot = bruin
Bb = heterozygoot = bruin
bb = homozygoot = blauw

,2. Welk organisme werd in de voorafgaande leerstof reeds behandeld, dat multiple allelen bezit?
Tarwe

Homozygote plant = praktisch alle genen zijn homozygoot. Dit zijn veelal zelfbestuivende planten.
Genotype = geheel van de erfelijke factoren van een individu m.a.w. de erfelijke aanleg.
Fenotype = verschijningsvorm = geheel van waarneembare kenmerken van een individu, wat het resultaat is
van zowel erfelijke als milieufactoren
Inteeltlijn = uit planten die van nature kruisbestuivers zijn, teelt men gedurende generaties na elkaar,
nakomelingen door gedwongen zelfbestuiving.
Door inteelt doet men de graad van heterozygotie afnemen.
Inteelt bij dieren komt tot stand door paring tussen verwanten.

Hybriede = er wordt een verschil gemaakt tussen planten en dieren:
Hybriede planten : gewoonlijk afkomstig van een doelbewuste (gecontroleerde) kruising, waarbij men
de graad van heterozygotie wil opdrijven.
In de praktijk worden hybrieden bij planten verkregen door:
- kunstmatige kruisbestuiving bij van nature uit zelfbestuivers
- kruisbestuiving tussen 2 inteeltlijnen bv. Maïs

Bij dieren : gaat het gewoonlijk om kruisingen tussen 2 verschillende rassen, bv. een kruising tussen een
Suffolkram met een Melkschaapooi, geeft het ontstaan aan de hybride “Lovenaar”.

Monohybriede, dihybriede, trihybriede, polyhybriede, enz...= Deze hybrieden verschillen in het aantal
kenmerken dat men onderzoekt en die
heterozygoot zijn.
Bij een monohybriede wordt één eigenschap in acht genomen waarvoor het organisme heterozygoot is.
Een dihybriede is voor 2 genen heterozygoot.
Een trihybriede is voor 3 genen heterozygoot.
Een polyhybriede is voor meerdere genen heterozygoot.

Verschil tussen trihybriede en triploïd ?
Een trihybriede heeft 3 allelenparen en een triploïd heeft 3 chromosomen

4. De wetten van Mendel
4.1 Inleiding
Veel kruisingen op erwtenplanten (zijn zelfbestuivend)
Verschillende kruisingen :
Monohybride kruisingen: kruisen van 2 organismen die slechts in 1 eigenschap van elkaar verschillen
Bv. AA x aa
Dihybride kruisingen: verschillen in 2 eigenschappen
Bv. AABB x aabb
Trihybride kruisingen: verschillen in 3 eigenschappen
Bv. AABBCC x aabbcc
Polyhybriede kruisingen: kruisingen van 2 organismen van dezelfde soort, die in meerdere eigenschappen
van elkaar verschillen

oefening
zuivere rassen = zelfbestuiving, generaties lang, homozygoot
onderlinge kruising = verschillende afstammelingen van de F1 generatie met elkaar kruisen
terugkruising = de F1 generatie opnieuw kruisen met een van de ouders (P-generatie)

, Voor de Mendelproeven gebruikt Mendel steeds dezelfde kruisingstechniek:
Parentale generatie
Ouderlijke generatie

1e Filiale generatie
1e generatie nakomelingen

2e Filiale generatie
2e generatie nakomelingen

Ontstaat door zelfbestuiving, onderlinge kruising of terugkruising

4.2 Dominantieregel
De dominantieregel zegt dat bij de F1-planten die men verkrijgt, alleen het uiterlijk kenmerk van de dominante
eigenschap tot uiting komt.

Beginnend met Mendel worden de dominante factoren aangeduid met een hoofdletter en recessieve factoren
met de overeenstemmende kleine letter: bv. A: dominant gen en a: recessief gen

Oefening
1. Noteer in genetische termen de oudergeneratie waarbij de eerste ouder homozygoot dominant is en de
tweede ouder homozygoot recessief.
2. Noteer voor beiden het fenotype indien u weet dat het gaat om het dominante kenmerk “hoge plant”
t.o.v. het recessieve kenmerk “lage plant”.
3. Noteer de gameten voor elke plant.
4. Noteer het genotype en het fenotype van de F1-generatie.
5. Noteer de gameten die kunnen gevormd worden door de F1-generatie.
6. Geef het vierkant van Punnett dat het resultaat is van zelfbestuiving van de F1-generatie. Noteer
daaronder de mogelijke genotypes en fenotypes die men bekomt in de F2-generatie.
7. Doe hetzelfde voor als er onderlinge kruising is en voor als er terugkruising is.

Stap 1 & 2: Noteer het genotype en fenotype van de oudergeneratie (homozygoot dominant en homozygoot
recessief).
P-generatie: genotype AA x aa
fenotype Hoog Laag


Stap 3: Noteer de gameten.
Gameten:


Stap 4: Noteer het genotype en fenotype van de F1-generatie.
F1 – generatie: genotype Aa
fenotype Hoog


Stap 5: Noteer de gameten gevormd door de F1-generatie.
Gameten:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kiaravervaeke. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.46. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.46
  • (0)
Add to cart
Added